CU/SGP-wethouder Grauss gaat tot het uiterste om onrecht recht te zetten
CU/SGP-wethouder Michiel Grauss wil iedere Rotterdammer recht in de ogen kijken die zich heeft gemeld als gedupeerde in de toeslagenaffaire. Daarvoor verkent hij de grenzen van de wet. „Schulden wegstrepen is een vorm van rechtvaardigheid.”
Al heel snel nadat hij in juli 2018 als wethouder aantrad, kwam Michiel Grauss (51) in aanraking met schrijnende thuissituaties. Rotterdam −de stad waar hij als CU/SGP-wethouder verantwoordelijk is voor het armoede- en schuldenbeleid− is de armste stad van Nederland. In de Zuid-Hollandse havenstad wonen ook nog eens de meeste gedupeerden van de kinderopvangtoeslagaffaire. Geruime tijd voordat de getroffen ouders bij Haagse politici op het netvlies stonden, kwam Grauss −zonder dat hij het wist− bij hen over de vloer.
„Nadat ik medio 2018 mijn eerste bezoeken ging afleggen, kwam ik al heel snel mensen tegen die zeiden: „Ik ben bang dat ze m’n kinderen van me afnemen”, blikt Grauss terug. „Ik dacht: Nou… Als overheid maken we vast weleens een fout. Ik ben zelf ook mens en maak ook fouten. Maar keer op keer? En fouten met deze impact?”
Grauss kon er de vinger niet achter krijgen. „Elke situatie die ik tegenkwam was toch weer anders. Daarnaast speelde het privacyaspect een rol. Ook al ben je wethouder: veel dingen weet je niet. Ik moest het doen met de verhalen van de mensen zelf.”
Eng
In zijn begintijd vielen hem een aantal dingen op. „De Belastingdienst is eng”, kreeg hij van veel mensen te horen. En „‘het systeem’ pakt zo hard uit”, vertelden de inwoners van de stad aan Grauss. Hij hoorde ook een bepaald patroon terug in zijn gesprekken met mensen in penibele situaties van wie hij toen nog niet wist dat het slachtoffers zijn van de kinderopvangtoeslagaffaire. „Het verhaal: „Goede baan, gedoe met de Belastingdienst, fraudeur” kwam ik veel tegen.”
Dat woordje fraudeur zette Grauss aan het denken. „Als wij als overheid iemand fraudeur noemen, wat zou diegene dan hebben misdaan? Rijdt die persoon in een Ferrari rond, betaald met belastinggeld? Of hebben we het over een moeder met drie kinderen die in een krakkemikkig huisje woont?” Dat laatste bleek meer dan eens het geval te zijn, vertelt de wethouder. „Ik stapte bij mensen binnen met een minimaal interieur. Een krukje, een stoel en een glazen vitrinekast. Dat waren de enige bezittingen. In die glazen kast stond alleen een doosje Pickwickthee”, herinnert hij zich. „Oei. Dat is wel heel minimaal hoor. Maar dan nog. Stel dat zo iemand écht foute dingen zou hebben gedaan. Wat betekent dat dan voor haar drie kinderen?”
Stempeltje
Het fraudeur-zijn is iets wat gedupeerde ouders lang blijft achtervolgen, merkt Grauss. „Ik sprak kortgeleden nog een alleenstaande moeder; gescheiden tijdens de toeslagenaffaire. Tien jaar geleden had ze een goede baan, ze woonde in een koophuis”, vertelt hij. „Totdat de problemen met de Belastingdienst begonnen. Zij of de kinderopvanginstelling zou een administratieve fout hebben gemaakt, stelde de fiscus. Het gevolg was dat ze tienduizenden euro’s moest terugbetalen. Niet alleen het gedeelte waar de administratieve fout betrekking op had, maar de hele som. Voor haar was dat de start van pure ellende. Ze moest haar huis uit, wat onder de marktwaarde verkocht moest worden vanwege de lage huizenprijs destijds. Daardoor stapelden de schulden nog verder op. Mede door hulp van familie is ze er inmiddels weer bovenop gekomen. Toen ik haar sprak na tien jaar ellende, gaf ze aan: „Dat stempeltje fraudeur, dat doet echt pijn.””
„Het zijn vooral werkende of studerende ouders die in de toeslagenaffaire belandden”, zag Grauss. „Omdat beide ouders werkten was er kinderopvang nodig. De meeste mensen hadden hun zaakjes redelijk op orde. Menselijkerwijs gesproken hadden ze een goede toekomst in het vooruitzicht. Dat maakte het zo confronterend. Het had iedereen kunnen overkomen.”
Vergeving
Nee, de gedachte dat ook het eigen handelen van de gedupeerden een rol zou kunnen hebben gespeeld in de toeslagenaffaire is niet op haar plaats, vindt Grauss. „Dat heeft te maken met welk wereldbeeld iemand naar de situatie kijkt”, legt hij uit. In de gemeenteraad van Rotterdam lopen de visies behoorlijk uiteen. Partijen als de PVV en Leefbaar Rotterdam houden er een heel ander wereldbeeld op na dan de fracties van de SP en DENK. „Als een christen achterdochtig zou zijn ten opzichte van gedupeerde ouders, zou ik dat erg vinden”, zegt Grauss. „Een christen bidt elke dag het Onze Vader, met daarin de bede: „Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.” Hoe kan het dan dat ook christenen zouden denken: Schulden? Daar zit vast wel iets achter. Bidden om vergeving betekent ook bereid zijn te vergeven.”
Sinds hij als wethouder in Rotterdam dagelijks te maken heeft met armoede en schulden is hij de Bijbel anders gaan lezen, vertelt Grauss. Hij verwijst naar de genoemde bede uit het Onze Vader. „Die kwam op gegeven moment wel heftig binnen. Ik las dat in het verleden altijd geestelijk. Maar vergeving vragen aan God betekent ook dat je iets voor de ander moet willen doen. Uiteindelijk zijn we met niets geboren. Alles wat we hebben of bezitten, is genade.”
Buitenkant
Ook Grauss’ blik op de medemens veranderde. „Ik ben voorzichtiger geworden. Voorheen had ik veel meer vooroordelen. Nu ga ik eerst naast iemand zitten. Eerst maar eens contact maken en het verhaal aanhoren. Ik heb zo vaak meegemaakt dat er veel meer aan de hand is.” Een mooie buitenkant zegt lang niet altijd alles, leerde Grauss. Maar ook als de buitenkant er minder mooi uitzag, verraste een vervolggesprek hem meermaals in positieve zin. „Er zijn zulke mooie levens waarvan een ander zou zeggen: „Tsjonge, wat een armoe.” Terwijl je zo veel wijsheid en naastenliefde tegenkomt als je daar aan tafel zou zitten.”
Armoede is een onderwerp dat Grauss persoonlijk raakt. Zijn vader groeide op in armoede. Ze wisten bij zijn vader thuis niet altijd of er ’s avonds eten op tafel stond. Daar vertelde zijn vader hem niet heel veel over. Maar hij straalde wel veel uit, zegt Grauss terwijl hij zijn polsen omhoog houdt. „Kijk, een dubbeltje en een kwartje. Deze manchetknopen staan symbool voor wat mijn vader me heeft meegeven. Iedereen heeft zijn talenten van God gekregen, leerde mijn vader mij. Het is onze plicht om daarmee aan de slag te gaan. Dan kun je van een dubbeltje een kwartje worden. Kijk nooit neer op anderen omdat ze minder zouden zijn. Dat DNA heeft me gevormd.”
Het is voor Grauss geen vraag bij wie de schuldvraag ligt in de toeslagenaffaire. „De schuldvraag ligt bij ons als overheid. In gesprekken met gedupeerde ouders moet ik dat telkens weer erkennen: „Ik ben de overheid en ik heb fouten gemaakt.” Het is te makkelijk om naar de Belastingdienst te wijzen, vindt hij. „Wij hebben als overheid een stelsel gebouwd dat gebaseerd is op wantrouwen. Dat is echt heftig.”
Vijftig euro
Dat schuldbesef moet ook doorklinken in de financiële afhandeling van de toeslagenaffaire, vindt Grauss. „Veel mensen moeten van vijftig euro per week rondkomen omdat ze in een schuldentraject zitten. Daarvan moeten ze alles betalen: eten en drinken, vervoer, hobby’s, enzovoort. Die mensen zijn de hele dag aan het boekhouden. Daarbovenop zitten ze ook nog eens in de schulden.”
„Mijn stelling is”, zegt Grauss, „die ouders hebben geen schulden. Nee, het zijn de schulden van de overheid. Wij hebben ervoor gezorgd dat zij in de financiële problemen zitten. Het is daarom niet meer dan vanzelfsprekend dat de overheid hun schulden overneemt. Sterker nog, het is een vorm van rechtvaardigheid.” Normaal gesproken, legt Grauss uit, dragen mensen van wie de overheid schulden overneemt hun steentje bij. Als iemand echt helemaal niets kan missen is vijftig euro per maand het minimale wat diegene moet meebetalen. „Tegen gedupeerde ouders hebben we gezegd: „Dat geld willen we niet hebben. Het is onze schuld, niet die van jullie.””
Terugdraaien
In gesprekken met getroffen ouders merkt Grauss dat financiële compensatie zeker niet alle geleden schade wegnemen kan. „Gisteren sprak ik nog een gedupeerde moeder uit Delfshaven. Zo iemand heeft tien jaar lang in de ellende gezeten. Tien jaar lang, denk even na, dat is niet zo maar even. Het is goed dat de overheid excuses heeft aangeboden en dat er financiële compensatie is. Maar dat wat er is gebeurd valt niet meer terug te draaien.”
Zelfmoord
Grauss ergert zich eraan als hij merkt dat mensen het niet meer over de toeslagenaffaire willen hebben. „Soms merk ik een bepaalde moeheid in Nederland, zo van: Zullen we weer naar het volgende puntje gaan? Dan denk ik: Dan snap je dus echt niet wat er gebeurd is. Hoe mensen eraan onderdoor zijn gegaan. Gedurende de afgelopen tien jaar zijn er mensen geweest die zelfmoord hebben gepleegd, depressief zijn geraakt, waar kinderen uit huis zijn geplaatst. Daar kunnen we niet zomaar aan voorbijgaan.”
Met zijn team zoekt Grauss alle Rotterdammers op die zich als gedupeerde gemeld hebben bij de Belastingdienst. In totaal hebben zo’n 5500 Rotterdammers zich gemeld. Van die groep zijn er 3700 door de fiscus erkend als gedupeerden, waardoor ze in aanmerking komen voor financiële compensatie. „We doen echt alles om ook degenen die we nog niet bereikt hebben een breed hulpaanbod te doen. In een laatste poging gaan we de straat op en bellen we bij ze aan. We verkennen de randen van de wet om mensen die zich gemeld hebben in de ogen te kunnen kijken en te vragen of de gemeente Rotterdam iets voor ze kan betekenen”, zegt de wethouder.
Wantrouwen
Ondanks alle goede bedoelingen zijn er nog steeds gedupeerden die liever uit beeld blijven, merkt Grauss. Er is een groep mensen die zich als gedupeerde heeft gemeld bij de Belastingdienst, maar weigert dat de fiscus hun gegevens met andere overheidsinstanties deelt. Grauss heeft geen idee hoe groot die groep is. „Dat is best wel spannend. Dat zou best weleens een groep kunnen zijn die heel wantrouwend is naar de overheid”, vreest hij. „Gedupeerden hebben vaak hele heftige dingen meegemaakt met de Belastingdienst. De fiscus moet hen als ze zich aanmelden sinds kort vragen of de dienst hun gegevens mag delen met derden, zoals gemeenten. Een deel van de gedupeerden wil dat niet. Het systeem zit krakkemikkig in elkaar.”
Volgens de Rotterdamse wethouder is er vanwege het ontstane wantrouwen een andere overheid nodig: een overheid die dichter bij de mensen staat. Dat kan bijvoorbeeld door aan te schuiven op plaatsen waar mensen zich vertrouwd voelen, denkt Grauss. Hij noemt een paar voorbeelden: de huisarts, de school, een welzijnsgebouw, de kerk, een moskee. Door op dat soort plaatsen contact te leggen, kan de overheid het vertrouwen van de burger terugwinnen.
Koffie
Die andere overheid geeft Grauss ook vorm tijdens de intakegesprekken met gedupeerden. „Die gesprekken zijn echt heel bijzonder. Soms duren ze 2,5 à 3 uur”, vertelt de wethouder. „We lopen dan geen lijstje met vragen af, nee, eerst een kop koffie. Soms lopen mensen tijdens zo’n gesprek echt helemaal leeg. Alle stress komt er dan uit. Na afloop horen we dan: „Dit is de eerste keer dat iemand van de overheid echt luisterde.””
Ook op financieel gebied staat de gemeente Rotterdam z’n mannetje als het erop aankomt. Soms gebeurt het dat een andere overheidsinstantie beslag wil leggen op de 30.000 euro compensatie voor gedupeerden, vertelt Grauss. „Dan springen wij in de bres. Ho, ho. Niet vechten met de gemeente Rotterdam. Daardoor krijgen mensen weer lucht.”
Revalidatie
Grauss heeft hoop dat de toeslagenouders er ooit weer bovenop komen. „Ik ben een hoopvol mens. Er zijn mensen die zich hebben teruggeknokt, die hun leven weer hebben opgepakt en bijvoorbeeld weer een huis hebben gekocht en ingericht.”
Tegelijkertijd plaatst hij een kanttekening bij zijn positieve vooruitblik. „Voor sommigen is het echt een langdurig traject. Bijvoorbeeld als er een kind een tijd lang uit huis is geplaatst. Hoe zetten we dat recht? Geen idee. Met een klein duwtje komt iemand in het ravijn terecht, maar de revalidatie daarvan kan helaas lang duren.”
Hoe lang het zal duren voordat de problemen van de toeslagenouders zijn opgelost, durft Grauss niet te zeggen. „Het herstelproces verschilt per persoon. Voor sommigen zal het misschien wel een even lange periode van intensieve begeleiding vragen als dat ze in de problemen hebben gezeten. Zo lang de ellende heeft geduurd, zo lang moet de overheid er bovenop zitten.”