Ook de koe in de wei krijgt met strengere stikstofregels te maken
Het kabinet wil het stikstofprobleem sneller en harder aanpakken. Vooral de landbouw moet Nederland uit het moeras trekken. De boodschap: innoveren, nóg strengere regels en inkrimpen. Vooral dat laatste.
De tijd van pappen en nathouden is voorbij. Dat blijkt uit de brief die stikstofminister Christianne van der Wal vrijdag naar de Tweede Kamer stuurde. Die debatteert woensdag over de in de brief geschetste hoofdlijnen van het stikstofbeleid. De uitstoot móet omlaag, schrijft de bewindsvrouw: „Vrijwillig waar het kan, verplicht waar dat niet lukt.”
Waarom moet de uitstoot naar beneden?
In mei 2019 haalde de Raad van State een streep door het toenmalige stikstofbeleid, bekend onder de afkorting PAS. Dat was in strijd met Europese regelgeving, oordeelde de hoogste bestuursrechter. Kwetsbare natuur in Nederland dreigt onherstelbare schade op te lopen doordat er te veel stikstof neerslaat.
Wat doet die stikstof precies?
Planten hebben stikstof nodig om te groeien. Maar het steekt nauw. Als er te veel stikstof in de grond terechtkomt, gaan bijvoorbeeld grassen harder groeien terwijl andere –zeldzame– planten verdwijnen. Ook dieren die van die planten afhankelijk zijn, krijgen het daardoor moeilijk. Met andere woorden: de biodiversiteit neemt af.
Wat waren de gevolgen van de uitspraak?
De vergunningverlening in het kader van de Wet natuurbescherming stokte. Duizenden bouw- en infrastructuurprojecten kwamen stil te liggen. Bovendien kregen meer dan 3500 bedrijven –vooral veehouderijen– opeens het stempel ”illegale activiteit” opgedrukt. Dit zijn de zogeheten PAS-melders.
Is er in drie jaar niets gebeurd?
Jawel. Een korte klap was de beperking van de maximumsnelheid op snelwegen in het voorjaar van 2020. Die geeft tijdelijk lucht aan de woningbouw.
Ook lanceerde en verruimde het vorige kabinet een aantal regelingen voor vrijwillige uitkoop van veehouders. De belangstelling daarvoor valt echter tegen.
Verder werd in 2021 een nieuwe stikstofwet ingevoerd. Die moet ervoor zorgen dat de uitstoot van stikstof in 2035 met de helft verminderd zal zijn ten opzichte van 2019. Bovendien moet driekwart van de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden er in dat jaar gezond voor staan. Het nieuwe kabinet heeft de streefdatum intussen met vijf jaar vervroegd naar 2030.
De wet garandeert ook dat de PAS-melders worden gelegaliseerd. Dat gaat jaren duren. Enkele milieugroepen voeren met succes juridische procedures om provincies te dwingen tot handhaving – lees: aanpakken van ”illegale” activiteiten.
Kortom, er zit nog te weinig schot in de zaak?
Dat is precies het probleem waar het kabinet mee worstelt. De coalitie trekt tot 2035 maar liefst 25 miljard euro uit voor aanpak van de stikstofcrisis en herstel van de natuur, waarvan ruim 7 miljard bestemd is voor uitkoop van boerenbedrijven. Maar hoe het tij in de kwestie precies gekeerd moet worden, is uit de hoofdlijnenbrief van minister Van der Wal nog altijd niet duidelijk. Veel moet nog worden onderzocht, provincies moeten zogeheten gebiedsplannen opstellen waarin doelen op gebied van stikstof, natuur, klimaat en water tegelijk worden aangepakt.
Wel is al zeker dat boeren die zich snel vrijwillig aanmelden voor uitkoop een extra ruime vergoeding krijgen. Hoe groot die uitpakt, blijft onduidelijk. Piekbelasters (bedrijven die veel stikstof uitstoten in de buurt van kwetsbare natuur) die het erop aan laten komen, kunnen uiteindelijk worden gedwongen om te stoppen.
Verder komt er onderzoek naar de staat van natuurgebieden. Dat zal ruim een jaar –uiterlijk tot juli 2023– in beslag nemen. Uit zogeheten quick-scans moet komende maand al duidelijk worden waar de situatie het meest kritiek is, en dus snel moet worden ingegrepen.
Eerder is er ook gesproken over het afpakken van latente (onbenutte) ruimte in bestaande vergunningen. Wat schrijft de minister daarover?
Eigenlijk nog niets concreets, alleen dat ze de regels nog vóór de komende zomer wil aanscherpen. Maar een citaat als het volgende, wat vakblad Boerderij uit de mond van de minister optekende, klinkt voor boeren niet geruststellend: „Ik ben op dit moment daarover in gesprek met provincies. We willen niet de ondernemersruimte afpakken van boeren met een stal voor 100 koeien waar nu 80 dieren in staan. Maar lege stallen waarvan vergunningen worden ingezet, voegen weer stikstofuitstoot toe, dat moeten we niet hebben.”
In één adem noemt ze bij dat aanscherpen ook het zogeheten intern en extern salderen (schuiven met stikstofrechten binnen één bedrijf of tussen verschillende ondernemingen), koeien in de wei laten, bemesting van boerengrond en de zogeheten RAV-normen. Stuk voor stuk onderwerpen waar verschillende rechters vraagtekens bij hebben geplaatst. Neem de RAV-normen. Hierbij gaat het om de berekende vermindering van de stikstofuitstoot door technische ingrepen zoals emissie-arme stalvloeren of luchtwassers. De provincies gebruiken die bij de beoordeling van vergunningen. Rechters zijn niet overtuigd van de winst voor het milieu.
Dit gaat allemaal over de landbouw. Is dat de enige sector die voor de oplossing van de stikstofcrisis moet zorgen?
Ook het nieuwe kabinet stelt dat „alle sectoren” evenredig moeten bijdragen aan de verschillende verduurzamingsdoelen, waaronder vermindering van de stikstofuitstoot. Maar duidelijk is dat de landbouw het leeuwendeel voor haar rekening moet nemen. Minister Van der Wal schreef een brief van 21 kantjes. Daarin is welgeteld één alinea gewijd aan industrie, bouw en verkeer en vervoer.
De oorlog in Oekraïne heeft in Europa het onderwerp voedselzekerheid prominent op de agenda gezet. Heeft dat nog gevolgen voor het Nederlandse stikstofbeleid?
Minister Van der Wal benadrukt, mede namens haar collega Henk Staghouwer van Landbouw, dat „een voldoende veerkrachtige landbouw belangrijk en onmisbaar is voor duurzame voedselvoorziening en een leefbaar landelijk gebied.”
Maar consequenties trekt het kabinet daar nog niet uit. Het blijft bij de aankondiging dat minister Staghouwer „voor de zomer” met plannen komt om boeren „die willen blijven boeren te helpen een toekomstbestendige keuze te maken.”