Kerk & religie
Een kerkorde herzien, hoe gaat dat?

Het werk was intensief, maar ook hoognodig. De Gereformeerde Gemeenten en Gereformeerde Gemeenten in Nederland sloegen de handen ineen voor een actualisering van de Dordtse Kerkorde. Dit jaar moet de herziene kerkorde kerkelijk bekrachtigd worden. Een kijkje in de keuken: welke keuzes moesten worden gemaakt?

23 January 2020 13:01Gewijzigd op 30 August 2022 15:36
Mr. dr. J. T. van den Berg (links) en mr. A. Weggeman. beeld RD, Anton Dommerholt
Mr. dr. J. T. van den Berg (links) en mr. A. Weggeman. beeld RD, Anton Dommerholt

Beide kerken besloten afzonderlijk dat het nodig was de kerkorde bij de tijd te brengen. Toch wisten ze elkaar snel te vinden. In de afgelopen jaren werkten het deputaatschap kerkrecht van de Gereformeerde Gemeenten (GG) en een werkgroep vanuit de Gereformeerde Gemeenten in Nederland (GGiN) nauw samen aan een actualisering van de Dordtse Kerkorde (DKO). Die samenwerking verliep voortreffelijk, zegt mr. dr. J. T. van den Berg, secretaris van het deputaatschap. „Er is geen wanklank gehoord.” Mr. A. Weggeman sluit zich daar vanuit de GGiN-werkgroep bij aan. „Onze synode gaf ons in 2017 de opdracht mee om bij een herziening van de DKO over de grens van ons kerkverband heen te kijken.”

De beide kerken hebben hun oorsprong in de vereniging van 1907 waaruit de GG ontstonden, maar scheurden in 1953. De gezamenlijke wortels bleken tijdens het herzien van de kerkorde. Zo gebruiken beide kerken de DKO zoals die door ds. G. H. Kersten al deels werd geactualiseerd, als ‘grondwet’ voor de kerkelijke rechtsregels. Een halve eeuw na de scheuring kennen de kerken nog een vrijwel identieke inrichting. Op enkele kleine verschillen na, zoals het ontbreken van particuliere synodes in de GGiN.

De herzieners hadden aanvankelijk alleen mandaat voor tekstuele aanpassingen. Van den Berg: „Dat was een intensief en langdurig proces. Het begint met grondig kijken wat er staat én wat er niet staat. Woorden hadden vier eeuwen terug vaak een heel andere betekenis. Zo spreekt de DKO over het voorweten van een classis; is dat nu instemming of alleen maar voorkennis?”

Willekeur

Toch bleek al snel dat een taalkundige revisie niet voldoende zou zijn. De kerkelijke praktijk is in vier eeuwen sterk veranderd. Sommige artikelen bleken achterhaald, in andere gevallen ontbraken juist regels. Weggeman: „Met name de willekeur die kan zitten in de toepassing van de kerkorde, is problematisch. Zo is er geen kerkenraad in Nederland die wekelijks vergadert, terwijl de DKO dit wel voorschrijft. Stel dat iemand vanwege een tuchtprocedure naar de burgerlijke rechter gaat. Die rechter kan ons dan willekeur verwijten in de toepassing van de kerkorde: we hanteren immers de ene regel wel, maar de andere niet.”

Van den Berg: „Zowel naar binnen toe in de kerk als naar buiten toe moet duidelijk zijn welke regels de kerk hanteert.”

Weggeman: „Het is mooi dat de DKO zelf wijst op het belang van herziening. Het laatste artikel van de kerkorde spreekt uit dat wijzigingen zelfs moeten worden aangebracht wanneer dat nodig is voor het nut van de gemeenten. De Dordtse vaderen zagen de kerkorde niet als monument.”

Van den Berg: „Destijds gold de DKO ook niet als ideale kerkorde. Achter de artikelen zit een enorm spanningsveld van de verhouding tussen kerk en staat. Er moesten bepalingen in worden opgenomen waar de kerken niet blij mee waren. Zo mocht de overheid zich bemoeien met predikantsbenoemingen en kon elke kerkenraadsvergadering worden bijgewoond door een overheidsvertegenwoordiger. Dat past niet in een Bijbelse visie op kerk-zijn, maar zulke concessies dwong de overheid af.”

Vervangen

De beslissing om ook inhoudelijk over te gaan tot herziening, stelde voor veel keuzes. Elk van de 86 artikelen werd grondig besproken, hertaald en waar nodig aangepast, vervangen of geschrapt. Ondanks de omvang van het project is een geheel nieuwe kerkorde nooit een optie geweest. Van den Berg: „Het uitgangspunt was altijd: zo dicht mogelijk bij de DKO blijven, liefst ook tekstueel. De DKO is echt het prototype van een gereformeerde kerkorde. Als we een nieuwe kerkorde hadden geschreven, waren we toch op de hoofdlijnen van de DKO uitgekomen. Het gaat om de vraag wat wezenlijke, onopgeefbare elementen zijn die gehandhaafd moeten blijven. Dan denk ik bijvoorbeeld aan de ambten. Zo willen we niet aan aparte commissies die zich uitspreken over appelzaken, omdat we willen blijven bij de Bijbelse basis van ambtelijke besluitvorming in de kerk. Een ander wezenlijk element in de DKO is de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeente.

Tegelijk kwamen we zaken tegen in onze huidige kerkelijke praktijk die in de DKO niet voorkomen. Denk aan de predikantsopleiding en het curatorium in onze kerken. Dat ging in de oude vaderlandse kerk via de universiteiten heel anders. Ook over de persoon van de consulent spreekt de DKO niet. Toch zijn dat zulke wezenlijke zaken in onze kerken, dat we daar iets over moesten zeggen in de kerkorde.”

Weggeman: „We hebben in onze herziening echt de structuur van de DKO in stand gehouden, zoals de artikelnummering. Soms hebben we een artikel onder hetzelfde nummer geheel vervangen. Zo kwam in de plaats van artikel 51 over de Waalse kerken nu een artikel over de correspondentieband tussen kerken. Als er echt een nieuw artikel nodig was, hebben we die achter een bestaand artikel gevoegd, met toevoeging van de letter a. Zo spreekt het nieuwe artikel 29a over de kerk als rechtspersoon. Zo blijft de nummering intact. Ook zijn er lege artikelnummers. Deze manier van werken is ook praktisch van belang omdat zo de band met het verleden blijft bestaan. Er ligt een eeuwenlange geschiedenis van kerkelijke jurisprudentie en handboeken. In die lijn wilden we blijven staan. We hebben geen Goudse of Barneveldse kerkorde geschreven, maar we blijven dit de Dordtse Kerkorde noemen.”

Van den Berg: „Sommige artikelen hadden taalkundig nog verder aangepast kunnen worden. Maar we wilden dat de geest van de DKO zichtbaar bleef. Er zitten daarom ook nog wat oudere zinsconstructies in.”

Verschillen

Wie op deze manier de kerkorde actualiseert, kan niet om wezenlijke vragen heen. Er speelt meer dan alleen de nieuwe situatie een plaats geven in de kerkorde. Want kan een verandering in de kerkelijke praktijk ten opzichte van de 17e eeuw soms niet ook een achteruitgang zijn?

De herzieners zijn zich bewust van deze vragen. Van den Berg: „Zulke discussies waren er regelmatig. Neem artikel 59, over de volwassendoop. De DKO schrijft dat deze gedoopten „schuldig zijn het avondmaal des Heeren te gebruiken, hetwelk zij bij hun doop zullen beloven te doen.” Daaruit lijkt een andere avondmaalspraktijk te spreken dan wij nu in onze gemeenten kennen. Toch hebben we daar gezegd: we mogen niet sleutelen aan deze tekst en er iets anders neerzetten.”

Weggeman: „Zulke artikelen functioneren ook als een spiegel. In het formulier voor de volwassendoop wordt er vergelijkbaar over geschreven. De eenheid met die formulieren wilden we ook bewaren.”

Van den Berg: „Een andere afweging maakten we bij de diensttijd van ambtsdragers. Het oude artikel 27 spreekt over twee jaar. Onder Smijtegelt in Middelburg heeft dat zo wel gefunctioneerd en wisselde om de twee jaar de hele kerkenraad. Tegelijk is de praktijk hierin altijd al verschillend geweest. Voetius vond twee jaar te kort met het oog op continuïteit in de kerkenraad. Er is geen sprake van een Bijbels principe. In de herziening wordt nu gesproken over een termijn van drie of vier jaar.”

Appelregeling

Naast de kerkorde werd een appelregeling opgesteld. Het gaat daarin om de gang van zaken wanneer iemand bij een meerdere vergadering bezwaar aantekent tegen een beslissing van de kerkenraad. Van den Berg: „In de huidige procedures rond een appel ontbrak tot nu toe het aspect van snelheid van de beslissing. Daaraan komen we in ons voorstel tegemoet met het instellen van een voorbereidingscommissie. Deze commissie kan het appel vast doornemen, bijvoorbeeld op de ontvankelijkheid. Indien nodig kan de commissie de classis adviseren om vervroegd bij elkaar te komen. Daarnaast wordt de mogelijkheid ingesteld om als classis een voorlopige voorziening te treffen, in afwachting van een definitief besluit.”

Weggeman: „Als de overheid ons als kerken de vrijheid geeft om zelf in het kerkelijk leven de rechtspraak vorm te geven, is het belangrijk dat we regels hanteren die aansluiten bij de beginselen van ons burgerlijke recht. Bijvoorbeeld: geen willekeur toepassen, onpartijdigheid, hoor en wederhoor toepassen.”

Van den Berg: „Tegelijk zeiden we telkens: het kerkrecht heeft een geestelijk karakter. Het gaat om orde en vrede in de gemeente, waarbij de Bijbel het richtsnoer is. We zijn kerk en moeten kerk blijven. We willen dus in lijn zijn met dwingende overheidsvoorschriften, en tegelijk duidelijk maken dat de appelprocedure een geestelijk proces is.”

Weggeman: „Dat klinkt ook in de regeling door. We moeten ervoor waken om aan te willen sluiten bij de trend van juridisering in de samenleving. In de kerk staat de persoon centraal, het behoud van de mens. We hebben daarom ook telkens benadrukt: de appelprocedure hoeft niet tot het eind toe doorlopen te worden. Bij elke stap is verzoening mogelijk.”

Artikel 6

Oud artikel: „Ook zal geen dienaar dienst mogen aannemen in enige particuliere heerlijkheden, gasthuizen of anderszins, tenzij dat hij voorheen geadmitteerd en toegelaten is, volgens de voorgaande artikelen; en hij zal ook niet minder dan anderen de kerkenordening onderworpen zijn.”

Nieuw artikel: „De rechtsverhouding tussen kerkenraad en dienaar des Woords is een kerkelijke rechtsverhouding van geheel eigen aard, die beheerst wordt door de bepalingen van het eigen kerkrecht, die gebaseerd zijn op de Bijbel als Gods Woord, de daarop gegronde Formulieren van Enigheid, alsmede deze kerkorde.”

Toelichting mr. Weggeman: „Dit is een voorbeeld van een nieuw artikel in plaats van een oud artikel. De bedoeling van het oorspronkelijke artikel, over de verbinding van de predikant aan een instelling, heeft een plaats gekregen in artikel 7. De plek van artikel 6 is nu gebruikt om iets nieuws te verankeren in de kerkorde. Hier maken we duidelijk hoe de kerk de verhouding ziet tussen een predikant en zijn gemeente. Zo kun je bijvoorbeeld niet zeggen dat de kerkenraad de werkgever is van een predikant.”

Artikel 65

Oud artikel: „Waar de lijkpredikatiën niet zijn, zal men ze niet instellen. En waar ze nu alreeds zijn aangenomen, zal naarstigheid gedaan worden om ze met de gevoeglijkste middelen af te doen.”

Nieuw artikel: „Het houden van lijkpredicaties is niet geoorloofd. Bij een begrafenis wordt, op verzoek van de familie, een sobere bijeenkomst gehouden, waar onder verantwoordelijkheid van de kerkenraad vanuit het Woord gesproken wordt. Dit is geen eredienst.”

Toelichting mr. Van den Berg: „Dit is een voorbeeld van een aangepast artikel. De situatie rond lijkpreken is nu heel anders dan in 1619. Toch hebben we, vanwege de band met het verleden, het begrip gehandhaafd. Tegelijk is het artikel uitgebreid door te omschrijven wat we wél willen; welke elementen wezenlijk zijn in rouwdiensten.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Meer over
Synode GG

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer