Mogen christenen Bijbels smokkelen? En mag je de tientallen exemplaren die in de dubbele bodem van je camper verstopt zitten aan de grens met een stalen gezicht ontkennen? Het zijn gewetensvragen die Anne van der Bijl stelt in ”De ethiek van het smokkelen”. Twee oud-Bijbelsmokkelaars reageren.
Hij heeft een hekel aan het woord smokkelen, bekent Anne van der Bijl maar direct aan het begin van zijn boek. De term legt volgens de oprichter van Open Doors een relatie met illegale praktijken. „Ik bracht het in verband met zaken als mensenhandel, handel in verdovende middelen en belastingontduiking. Het is dan een aanduiding van ontoelaatbare praktijken.” Dat zijn autobiografie de naam ”God’s Smuggler” (Gods smokkelaar) kreeg, was dan ook tegen zijn de zin.
De zweem van illegaliteit die om het verspreiden van Bijbels hing, maakte dat Van der Bijl kritiek kreeg. „Er zijn christenen die de moraliteit van onze bediening in twijfel trekken”, schrijft hij in het boek dat in 1976 voor het eerst in het Nederlands verscheen en nu in een fris jasje is gestoken (zie: „Stilstaan bij ethiek van ons werk blijft belangrijk”). Er waren destijds christenen die het maar moeilijk konden aanvaarden dat met het verspreiden van Bijbels wetten werden overtreden. Samen met medewerkers smokkelde Van der Bijl jarenlang talloze Bijbels naar communistische landen achter het IJzeren Gordijn.
In het boek laat de wereldberoemde smokkelaar –in het buitenland bekend als ”Brother Andrew”– verschillende voorbeelden uit de Bijbel van burgerlijke ongehoorzaamheid de revue passeren. Rachab die de verspieders verbergt. Of de vroedvrouwen in Egypte die weigeren Joodse kindjes om het leven te brengen. De Open Doorsman brengt de kwestie terug tot één vraag: wie moeten wij meer gehoorzamen: God of mensen? Alles omtrent het smokkelwerk moet in dat licht worden gezien, stelt Van der Bijl.
Knagend geweten
Ondanks dat hij goed wist dat het smokkelen van Bijbels door de autoriteiten verboden was, heeft hij bij de zaak als zodanig nooit enige aarzeling gehad, vertelt oud-Bijbelsmokkelaar prof. dr. Wim van Vlastuin (58). Hij deelt dan ook Van der Bijls conclusie dat het smokkelen van Bijbels niet tegen de Schrift ingaat, maar juist het gehoorzamen van God betekent.
In 1985 voert een eerste Bijbelsmokkelreis hem in een camper met vier vrienden naar Roemenië. Via de stichting Kom over en Help (KOEH) en andere netwerken brengt hij uiteindelijk een stuk of tien bezoeken aan het communistische Oost-Europa. Alle keren in een goedgevulde camper of vouwwagen met Bijbels en andere christelijke lectuur.
De reizen hadden een sterk geestelijk karakter, vertelt de rector van het Hersteld Hervormd Seminarium. „Je deed dat voor de kerk en de christenen daar. Het voelde als een zaak van Gods Koninkrijk”, licht hij zijn drijfveren van destijds toe. „Je bent in dienst van de waarheid om het koninkrijk van de leugen afbreuk te doen.”
Ook voor Dick van den Noort (73) –destijds betrokken als bestuurslid van KOEH– leverde het smokkelen van Bijbels geen knagend geweten op. „De Heere vraagt van ons Zijn gemeente in de verdrukking te ondersteunen”, zegt hij. Dat de communistische regeringen samenkomsten en zelfs de Bijbel verboden, maakte het voor Van den Noort makkelijk. „Dan is het voor mij helder dat ik God meer moet gehoorzamen dan de mensen.” Het voelde voor hem dan ook niet als smokkelen. „Wij noemden het altijd Bijbels brengen.”De jonge Van den Noort raakt betrokken op de kerk achter het IJzeren Gordijn door een preek van Richard Wurmbrand in de Grote Kerk in Delft. Deze Roemeense predikant, die vanwege zijn geloof jarenlang in een communistische cel zat, had als tekst: Als een lid lijdt, lijden alle leden mee, vertelt Van den Noort. „Wurmbrand toonde ook zelf iets van zijn lijden. Hij trok zijn overhemd omhoog om te laten zien waar de geheime dienst hem toegetakeld had. Hij stelde de vraag: „Hoe lijdt u mee?” Dat kwam bij mij binnen.”
Dilemma
Als het smokkelen van Bijbels ethisch verantwoord is, hoe dan om te gaan met de waarheid? Wat als je aan de grens staat en door de douanier op de man af gevraagd wordt of je dat streng verboden Boek bij je hebt? Hier gaan de meningen uiteen.
Voor Anne van der Bijl is het een rode lijn waar hij niet overheen stapt, schrijft hij: „Ik kan liegen niet goedpraten. Ik weiger te liegen in mijn eigen bediening.” Deze vastbeslotenheid brengt wel dilemma’s met zich mee.
„Als ik met een lading Bijbels naar een communistisch land ga, bid ik toch wel heel vurig dat ik ook de wáárheid niet hoef te vertellen. Op die manier omzeilen we de klippen.”
Van der Bijls visie kan op instemming rekenen van Van den Noort. Liegen? Hij zou het niet willen en tot zijn grote opluchting heeft hij het tijdens zijn trips naar Oost-Duitsland en Bulgarije ook nooit hoeven doen. „Ik zie dat als bewaring van Boven.”
Dat betekende niet dat het altijd even makkelijk was. Want aan de grens kreeg je gegarandeerd de geijkte drieledige vraag, vertelt hij: „Heb je narcotica, wapens of Bijbels bij je?” Van den Noort: „Wapens en drugs hebben we niet, zei ik dan, maar mijn Bijbel ligt voorin de auto. Daar namen ze meestal genoegen mee.”
Vlak voor de grens zocht hij altijd nog even een plekje op om te bidden. „Heere, verblind toch de ogen van de douaniers en geef dat we aan de andere kant mogen komen”, bad hij dan. Want als de douaniers ook maar enig vermoeden hadden dat er Bijbels aan boord waren, dan gingen ze tot het uiterste. „Het was bijzonder moeilijk om de altijd scherpe vragen te ontwijken en zo antwoord te geven dat je geweten nog wel vrij was.”
Krijgslist
Net als Van den Noort heeft oud-smokkelaar Van Vlastuin tijdens zijn reizen nooit naar de leugen hoeven te grijpen, zegt hij. Wel drong het ethische dilemma zich tijdens een van de trips op. „Een reisgenoot werd door de douane heel indringend bevraagd of hij Bijbels bij zich had. Die heeft daar later mee gezeten, want hij reageerde ontkennend. Toen hebben wij daar nog eens goed over nagedacht.”Onderzoek van de Bijbel leidde tot de conclusie dat we het rijk van de leugen niet mogen dienen, haalt Van Vlastuin in herinnering. „Rachab heeft de verspieders beschermd door de soldaten van de stad de verkeerde kant op te sturen. Zij hanteerde een krijgslist om het rijk van de leugen niet te bevorderen. Als je voor het dilemma staat om dat rijk te dienen of tegen te staan, mag je de vijand niet van dienst zijn.”
Hoewel Van der Bijl weigerde te liegen, geloofde hij wel „in het verhullen van de waarheid.” Iets wat niet hetzelfde is als liegen, benadrukt hij in zijn boek. Een voorbeeld: een jongeman die op weg was naar een geheime samenkomst, werd aangehouden. De politie was eropuit om te achterhalen waar de kerkdiensten werden gehouden. Op de vraag van de agent wat hij ging doen, antwoordde de jongen: „Meneer, ik ga naar mijn broers en zussen. We zouden vanmorgen het testament van onze oudste Broer openen.” De agent kreeg medelijden en liet de jongen gaan. Van der Bijl: „Op deze manier behoedde de jongen de gemeente voor grote moeilijkheden. Hij had niet gelogen. Hij had de waarheid op een bedekte manier verteld.”
Naast verhulling hanteert Van der Bijl ook het principe van gedeeltelijke waarheid, niet te verwarren met onwaarheid, zegt hij. De Open Doorsman verwijst naar de geschiedenis van de vroedvrouwen in Egypte. Die gehoorzaamden niet aan het gebod van de farao om alle jongetjes om te brengen. Zij vertelden een gedeeltelijke waarheid toen ze zich moesten verantwoorden: de Hebreeuwse vrouwen bevallen in de regel vlug.
Voor Van Vlastuin is het door Van der Bijl gemaakte onderscheid onnodig, omdat een halve waarheid ook een hele leugen is. Het verstoppen van Bijbels is al een manier van misleiding, geeft hij aan. Om „het rijk van de leugen te bestrijden” hoef je je niet in die bochten te wringen, aldus de predikant.
Grenscontrole
Van der Bijl eindigt zijn boek met een hoofdstuk waarin voorbeelden staan van kleine momenten die God gebruikte om smokkelaars door de douane te loodsen. Is dat een bewijs dat Hij zijn goedkeuring geeft aan het smokkelen van Bijbels?Dat staat voor beide oud-smokkelaars buiten kijf. Van Vlastuin: „Wij hebben een keer een ongeluk gehad met onze vouwwagen, waardoor de schuilplaats al te makkelijk te ontdekken was. Dat gebeurde toen we al in het land waren. Op de terugweg konden we bij de grenscontroles echter zomaar doorrijden. Dat was een kennelijk moment dat we ons beveiligd hebben gevoeld.”
Ook Van den Noort maakte weleens kritieke momenten mee. Dat hij altijd samen met zijn gezin op reis ging, als dekmantel, maakte de verantwoordelijkheid groot. Maar: „We voelden ons gedragen op de vleugels van het gebed van de achterblijvers die wisten van onze missie. En nog meer, we wisten ons gedragen door de Heere zelf. Dat gaf rust om op pad te gaan.”