BinnenlandAbortus
Kamer maakt haast met verruimen abortuswet

Op initiatief van D66 debatteert de Tweede Kamer donderdag over de abortuswet. Inzet is het schrappen van de verplichte minimale beraadtermijn van vijf dagen voor de ingreep. Het coalitieakkoord biedt daarvoor alle ruimte, de christelijke regeringspartijen zijn buitenspel gezet.

25 January 2022 16:02
De Tweede Kamer staat op het punt de verplichte bedenktijd voor het afbreken van een zwangerschap uit de abortuswet te schrappen. beeld RD, Henk Visscher
De Tweede Kamer staat op het punt de verplichte bedenktijd voor het afbreken van een zwangerschap uit de abortuswet te schrappen. beeld RD, Henk Visscher

„Aanhangige initiatiefvoorstellen van wet tot wijziging van de Wet afbreking zwangerschap zijn een persoonlijke afweging voor Kamerleden”, zo valt te lezen in het coalitieakkoord. De passage maakt duidelijk dat de seculiere partijen tijdens de kabinetsformatie, veel minder dan in 2017, nog genegen zijn hun christelijke coalitiepartners in spe te ontzien. Een Kamermeerderheid gaat beslissen over de beraadtermijn en is voor. ChristenUnie en CDA hebben het nakijken.

Wie daarbij nog de hoop had dat D66, geassisteerd door PvdA, GroenLinks en VVD, de kwestie even zou laten rusten tot de onderlinge verhoudingen binnen de coalitie wat meer zouden zijn uitgekristalliseerd, komt bedrogen uit. Donderdag willen de vier met het debat beginnen. Het verruimen van de abortuswet kan geen uitstel dulden; iets waarmee vooral de CU, waarvoor de beraadtermijn een zwaarwegend punt is en blijft, lelijk wordt gebruuskeerd.

Kleine stap

Wat D66 en de overige drie partijen donderdag gaan betogen, is geen geheim: het afschaffen van de beraadtermijn is maar een futiliteit, een kleine stap. De abortuspraktijk zal er niet slordiger of onzorgvuldiger door worden, zo is hun opvatting. Een zekere nuancering is inderdaad op haar plaats, want ook met de minimale vijfdaagse beraadtermijn heeft Nederland al vele jaren een uiterst liberale abortuspraktijk. De verplichte bedenktijd heeft dat niet kunnen verhinderen. De echte wissel is al in 1981, het jaar waarin de volksvertegenwoordiging met de huidige abortuswet instemde, omgezet.

Concessies

Ook in 1981 waren de seculiere partijen al in de meerderheid. Zij konden afdwingen dat de toen aanhangig gemaakte, nieuwe abortuswet geen dwingende en concrete bepalingen meer zou bevatten over wanneer abortus wel of niet zou zijn toegestaan. De besluitvorming, die gezien werd als de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de arts en de vrouw, werd verschoven naar de spreekkamer. Door in het regeringsakkoord vast te leggen dat niet de Kamer, maar het kabinet-
Van Agt I de wet zou schrijven, wist het CDA de VVD destijds wel te bewegen tot concessies. Eén daarvan was het opnemen van een aantal strafrechtelijk te handhaven zorgvuldigheidseisen in de wet. De bedenktijd was daarvan de belangrijkste, naast de voorlichtingsplicht. Die hield in dat de arts ongepland zwangere vrouwen moest voorlichten over alternatieven, zoals het uitdragen van de zwangerschap.

17907270.JPG
Oud-zorgminister Hugo de Jonge CDA. beeld ANP, Robin Utrecht

Richtlijnen

Dergelijke bepalingen kunnen inmiddels wel uit de strafwet, vinden D66, PvdA, GroenLinks en VVD. Hun belangrijkste argument: na 1981 zijn er in het Burgerlijk Wetboek allerlei behandelrichtlijnen bijgekomen, waarin staat waar artsen zich bij de zorgverlening aan moeten houden. Ze moeten de patiënt vooraf goed informeren, wachten met een ingreep tot deze ermee instemt enzovoorts.

Met die na 1981 ontstane richtlijnen is ook de zorgvuldigheid van een abortusbehandeling voldoende gegarandeerd, redeneren de vier initiatiefnemers kortom. Oftewel: sommige vrouwen hebben vooraf al een weloverwogen keus gemaakt en bij hen kan de zwangerschap al zorgvuldig worden afgebroken zodra ze voor het eerst bij de arts zijn. Anderen willen wellicht nog één of twee dagen nadenken, maar een verplichte, minimale beraadtermijn van vijf dagen… weg ermee.

Kwetsbare vrouwen

Het is duidelijk dat de partijen bij het opstellen van hun initiatiefwet niet de groep kwetsbare vrouwen op het oog hebben gehad, die onder druk van hun omgeving tot een keus moeten komen. Maar die groep bestaat wel degelijk. Onderzoek uit 2014 laat zien dat één op de zes ongepland zwangere vrouwen bij hun eerste bezoek aan de huisarts nog twijfelt over haar keus. En dat 7 procent van degenen die al voor abortus hadden gekozen, toch kiezen voor het uitdragen van de zwangerschap. Is een verplichte minimale beraadtermijn in dergelijke complexe omstandigheden voor de arts en de vrouw niet een broodnodige ruggensteun?

Het grootste risico van dit voorstel is dan nog niet genoemd. Als de opvatting terrein wint dat normering door het medisch tuchtrecht voor abortus volstaat en dat het strafrecht niet meer nodig is, maakt dat de weg vrij om de ingreep meer en meer te gaan zien als een normale medische handeling. „De abortuswet gaat niet alleen over zelfbeschikking, ook over het beschermen van beginnend, ongeboren leven”, waarschuwde oud-zorgminister De Jonge in oktober 2020. „De wetgever heeft geprobeerd die twee met elkaar in balans te brengen en met het oog op die balans is de beraadtermijn in de wet gezet. Daaraan tornen zou ingrijpend zijn.”

Dat een Kamermeerderheid in een tijd waarin twee confessionele partijen meeregeren zo’n waarschuwing voor kennisgeving aanneemt, is een veeg teken. Het nog verder uithollen van de abortuswet, bijvoorbeeld door de voorlichtingsplicht te schrappen, lijkt een kwestie van tijd.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Meer over
Abortus

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer