In de grond wroeten is gezond
Met je handen in de aarde wroeten: daar fleurt een mens van op. Het kan zelfs helend werken, weet tuintherapeut Rien Bogert. Waarom dat zo is? „Buiten bezig zijn geeft je de ervaring dat je onderdeel bent van een groter geheel: van de schepping.”
Februari is niet echt een tuinmaand. Maar ook nu valt er buiten, als je ervoor openstaat, van alles te beleven. De sneeuwklokjes staan al boven de grond. De takken van struiken en bomen lijken van een afstandje nog kaal en doods, maar als je wat beter kijkt, zijn er vaak al knoppen zichtbaar. Menige vogel heeft het voorjaar in z’n bol en is bedrijvig in de weer. En al is het nog te vroeg om slaplantjes uit te poten of het gras te maaien, er is altijd wel wat te doen. De hortensia’s snoeien, opgewaaid blad van het gazon harken, of misschien tuinbonen of peultjes leggen.
Kas
Ook al ziet het er nu niet zo aanlokkelijk uit: naar buiten gaan en daar wat ondernemen is in elk seizoen een goed idee. Dat geldt zeker voor mensen die het grootste deel van de dag binnen zitten. Wat de afgelopen maanden voor velen de realiteit was; omdat ze in quarantaine zaten, omdat ze vanwege de coronamaatregelen thuiswerkten, omdat er buiten de deur weinig te doen was, of omdat ze uit eigen beweging contact met andere mensen wat uit de weg gingen.
„Als je binnen blijft, wordt het leven al snel eenzijdig. Voor je het weet ben je alleen nog maar met jezelf bezig. Zodra je de deur uit stapt, verandert dat. Je ziet vogels vliegen, je hoort de wind in de takken van de bomen, je ruikt de geur van natte aarde. Buiten zijn en buiten bezig zijn geeft je de ervaring dat je onderdeel bent van een groter geheel: van de schepping”, zegt Rien Bogert (1957).Hij werkt als tuintherapeut bij Eleos-behandelcentrum de fontein, waar hij samen met cliënten al jaren voor het tuinonderhoud verantwoordelijk is. Sinds 2003 is de kas op het ruime en bosrijke terrein in Bosch en Duin zijn onderkomen en uitvalsbasis, maar het grootste deel van de dag is hij buiten bezig. „Als ze me binnen niet kunnen vinden, zeggen ze: Hij zit ergens in het bos. Het is trouwens wel aardig om te vermelden dat die kas er indertijd dankzij een actie van het Reformatorisch Dagblad is gekomen.”
Verpleegkundige
Over twee jaar gaat Bogert met pensioen. Hij hoopt dat er voor die tijd een opvolger voor hem wordt gevonden. Dat is mede de reden dat Eleos een boekje over het belang van tuintherapie heeft uitgegeven. „Ik zie dat zelf als een soort bedankje voor mijn werk. Maar het is ook een manier om deze vorm van therapie onder de aandacht te brengen. Misschien dat iemand denkt: dat zou ook wel iets voor mij zijn.”
Tuintherapeut worden was voor Bogert geen jongensdroom. Sterker nog: toen hij als verpleegkundige ging werken voor de voorloper van Eleos, Gereformeerd Psychiatrisch Ziekenhuis De Fontein, bestond deze functie helemaal nog niet. „Ik zeg weleens dat ik deze vorm van therapie zelf heb opgezet. Pas later kwam ik er door een studente die graag bij ons stage wilde lopen achter dat er een opleiding voor was, al is die inmiddels helaas opgeheven.” Dat er in Nederland zo weinig waardering voor de therapeutische werking van de natuur is, betreurt hij. „In andere landen is dat heel anders. Denk aan Groot-Brittannië, waar tuintherapie al meer dan veertig jaar onderdeel is van de geestelijke gezondheidszorg.”
Boerderij
Bogert noemt zichzelf „een echt buitenmens.” „Ik ben op het platteland opgegroeid, was als kind altijd in de polder te vinden. Als mensen me vroegen wat ik later wilde worden, zei ik: Iets met groen.” Na het voortgezet onderwijs ging hij daarom naar middelbare landbouwschool. „Dat is een prima opleiding, maar ik kon er niet mee uit de voeten. Mijn ouders hadden geen boerderij, dus boer worden, dat zat er niet in.” Vervolgens stapte hij over naar de middelbare tuinbouwschool, waarna hij als hovenier aan de slag ging. „Dat vond ik mooi werk, maar het commerciële ervan stond me tegen. Je legt voor iemand een mooie tuin aan, en dan moet je er opeens een kabouter in zetten omdat de eigenaar dat graag wil.” Vervolgens werkte hij een paar jaar op de kwekerij van een gemeente. „Toen zei m’n broer op een dag tegen me: Zou de hbo-opleiding verpleegkunde niet wat voor je zijn? Daar ben ik toen op m’n 28e aan begonnen. De psychiatrie sprak me het meest aan. Zo ben ik bij de fontein terechtgekomen, in eerste instantie als verpleegkundige.”
Al vrij snel kwam toen de vraag of hij buiten iets met cliënten wilde ondernemen. „Dat begon heel klein. Er was een mevrouw opgenomen die in het dagelijks leven boerin was. Zij vroeg zelf of ze een deel van de dag buiten mocht werken om de tuin op te knappen. Geleidelijk werd het buitenwerk meer. Er werd gereedschap aangeschaft. De kas kwam erbij. Zo is tuintherapie langzamerhand onderdeel van de behandeling geworden.”In eerste instantie ging Bogert bij de activiteiten buiten vooral af op zijn eigen intuïtie en ervaring. „Maar op een gegeven moment heb ik zelf een coachingstraject van anderhalf jaar gevolgd over de helende werking van de natuur. Sinds die tijd pak ik het methodischer aan. Je kunt wel de ervaring hebben dat een bepaalde werkwijze werkt, maar waaróm is dat dan zo?”
Veerkracht
„De natuur heeft een enorme veerkracht. Dat is iets waar ik cliënten vaak op wijs, in de hoop dat dit inzicht hen helpt. Als iemand met een depressie kampt, probeer ik duidelijk te maken dat die donkere tijd ook een keer voorbijgaat. Er zijn altijd lichtpuntjes, hoe klein ook. Die probeer ik aan te wijzen, soms letterlijk. Bijvoorbeeld als we op een bewolkte dag buiten bezig zijn en opeens de zon doorbreekt.”
De natuur blijkt ook als een soort spiegel te werken. „Ik raakte een keer in de herfst, toen er geen blad meer aan de bomen zat, aan de praat met een cliënt. Hij zei, terwijl hij naar zo’n kale boom wees: „Ik voel me net zo doods als die boom daar.” Zo kan het leven voelen, dat weet ik ook wel. Maar ik moedigde hem aan om eens wat beter te kijken. Zo’n boom is niet dood, hij is in rust en bereidt zich ondertussen voor op de lente. Dat kun je zien aan de knoppen die zich hebben gevormd. Later vertelde deze cliënt dat hij die knoppen inderdaad had gezien. Dat had hem erg geraakt. Want hij zag ook in zijn eigen leven opeens een paar knoppen.”
Gevaarlijke dingen
Door cliënten een bepaalde taak te geven, geef je ze vertrouwen. „Ze werken met schoffels, snoeischaren, spades. Daar kun je natuurlijk allerlei gevaarlijke dingen mee doen. Maar dat is tot op heden nog nooit gebeurd. Gelukkig.”
Bogert vertelt over een cliënt die te maken had met een angststoornis. „Ik vroeg haar of ze op de tractor wilde rijden. Dat deed haar echt goed. Op die tractor voelde ze zich veilig.”Soms is de activiteit zelf een metafoor voor de situatie waarin een cliënt verkeert. „Ik zei op een keer tegen iemand: Ga jij maar bladblazen. Daar was diegene vervolgens een paar dagen mee bezig. Naderhand zei hij: „Het schoonblazen van het pad hielp me om de chaos in mijn hoofd op te ruimen.””
Ook een noodzakelijke tuinklus als snoeien heeft een parallel met mentale gezondheid. „Iemand vroeg me eens wat het nut van snoeien eigenlijk is. Ik zei dat het nodig is om een boom of een struik die scheef groeit weer in vorm te brengen. Maar dat snoeien ook nodig is om een plant tot bloei te brengen. Je zou therapie als een vorm van snoeien kunnen zien. Het kan pijnlijk zijn om dingen in je leven te veranderen. Maar het is wel een voorwaarde om weer tot bloei te kunnen komen.”
Zintuigen
Bogert moedigt de cliënten met wie hij werkt aan om hun handen te gebruiken, bijvoorbeeld door in de grond te wroeten. „Veel mensen zitten vooral in hun hoofd. Dat geldt voor de hele maatschappij, maar zeker voor psychiatrische patiënten. In de tuin bezig zijn is een manier om van je hoofd naar je handen te gaan. Dat doet een beroep op al je zintuigen. Je voelt de structuur van de aarde, de steentjes die erin zitten, of het nat of droog is. Je ruikt de grond. Ik denk dat de mens zo geschapen is: om alle zintuigen te gebruiken. De manier waarop wij leven, waarbij je vaak alleen je ogen en je oren gebruikt, is helemaal niet gezond.”
Zijn ervaring is dat veel cliënten in eerste instantie een drempel ervaren, maar het daarna als iets heel positiefs ervaren om hun handen te gebruiken en ze vies te maken. „Misschien heeft dat met prettige herinneringen aan de kindertijd te maken? Buiten spelen, met zand kliederen, doen waar je zin in hebt, de tijd vergeten: dat zijn allemaal dingen die je als volwassene niet meer hoort te doen. Het moderne leven is erg schraal, denk ik weleens. Terwijl we tegelijkertijd allemaal zo druk zijn. Misschien raken we zo wel een deel van onszelf kwijt.”
De hedendaagse trend om tuinen volledig te verharden kan Bogert niet bekoren. Maar hij wil er ook niet over oordelen. „Iedereen mag wat mij betreft doen wat hij zelf wil. Tegelijk denk ik wel dat het belangrijk is om het contact met de aarde niet te verliezen. De natuur is bij veel mensen erg op afstand komen te staan. Zo heeft de Heere ons niet geschapen. De mens heeft de diepe roeping om de aarde te bouwen en te bewaren. Dat betekent ook: met respect met de natuur omgaan. En beseffen dat God alles geschapen heeft. Ik denk weleens dat we, ook als christenen, dat gemakkelijk vergeten. Dat we veel te veel met onszelf bezig zijn.”
Kruidentuintje
Bogert vertelt over een cliënt die het huis met daarbij een volledig betegelde tuin van haar ouders erfde. „Ze wilde daarin graag iets met kruiden gaan doen. We hebben daar samen een ontwerp voor gemaakt. Toen ik er een paar jaar later ging kijken, had ze haar ze haar plan in daden omgezet. Er waren tegels verwijderd en ze had een kruidentuintje aangelegd. Je hoeft zo’n tuin niet helemaal op z’n kop te zetten om toch iets van de natuur te ervaren.”
Tuintherapie brengt tot bloei, Nadine Folkers en Rien Bogert; uitg. Eleos; 114 blz.; € 7,95 (te bestellen via vriendenvaneleos.nl)