Met de handen verwerken wat je door kanker te verduren krijgt
Woensdagochtend, februari 2025. In inloopcentrum Salland van IPSO in Deventer maken mensen een fundament van klei. Ze boetseren zichzelf daarop, en de steun die ze om zich heen hebben nu ze ziek zijn.

De vorige keer maakten ze rugzakken. Daarin stopten ze briefjes waarop ze alles schreven wat ze kwijt wilden: aan het begin van het nieuwe jaar lieten ze oude ballast los. De tassen gingen de oven in, vanmorgen zijn ze er gebakken en wel weer bij in Deventer, zodat ze geglazuurd kunnen worden. De briefjes zijn verbrand in de oven.
Het IPSO-centrum „is er voor alle mensen die leven met en na kanker en hun naasten”. Toen Martin Stoker (45) uit Diepenveen voor het eerst naar iets voor deze doelgroep ging, in zijn geval „het oncologische sportclubje bij de fysiotherapiepraktijk”, vond hij dat confronterend: „Je hoort bij een clubje waar je niet bij wilt horen.” Maar nu is hij blij dat hij hier kan boetseren. „Hier hoef je niet uit te leggen wat je voelt. Als je weer zo’n aanval van vermoeidheid hebt, dan hoef je elkaar alleen maar aan te kijken en de ander weet wat je bedoelt.”
Het eerste wat hij maakte op zo’n woensdagochtend als deze, was een schaal in de vorm van een hart. „Omdat in mijn geval de schildklier –een vlindervormig orgaan– symbool staat voor mijn ziekte, heb ik daar twee vlinders op gemaakt, een hele en een gebroken. Nadat de schaal geglazuurd was, kwam hij prachtig uit de oven, zo intens die kleuren! Je snapt het niet.”
In zijn rugtas stopte hij een hoop pijn, verdriet, teleurstelling, onzekerheid en angst, vertelt hij. „De angst uit het verleden, maar ook die van de toekomst: wat als straks…” Hij breekt zijn zin af en zegt: „Ik maakte zo’n oude, klassieke schooltas, lekker gebruikt, een echte Martin-tas. Voor mij is dit fantastisch om te doen. Ik heb de creatieve genen van mijn moeder. Ik haak ook, ik schilder, ik doe van alles.” Om zijn nek heeft hij een kleurrijke sjaal, net als zijn buurvrouw, hij heeft haar er zojuist een gegeven. Ze drinken koffie voordat ze met kleien gaan beginnen. Een bezoeker trakteert op cakejes omdat haar behandeling eindelijk is afgerond, met een positief resultaat. De groep klapt en is blij voor haar.

Stoker zou zijn baan wel weer graag willen oppakken, maar of dat lukt? „Dat wil ik al wel heel lang heel graag, maar ik heb zo veel afspraken bij therapie, de fysio, het ziekenhuis dat ik daaromheen op de bank ga zitten haken, of hierheen kom. Vanmiddag moet ik echt gaan rusten. Vroeger had ik de keus om te doen waar ik zin in had. Als iemand me nu uitnodigt voor koffie buiten de deur, moet ik erover nadenken. Niets is nog vanzelfsprekend.” Even later werkt hij gedreven aan zijn fundament van klei, een roerige ondergrond wordt het, een beetje hoger in het midden zodat hij om zich heen kan kijken. Zichzelf geeft hij een pet, naast hem staat zijn vrouw, haar hand in de zijne.
Prikkels
De rugtas en nu het fundament zijn ideeën van Sinie Wentink, die in haar Ateljee in Deventer workshops boetseren geeft en dit om de week als vrijwilliger ook bij IPSO doet. Daar doet ze wat ze het liefste doet: kleur brengen in een wereld waar zorgen zijn, luisteren naar de verhalen van mensen en hen intussen –alleen als het nodig is– een beetje helpen om het kunstwerk af te krijgen. Ze werkte jarenlang in de gehandicaptenzorg en de jeugdhulpverlening en volgde een hbo-opleiding tot creatief therapeut in Amersfoort. Intussen is ze voor zichzelf begonnen. Wie een groep als vanochtend te druk vindt –tussen de zeven en tien bezoekers zijn er– kan in haar atelier terecht voor een privéworkshop. Daar is rust, te midden van kunstwerken van „gekke vogels, kleurrijke dikke dames, sierlijke schalen of vazen afgewerkt met ruw hout en touw, knalrode klaprozen en bloemen in allerlei formaten voor op een pin in de tuin”. De muziek zet ze dan gerust heel zacht, of uit, want wie ziek is, kan weinig prikkels verdragen, weet ze.
Zo’n workshop in het Ateljee volgen mensen los van dit initiatief op de woensdagen, al is er wel wat verkeer over en weer. Het IPSO-centrum bevindt zich tegenover het Deventer Ziekenhuis. De initiatiefnemers presenteren zich bij een balie in het ziekenhuis om bekendheid te geven aan deze laagdrempelige vorm van steun voor mensen die zelf –of via hun naasten– te maken hebben met kanker. Iedereen mag zo binnenlopen. Je moet het nét even weten, dat dit wordt georganiseerd in de kantine van de voetbalclub Davo.
Houten fluit
Ina van der Kraay (76) heeft haar fundament van klei al af. Ze komt elke week hier, meestal op dinsdag en woensdag, want het centrum is drie dagen per week open. Je kunt gewoon koffiedrinken en bijpraten, of meelopen met de wandelcoach, of aansluiten bij schrijfcoach Sjoukje Heijs, die vandaag in een zijkamer een schrijfopdracht voor een elfje geeft – een elfje is een compact gedicht. Van der Kraay vervolgt: „Ik ben niet moe of zo, mijn energie heb ik nog steeds. Alleen die bijwerkingen hè? Misselijkheid… Maar ik werk nog steeds als vrijwilliger in het hospice. Ik vergeet ook vaak dat ik die ziekte heb.”
Ze is al klaar met haar fundament van klei. „Je moest iets maken wat laat zien waar je staat. Dit ben ik, ik zit in het midden. Dan heb ik een, twee, drie, vier kinderen, en zes kleinkinderen. En dit zijn mijn vriendinnen en de mensen om me heen. Dit is een berg met water. Dat water stroomt overal heen en tussendoor. Ik ben gek van water.” „En u staat iets hoger. Dan raakt het water je niet.” „Dat is zo.”
„Als je iets hoger staat, ben je dichter bij de eeuwigheid”, zegt haar buurvrouw.

Van der Kraay heeft jaren gebeeldhouwd, zegt ze. „Dit is voor mij heel priegelig werken, maar ik vind het wel leuk, ik heb thuis ook deze klei en wil mijn man gaan boetseren; hij is vorig jaar overleden.” Ze werkte zelf veel met steen, daarvoor ging ze naar een atelier waar alle materialen aanwezig waren, maar haar leermeester is ook gestorven, en thuis heeft ze niet alle middelen. Maar een paar beelden die half af zijn –van relatief zachte steen– wil ze nog wel afmaken. „Ik werk graag met mijn handen, alleen heb ik neuropathie. Daarom fluit ik elke dag een halfuur op een houten fluit om het gevoel in mijn vingertoppen te houden. Altfluit, blokfluit…”
Ze heeft darmkanker, vertelt Van der Kraay. „En ik heb nog een zwevende kanker, die zweeft hier ergens… ze noemen het anders, maar ik noem het mijn logés. Als ik eens in de drie weken weer eens een infuus moet hebben, krijgen ze weer voeding. „Dit is een van de laatste, hè”, zeg ik dan. „Hierna wil ik dat jullie weggaan.” Ik slik daarnaast iedere dag een hoge dosis chemo. Maar ik kan niet genezen. Stabiel houden kan hopelijk wel.
Ik kan wel bij de pakken neer gaan zitten, maar dat heeft toch geen zin? Hè Rolina?”
Mooie boeken mee
Aan de overkant van de tafel zit Rolina (65). Zij heeft haar hulptroepen als allemaal balletjes van klei om zich heen gegroepeerd: haar kinderen, haar man. „Dat kleintje is de hond”, wijst ze. „Zal ik hem een staart geven?” vraagt ze zich af. Sinds ze ziek is, zit haar Friese stabij alleen maar naast haar. „Hij voelt het precies aan als ik me niet lekker voel.”
Zij heeft borstkanker en begint in maart met een hyperbare zuurstoftherapie. „Daarvoor moet ik acht weken lang elke dag naar Hoogeveen, waar ik twee uur in zo’n tank zal zitten… samen met zeven anderen. Dat heb ik er wel voor over, wat zijn acht weken op de rest van mijn leven? Ik neem mooie boeken mee.”
Naast haar maakt Mirjam (50) een bloem op: om het hart heen –zijzelf– zitten bloemblaadjes: gezinsleden, haar vader, broer en vrienden. „Ik ben zo iemand die vooral niet te veel moet nadenken als ik aan het boetseren ben”, zegt ze. „Want dan komt er niets. Ik ga maar wat rollen met de klei en voel dan wel welke vorm goed is.”
Mirjam heeft ook borstkanker, vorig jaar januari kreeg ze de diagnose. Op haar telefoon laat ze een kunstwerk zien dat ze hier eerder maakte: van een mens die wil opstaan en tegelijk tegengehouden wordt – door iets zwaars. „Aan de ene kant het overleven, de kanker, aan de andere kant het herstel. Hier zit je de hele tijd tussen te schipperen. Je wilt rechtop staan – je bent klaar, je kunt verder, maar je kunt niet direct omschakelen naar het opstaan en doorgaan. Soms lukt het en soms val je weer even terug.”
Haar allereerste kunstwerk van klei was een olifantje. „Mijn broer zei tegen me: „Hoe eet je een olifant? Hapje voor hapje.” Niet alles tegelijk, niet te ver vooruitkijken. Dat heb ik sindsdien onthouden.”