In veel kerken in Nederland werden in deze maanden ambtsdragers bevestigd en herbevestigd. Toch lukt het niet alle gemeenten om de vacatures te vervullen. „We zijn nu drie verkiezingsrondes verder en onlangs zijn we begonnen aan een vierde ronde”, zegt ds. A. Goedvree, predikant van de hervormde gemeente te Hoevelaken. „Er zijn nog twee vacatures, beide voor ouderling.”
In totaal moesten er dit jaar zeven vacatures worden vervuld. Volgens de predikant is dat uitzonderlijk. „De meeste vacatures zijn ontstaan doordat de broeders hun ambtstermijn vervuld hadden”, vertelt ds. Goedvree.
In hervormd Hoevelaken stelt de kerkenraad dubbeltallen op. „Broeders die vervolgens niet verkozen zijn, kun je niet zomaar opnieuw op een verkiesbare plek zetten. Na elke ronde vallen meerdere kandidaten af: degenen die niet gekozen zijn en degenen die hun benoeming niet aanvaarden. Bij veel vacatures raak je dan snel door de kandidaten heen.”
Het tekort staat in verband met een zekere krimp van de gemeente, denkt ds. Goedvree. „Tegelijk zie je ook een zekere geestelijke vervlakking. De roeping tot het ambt kan veel verlegenheid oproepen over hoe dat geestelijk en praktisch gestalte moet krijgen.”
Ook voor de kerkenraad van de christelijke gereformeerde kerk (cgk) te Kampen was het dit jaar moeilijker dan voorheen om geschikte ambtsdragers te vinden, aldus ds. A. Hakvoort, predikant van de gemeente. „In onze kerkenraad waren er dit jaar drie broeders aftredend. Uiteindelijk is het wel gelukt om deze vacatures te vervullen.”
Dat het steeds moeilijker gaat, ligt onder andere aan de toenemende druk op het gezin, denkt ds. Hakvoort. „Waar vroeger vaker alleen de man werkte, hebben nu de man en vrouw soms allebei een baan. Zij moeten dan de taken in het gezin verdelen. Dat gaat soms ten koste van de inzet voor de kerk.”
Roeping
Ds. P. D. J. Buijs, tweede voorzitter van het moderamen (bestuur) van de generale synode van de CGK, ziet dat steeds meer gemeenten worstelen met deze problematiek. Hij bevroeg onlangs verschillende gemeenten, die behoren tot de classis Amersfoort, over de mogelijke oorzaken hiervan.
Uit de rondvraag kwamen verschillende redenen naar voren, zoals vergrijzende gemeenten en krimpende kerken. „Bovendien vragen broeders sneller ontheffing, omdat ze minder zwaar lijken te tillen aan de roeping tot het ambt. Het ambt wordt steeds vaker gezien als een gewone functie in de gemeente, vergelijkbaar met een penningmeester of een voorzitter van een commissie.”
De predikant uit Nunspeet vindt dit een geestelijk probleem. „Het toont een zekere matheid en ingezonkenheid aan. Leeft de gedachte nog wel dat het een voorrecht is om de Heere te dienen? Zo zijn er broeders die afzien van het ambt vanwege de voorbeeldfunctie om tweemaal naar de kerk te gaan, terwijl in die gemeenten de tendens heerst om eenmaal per zondag te kerken.” Ook hoorde ds. Buijs van broeders die ontheffing vragen van hun ambt omdat ze opzien tegen de vele vergaderingen.
P. J. Vergunst, algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond (GB) in de Protestantse Kerk in Nederland, herkent de laatste oorzaak. „Besluitvormende processen in de gemeente gaan vaak langzaam. Dit kan broeders leegzuigen, waardoor de vreugde in het ambt verdwijnt.”
Hij ziet als gevolg hiervan dat ambtsdragers hun termijn minder snel verlengen. „Bijna iedereen maakte voorheen zijn ambtstermijnen vol. Nu stoppen broeders eerder, daardoor is het verloop groter. Voor kerkenraden wordt het in het algemeen lastiger om de ambten te vervullen.”
Vreugde
Ds. Buijs en Vergunst zien dat kerkenraden soms kiezen om minder te vergaderen. Ds. Buijs: „In een grote gemeente komt het weleens voor dat de kerkenraad slechts tweemaal per jaar in totaliteit samenkomt. Bestuurlijke zaken worden dan besproken in een breder moderamen, een Kerkenraad Algemene Zaken (KAZ). Hoewel ik creatieve oplossingen waardeer, zie ik wel praktische bezwaren. Zo kunnen besluitvormende processen vertragend werken. Een ouderling mag in bepaalde gevallen maanden na een aangenomen besluit door de KAZ nog bezwaar maken in de kerkenraad.”
Daarnaast, geeft hij aan, is elke ambtsdrager verantwoordelijk voor de genomen beslissingen. Die taak kun je niet toewijzen aan de KAZ. „Wel kan een moderamen een voorbereidende functie hebben en in noodgevallen zelfs beslissingen nemen.”
Vergunst beaamt dat de keuze voor een breder moderamen moeilijkheden met zich meebrengt. „Het vergt onderling vertrouwen. Een kerkenraad moet duidelijke afspraken maken over wie wat doet en waar welke verantwoordelijkheid ligt. Ook is het belangrijk dat niet alleen broeders zitting nemen in het moderamen die van vergaderen houden. Dan kan de sfeer binnen een moderamen te zakelijk worden.”
Toch is deze mogelijkheid volgens Vergunst niet onmogelijk. Hij ziet voordelen en daarom zit er volgens hem mogelijk toekomst in. „In de coronatijd kostte het ambtsdragers veel energie om besluiten te nemen over coronamaatregelen. De bezinning zou goed door een kleiner groepje gedaan kunnen worden, zodat ambtsdragers worden ontlast. Een ambtsdrager kan zich overal voor beschikbaar stellen, maar waar ligt zijn eerste roeping? Liever wat minder overleg en wat meer tijd voor diaconaat of pastoraat. Leidinggeven aan het geestelijke leven is je eerste roeping als ouderling. Ik begrijp dat de praktijk weerbarstiger is, maar het gaat om de denkrichting. Hoe zorgen we dat iedereen die geroepen en beschikbaar is zijn werk met vreugde doet? Als je vreugde ervaart in het ambt, dan houd je het langer vol.”
Weduwe
Een tweede mogelijke oplossing voor het groeiende tekort aan ambtsdragers is dat ouderlingen minder pastorale bezoeken met elkaar afleggen. Zowel ds. Buijs als Vergunst noemt deze mogelijkheid. Een kerkenraad kan dit op verschillende manieren vormgeven. Een optie is dat ouderlingen niet meer samen op huisbezoek gaan. Vergunst: „Ik denk dat deze ontwikkeling goed is. Met z’n tweeën op huisbezoek gaan, kost veel tijd.”
Ook ds. Buijs ziet hier enerzijds voordelen in. „Wanneer een ambtsdrager niet mee hoeft naar de adressen van een andere broeder, kan hijzelf meer bezoeken afleggen. Stel, je hebt normaal dertig adressen in je wijk, dan heb je er zestig als je meegaat met een andere broeder. Als een ouderling alleen nog maar adressen in zijn eigen wijk hoeft te bezoeken, kan hij zijn wijk vergroten. De kerkenraad heeft op deze manier minder ambtsdragers nodig.” Vergunst is zelf ambtsdrager geweest. „Vrijwel altijd ging ik alleen op huisbezoek en ik heb hier goede ervaringen mee. Je spreekt gemakkelijker van hart tot hart. Een predikant gaat ook vaak zonder ouderling op bezoek. Tegelijkertijd kost het bezoekwerk dan wel veel energie, omdat je het gesprek alleen gaande moet houden en de verantwoordelijkheid alleen draagt.”
Zowel ds. Buijs als Vergunst benadrukt echter wel dat het niet in alle gevallen gewenst is om alleen op huisbezoek te gaan. Vergunst noemt het voorbeeld van een alleengaande vrouw of weduwe. „Dan is het beter om samen op bezoek te gaan.” Ds. Buijs vult aan: „Als je een beginnende ambtsdrager inwerkt of als er een zaak rondom de tucht speelt, is het verstandig om met z’n tweeën zulke huisbezoeken af te leggen. Twee broeders horen meer dan een en je kunt overleggen voordat je verslag doet aan de kerkenraad.”
Geheimhouding
Een andere manier om ambtsdragers te ontlasten in het pastoraat is door een bezoekbroeder of -zuster mee te nemen in plaats van een andere ambtsdrager. Ds. Buijs plaatst hierbij echter kanttekeningen, hoewel bezoekbroeders zijns inziens wel een waardevolle en aanvullende taak kunnen hebben. Hij denkt niet dat zij het pastoraat kunnen vervangen. „Je weet tijdens een huisbezoek vooraf niet precies wat je tegenkomt. Soms zijn bepaalde zaken niet geschikt voor een bezoekbroeder om te horen. Ook kan zijn komst voor mensen een drempel zijn. Gemeenteleden kunnen zich geremd voelen om vrij te spreken. Een ambtsdrager heeft toch een grotere verantwoordelijkheid.”
Vergunst ziet minder bezwaren bij de inzet van bezoekbroeders en -zusters. „In een regulier huisbezoek komt niet vanuit het niets de tucht aan de orde. Vaak is dit van tevoren wel duidelijk. Als ambtsdrager is het je verantwoordelijkheid om kwetsbare situaties aan te voelen.”
Een bezoekbroeder of -zuster heeft geen ambtsgeheim, maar dat hoeft het probleem niet te zijn, denkt ds. Buijs. „Ik ken gemeenten waar leden met taken buiten de kerkenraad geheimhouding afleggen met behulp van een daarvoor opgesteld formulier. Zo denk ik aan pastorale teams die psychosociale hulp verlenen aan gemeenteleden. Voor zulke taken geldt vaak een geheimhoudingsplicht; het gaat immers om vertrouwelijke dingen.”
Schapen
Een nog verdergaande optie is om bezoekbroeders en -zusters zelfstandig bezoeken te laten afleggen. Ambtsdragers wijzen hun adressen toe van gemeenteleden, als zij zelf niet toekomen aan de bezoeken. Hiermee ontlast je de ambtsdrager en vergroot je de verantwoordelijkheid van bezoekbroeders en -zusters.
Ds. Buijs voelt hier weinig voor: „Opzicht en tucht horen bij de ambtelijke dienst. Dat is een wezenlijk andere taak dan die van een bezoekbroeder of -zuster. Bovendien geloof ik dat een ouderling geroepen is om zijn schapen te kennen. Als een ouderling enkel een aansturende taak heeft in het pastoraat, doet hij aan die roepstem tekort. Het voldoet niet aan het ouderlingschap zoals we dat in de Bijbel tegenkomen.”
Vergunst vindt deze laatste optie eveneens te ver gaan. Hij pleit ervoor dat ambtsdragers juist meer diaconaat en pastoraat bedrijven in plaats van minder. „Het herder zijn in je wijk en het omzien naar elkaar zijn de kern van het werk van een ambtsdrager. Doe dingen waartoe je het meest geroepen bent. De vreugde in het ambt ligt voor velen niet in het vergaderwerk, maar in het pastoraat.”