Onderwijs & opvoedingserie onderschrijven of respecteren

Ab van Veldhuizen kwam in gewetensnood op brede school

Ab van Veldhuizen (65) uit Barneveld verwisselde 22 jaar geleden het protestants-christelijk onderwijs voor het reformatorische Van Lodenstein College in Hoevelaken. Op de brede christelijke school waar hij werkte, hield hij het niet langer vol.

Anne Vader
22 January 2022 08:27
Ab van Veldhuizen verruilde het protestants-christelijk onderwijs voor het Van Lodenstein College. De breedte van de leerlingpopulatie zorgde volgens hem mede voor verandering. beeld RD, Anton Dommerholt
Ab van Veldhuizen verruilde het protestants-christelijk onderwijs voor het Van Lodenstein College. De breedte van de leerlingpopulatie zorgde volgens hem mede voor verandering. beeld RD, Anton Dommerholt

De dag waarop hij bij de directeur werd geroepen, herinnert hij zich nog goed. Reden: hij las in de klas uit de Statenvertaling. De school wilde dat hij een nieuwe Bijbelvertaling zou gebruiken. Leerlingen begrepen die beter, hield de schoolleider hem voor. Van Veldhuizen verdedigde zich: hij gaf altijd uitleg bij het gelezen gedeelte. „Voor mijn geweten kon en wilde ik niet aan een andere vertaling”, zegt hij. Het gesprek escaleerde en toen besloot hij: ik ga hier weg.

Hij zag zijn kans schoon toen het Van Lodenstein College, waar zijn kinderen al heen gingen, in 1999 een docent bouwtechniek zocht. „Het heeft zo moeten gaan.” Tot op de dag van vandaag voelt hij zich er thuis.

Band

Hoe anders was dat op de protestants-christelijke school waar hij werkte. Toen hij er in 1979 solliciteerde, bestond er nog geen reformatorisch onderwijs in de regio. In de statuten van die school stond nog wel het woord ”reformatorisch”. Omdat er destijds geen openbare technische school in het dorp was, bezochten ook niet-kerkelijke en islamitische leerlingen de school. „Het was in die beginjaren een nogal behoudende school. Ik had het er toen erg naar mijn zin.”

Begin jaren tachtig werd de Udemans Scholengemeenschap in Hoevelaken –het latere Van Lodenstein College– opgericht. Van Veldhuizen zag hoe reformatorische leerlingen en docenten daarheen werden „weggezogen.”

Hij merkte ook hoe zijn eigen school verschoof, nadat die fuseerde met instellingen zonder orthodox-christelijke grondslag. Daarna veranderde het aannamebeleid van docenten. Waar samenwonende docenten eerst niet welkom waren, werden die een paar jaar later benoemd.

Van Veldhuizen vond het steeds moeilijker om op de algemeen christelijke school te werken. „Tijdens de paasviering stond een grote band te jubelen in de aula – net een soort disco. Daar moest ik dan met mijn mentorleerlingen bij zitten.”

Doopbelofte

Lange tijd probeert hij „de banier van het zoutend zout hoog te houden. Dat praatte ik mezelf ook aan”, zegt hij nu. Steeds vaker kon hij de praktijk niet rijmen met zijn eigen geweten. „Ik vond het soms Godonterend wat er gebeurde. Daar moet ook ik eens rekenschap van afleggen. Mocht ik daar blijven als ik zo veel zag wat strijdig is met Gods Naam en eer?”

Hij wijst op de doopbelofte: „…naar uw vermogen te onderwijzen, of te doen (en te helpen) onderwijzen.” Daar had hij ja op gezegd. „Mijn eigen kinderen durfde ik daarom niet naar deze school te sturen. Kerk, school en gezin moeten een eenheid zijn. Maar er stond een muur tussen de school, mijn gezin en de doopbelofte.”

De beslissing om te solliciteren viel niet zomaar. „Ik had een gezin met tien kinderen en zou mijn vaste betrekking moeten opgeven. Die onzekerheid maakte een overstap lastig, dat zeg ik met schaamte.” Zijn vrouw zei: „De Heere bestuurt alle dingen. Hij zal wel zorgen.”

Qua identiteit was de overgang een verademing. „Eindelijk kreeg ik vrij op bid- en dankdagen.” Hij erkent: „Een reformatorische school is ook niet volmaakt. Maar hier mag ik wel mijn principes aan de leerlingen uitdragen en zeggen dat Christus naar de wereld is gekomen om zondaren zalig te maken, uit genade.”

Wat betreft taalgebruik zijn scholieren op het Van Lodenstein niet veel beter, ontdekte hij, maar wel anders. „Je mag en kunt ze hier gelukkig op aanspreken. Op de protestants-christelijke school lachten ze een keer en gingen ze gewoon door. Ik kreeg vaak het gevoel dat leerlingen dachten: laat die man maar praten.”

Koers

Protestants-christelijke scholen waar de identiteit (vrijwel) alleen nog in de naam te vinden is, vormen volgens hem een waarschuwend voorbeeld voor reformatorische scholen. „Doe er alles aan om de identiteit te bewaren”, bindt hij hen op het hart.

Bij een open toelatingsbeleid vreest de vmbo-docent dat zij op den duur dezelfde kant op gaan als zijn vorige school. Niet alleen de leerlingpopulatie verbreedt dan, stelt hij. Ouders kunnen ook invloed uitoefenen op de koers via bijvoorbeeld de medezeggenschapsraad. Bovendien: „Vaak gaat zoiets stapje voor stapje. Eerst weigert een school geen leerlingen meer die de grondslag niet onderschrijven, daarna is respect voor de grondslag van het personeel ook voldoende.”

Van Veldhuizen verwacht dat het buitengewoon moeilijk is om de identiteit vast te houden bij een open toelatingsbeleid. „Toch staat er Eén boven. De Heere regeert. Dat bedoel ik niet berustend. Laten we niet lijdzaam afwachten, maar de reformatorische zuil hoog houden. We hebben de plicht om tegen een open toelatingsbeleid te ageren. Vanuit de achterban en van ons als docenten is voortdurend gebed nodig voor schoolbestuurders om licht en wijsheid bij het nemen van beslissingen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer