Gesprek over sterven noodzakelijk
De organisatie SIRE voert al enkele maanden een campagne om het gesprek over de dood in de samenleving te bevorderen. ”De dood, praat erover. Niet er overheen.”
Het is de mens gezet eenmaal te sterven en daarna het oordeel. Dat Bijbelwoord bezet elk mens die er even over nadenkt met angst. Zelfs voor de mensen die mogen weten dat hen na dit leven een beter lot is bereid, is de dood nog steeds ”de koning der verschrikking”.
Al weet iedereen dat te moeten sterven voor ieder mens de enige zekerheid in het leven is, toch wil bijna niemand er aan denken. Meestal wordt het gesprek daarover gemeden en de gedachte daaraan weggeduwd. Dat alleen al is een argument om de campagne van SIRE belangrijk te noemen.
Maar er is meer. Hoezeer het waar is dat het sterven vanaf de val in het paradijs tegen de drang van ieder mens om te leven ingaat, de dood was eeuwenlang een wezenlijk element in het leven en de cultuur. Ze was niet alleen tégen het leven, maar tegelijk behoorde ze bíj het leven. Dat lijkt vandaag de dag niet zo te worden beseft.
Neem alleen de plaats waar de doden worden begraven. Lang was dat op het kerkhof, de ruimte in en rond de kerk. En die stond in het midden van het dorp of de stad. Iedere keer als mensen de kerkdienst bezochten, werden ze eraan herinnerd: ”Memento Mori”, Gedenk te sterven.
Vandaag de dag is dit totaal anders. Zeker, het begraven van de doden buiten de ‘legerplaats’ kan om hygiënische redenen goed verdedigd worden. Tegelijk is het tekenend voor de wijze waarop de samenleving met de dood omgaat dat begraafplaatsen aan de rand van een dorp of stad gesitueerd zijn en omgeven met hoge hagen. Daarmee wordt de realiteit van de dood feitelijk uit de samenleving geduwd.
Deze ontwikkeling zette zich overigens al lang geleden in. Van meer recente datum is de omgang met de regels voor het verkeer ten aanzien van het passeren van een begrafenisstoet.
Formeel mag een rouwstoet bij gelijkwaardige kruisingen niet worden doorsneden als de eerste wagen de kruising is opgereden. In de praktijk gebeurt dat steeds vaker wel. Dat de stoet stapvoets naar het graf ging, was in het verleden vanzelfsprekend. Achteropkomend verkeer bleef achter; tegemoetkomende weggebruikers stonden stil. Voor het wegbrengen van een gestorvene naar het graf hield iedereen de pas in. Kom daar tegenwoordig maar eens om. Niet zelden halen geïrriteerde weggebruikers de stoet in. Soms zelfs hard toeterend om ruimte voor zichzelf op te eisen.
Rouwverlof
Ook in de sfeer van het werk is er doorgaans weinig ruimte voor de dood. Ons land kent tot op heden geen wettelijk rouwverlof. Wel is het zo dat in diverse cao’s de regel staat dat bij het overlijden van een familielid in de eerste graad (echtgenoot, ouder of kind) iemand vier dagen vrij kan nemen. Maar de dag na de begrafenis wordt men weer op het werk verwacht.
In verschillende Europese landen, zoals Frankrijk, Portugal, Spanje en Slovenië is er bij wet meer ruimte geregeld om te rouwen. In België is vorig jaar de bestaande regeling van drie dagen rouwverlof uitgebreid naar tien. Op dit terrein loopt Nederland dus achter.
In verschillende cao’s zijn nadere afspraken gemaakt. En dat neemt toe. In 2017 kenden negen cao’s een regeling voor rouwverlof, in 2019 waren dat er zestien. Ook is het waar dat individuele ondernemingen een eigen beleid kunnen voeren waarin de rouwende familieleden meer ruimte krijgen om het verlies te verwerken.
De meeste bedrijven zijn echter nog steeds terughoudend om de rouwregels op papier vast te leggen. Zij stellen dat er voldoende alternatieven zijn, zoals het calamiteitenverlof, ziekteverzuim of onbetaald verlof. Ook wijzen zij op de financiële gevolgen voor ondernemers als de verlofregeling wordt uitgebreid. Werkgeversvereniging AWVN en ondernemersvereniging ONL ontraden een wettelijk verlof. Zij vinden dat het bestaande persoonlijk keuzebudget van werknemers voldoende mogelijkheden biedt om vanwege rouw vrij te nemen. Met andere woorden: het bedrijfsbelang gaat voor het verdriet van de nabestaanden.
Toch zijn er ook signalen van verandering. Vakorganisatie CNV pleit voor een wettelijk rouwverlof van tien dagen. Uitvaartorganisatie Monuta adviseert een verlofperiode van zes weken, waarbij de laatste vier weken flexibel kunnen worden ingezet.
Het valt niet te verwachten dat de adviezen van Monuta zullen worden opgevolgd. Als er al een regeling komt, zal die naar alle waarschijnlijkheid soberder zijn. Maar het staat bedrijven natuurlijk vrij een ruimere verlofregeling te formuleren. Christelijke bedrijven en instellingen zou het sieren daarover serieus na te denken. In die kringen is doorgaans het besef nadrukkelijker aanwezig dat sterven een ontzettend ingrijpend gebeuren is. Daarbij past het dan ook om alle ruimte te geven aan verwerking en bezinning.
De roep om een wettelijke regeling lijkt inmiddels weerklank te vinden in de Tweede Kamer. In november vorig jaar werd een rondetafelgesprek gehouden over het thema rouwverlof. Waren het voorheen de fracties van GroenLinks en SGP die streden voor een wettelijke regeling, nu lijkt het erop dat ook andere partijen hiervoor voelen. Daarnaast heeft het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vorig jaar onderzoek gedaan naar de implicaties van rouw op de werksituatie.
Voorbereiding
De campagne van SIRE toont aan dat het besef groeit dat de dood niet iets is waar je zomaar overheen kunt praten. Het pleidooi om echt ruimte te creëren voor het gesprek over het sterven van een dierbare is positief te duiden en verdient bijval. Hoe hard kan het zijn als een werknemer de dag na de begrafenis van een geliefde weer aan de slag moet. Terecht dat SIRE zegt: „Praat er niet overheen.” Evenzo is het goed dat in de gezondheidszorg recent meer aandacht wordt gevraagd voor het gesprek door artsen en verpleegkundigen over het (aanstaand) sterven.
Met deze veranderingen is overigens niet alles zonder meer ten goede veranderd. De vraag is namelijk wat in deze gesprekken aan de orde komt. Het welbevinden van de rouwenden mag daar zeker een plaats in hebben. Maar dat is niet het enige. Uiteindelijk gaat het erom dat in het gesprek de ernst van het leven als voorbereiding op het sterven aan de orde komt. Als dat element wordt gemist, is het gesprek leeg. Memento Mori – Gedenk te sterven.
De auteur is oud-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad.