Nederland betaalt jaarlijks ruim 250.000 ”abortusdiensten” in arm land
Met Nederlands belastinggeld werden in de afgelopen vijf jaar gemiddeld ruim 250.000 ”abortusdiensten” per jaar in arme landen betaald.
Dat blijkt uit een berekening van het Reformatorisch Dagblad (RD) op basis van cijfers die het ministerie van Buitenlandse Zaken aanleverde. Het RD probeerde te weten te komen hoeveel geld Nederland in het kader van ontwikkelingssamenwerking besteedde aan onder meer zogeheten „veilige abortussen”, abortuspreventie, moeder- en kindzorg. Een andere vraag was om hoeveel abortussen het ging. Volgens het ministerie is het echter niet mogelijk om financiering naar „specifieke interventies” uit te splitsen.
Toch valt hier meer over te zeggen. Een belangrijk deel van het Nederlandse budget voor ontwikkelingssamenwerking gaat naar seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv/aids (SRGR). Gemiddeld bedroeg het jaarlijkse budget hiervoor in de afgelopen vijf jaar ruim 432 miljoen euro. Voor 2022 ligt dit bedrag ruimschoots boven een half miljard euro; meer dan vier keer zoveel als het bedrag dat in het licht van ontwikkelingssamenwerking wordt uitgetrokken voor onderwijs.
Het SRGR-geld gaat hoofdzakelijk naar internationale organisaties als het Bevolkingsfonds van de Verenigde Naties (UNFPA) en non-gouvernementele organisaties (ngo’s) zoals de International Planned Parenthood Foundation (IPPF).
In het werk van vijf van deze ngo’s, waaronder IPPF, staat „de toegang tot en kwaliteit van veilige abortuszorg nadrukkelijk centraal in hun werk”, aldus Buitenlandse Zaken. Op basis van de algemene bijdrage van Nederland aan deze ngo’s, hun totale budget, en het aantal zogeheten abortusdiensten dat zij uitvoerden, is te berekenen hoeveel abortusdiensten Nederland jaarlijks mogelijk maakt. Dat waren er de afgelopen jaar gemiddeld ruim 250.000, oftewel ruim 685 per dag. In totaal voerden de vijf ngo’s gemiddeld 11,5 miljoen abortusdiensten per jaar uit.
Gesprek
Behalve daadwerkelijke abortussen vallen er ook andere zaken dan zwangerschapsafbrekingen onder het woord ”abortusdiensten”. Het ministerie zegt een „brede interpretatie” van de term te hanteren, „in lijn” met de richtlijnen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). „Voorbeelden van abortuszorg kunnen zijn een gesprek tussen een arts en een vrouw, waarbij zij volledige informatie krijgt over al haar mogelijkheden bij een ongeplande zwangerschap, inclusief veilige abortus; of de medische zorg voor een vrouw die bij een kliniek komt met bloedingen na een onveilige abortus.” Het aantal abortussen dat Nederland financiert, kan dan ook niet worden vastgesteld.
Verder ligt het aantal abortusdiensten dat Nederland jaarlijks in het buitenland bekostigt mogelijk een stuk hoger dan de berekende ruim 250.000. De algemene bijdrage aan de vijf ontvangers bedraagt namelijk niet meer dan 3,4 procent van het totale SRGR-budget.
Uit de beschikbare informatie over de overige uitgaven blijkt dat het verbeteren van (de toegang tot) veilige zogeheten abortuszorg onderdeel is van diverse andere gefinancierde „activiteiten.”