Zijn dagboekschrijfster Anne Frank en de zeven andere onderduikers in het Achterhuis aan de Amsterdamse Prinsengracht ontdekt? Of zijn ze verraden? Daarover is al veel gespeculeerd.
De beroemdste onderduikster ter wereld werd op 4 augustus 1944 gevangengenomen. Een halfjaar later bezweek ze op 15-jarige leeftijd aan de miserabele omstandigheden in concentratiekamp Bergen-Belsen.
Anne Frank stierf in haar geboorteland: ze kwam uit Frankfurt am Main. Nadat in Duitsland in 1933 de nazi’s aan de macht kwamen, verhuisde het gezin Frank naar Amsterdam. Anne was net 13 toen ze op 6 juli 1942 samen met haar vader Otto, moeder Edith en zus Margot onderdook. Een week later verdwenen ook Otto Franks zakenpartner Hermann van Pels, diens echtgenote Auguste en hun zoon Peter achter de boekenkast die de deur naar hun illegale verblijf verborg. Vier maanden later kwam er een achtste onderduiker bij: Fritz Pfeffer.
Meer dan twee jaar wisten ze de Duitsers uit handen te blijven. Een kleine groep helpers zorgde voor hun proviandering. Anne –vroegwijs– beschreef beeldend hoe ze haar verblijf in opsluiting ervoer en hoe de spanningen tussen de onderduikers, die op elkaars lip zaten, soms hoog opliepen.
Gevaar voor ontdekking was er altijd. De arrestatie kwam echter plotseling. In het voorhuis stonden de magazijndeuren open toen op een warme zomerochtend een Duitse auto stopte voor Prinsengracht 263. De Oostenrijkse SS-Hauptscharführer Karl Silberbauer en vier of vijf Nederlandse agenten van de Sicherheitsdienst (SD) doorzochten het gebouw snel, maar stapten algauw op de boekenkast af en draaiden die open. Ze haalden de onderduikers uit hun verblijf.
Het duurde lang voordat de bestelde vrachtauto kwam die groot genoeg was om alle onderduikers mee te kunnen nemen.
Beschuldigingen
Vijf personen zijn in de loop der jaren genoemd als mogelijke verraders:
Willem van Maaren (1895-1971)
Magazijnchef in Opekta, het bedrijf van Otto Frank. Hij stond bekend als nieuwsgierig. De helpers van de onderduikers twijfelden aan zijn betrouwbaarheid. Tijdens onderzoek in 1948 ontkende Van Maaren elke betrokkenheid bij de overval. Wel zei hij dat hij destijds vermoedde dat er in het achterste deel van het bedrijfsgebouw iets aan de hand was. Overigens is bij Van Maaren nooit sympathie voor de nazi’s of antisemitisme geconstateerd, integendeel.
Hij werd vrijgesproken. In 1963 volgde een nieuw verhoor, nadat de commandant van de overval, Karl Silberbauer, in Oostenrijk was ontdekt. Opnieuw zonder resultaat.
Lena Hartog-van Bladeren (1897-1963)
Schoonmaakster in het bedrijf van Otto Frank, waar haar man in het magazijn werkte. Zij zou zich zorgen hebben gemaakt over de veiligheid van haar man als de onderduikers zouden worden ontdekt.
Zeker is dat haar man twee weken voor de inval wist dat er Joden verborgen waren. Niet zeker is echter dat hij het zijn vrouw heeft verteld. Het is ook niet logisch dat ze de SD gebeld zou hebben op een moment dat haar man aan het werk was en dus gevaar liep.
Tonny Ahlers (1917-2000)
Hij was een Nederlandse nationaalsocialist die de Amsterdamse Gestapo soms van informatie voorzag. Hij maakte in 1941 kennis met Otto Frank en na de oorlog probeerde hij Frank te chanteren. Carol Ann Lee beschuldigde hem van het verraad in haar in 2002 verschenen biografie van Otto Frank. Ahlers’ echtgenote ontkende de beschuldiging, maar anderen, zoals Ahlers’ broer en zoon, bevestigden die. Alle beweringen gingen echter terug op uitlatingen van Ahlers zelf. En het was bekend dat hij met de waarheid nogal eens een loopje nam.
Nelly Voskuijl (1923-2001)
Zij was de jongere zus van Bep Voskuijl, een van de helpers van de onderduikers. Ze had een relatie met een Oostenrijkse onderofficier en werkte voor de Duitsers in Frankrijk. „Gaan jullie maar naar jullie Joden toe”, zou ze haar zus en vader tijdens een familieruzie toegebeten hebben. Aanwijzingen dat zij de verrader was, zijn er echter niet.
Ans van Dijk (1905-1948)
De enige vrouw die na de oorlog in Nederland het doodvonnis kreeg. Ze was zelf Joods, maar heeft honderden volksgenoten verraden. Begin augustus 1944 zou ze telefonisch een adres aan de Prinsengracht aan de Duitsers hebben doorgegeven. Veel adressen die ze verried, lagen in de buurt van het Achterhuis. Een concretere aanwijzing is er echter niet.