Drie weken nadat minister van Financiën Hoekstra en premier Rutte als laatste in de reeks onder ede zijn gehoord door de parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag, publiceerde de commissie donderdag veel sneller dan gebruikelijk haar eindrapport.
De commissie van acht Kamerleden onder leiding van CDA’er Van Dam verhoorde in de maand november (oud-)topambtenaren van de Belastingdienst en de ministeries van Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid, alsook (oud-)bewindspersonen van deze ministeries, waaronder huidig PVDA-leider Asscher en minister van Economische Zaken Wiebes. Vijf vragen en antwoorden over het rapport.
Wat is de boodschap van het rapport?
De belangrijkste conclusie van de commissie is dat „bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag de grondbeginselen van de rechtsstaat zijn geschonden.” Dat wil zeggen dat de opgestelde wet- en regelgeving nauwelijks ruimte liet „om de individuele situatie van mensen recht te doen, bijvoorbeeld als zij zonder kwade opzet een administratieve vergissing begingen.”
De commissie constateert dat de wet- en regelgeving voortkomt uit de politieke en maatschappelijke wens om fraude te voorkomen en om het uitbetalen van toeslagen zo efficiënt mogelijk uit te voeren.
De titel van het rapport is niet zonder reden ”Ongekend onrecht”. Ongekend volgens de commissie, omdat het „lang heeft geduurd voordat de politieke en ambtelijke top de ernst van de problemen inzag.” En omdat „de wijze waarop ouders werden aangepakt in geen verhouding stond tot wat de Belastingdienst hen verweet.”
De commissie vat het alles samen als een „situatie van onrecht voor een grote groep ouders, die machteloos stonden tegenover machtige instituten van de rechtsstaat.”
Wie acht de commissie verantwoordelijk?
Alle betrokken partijen. Dat zijn het kabinet, de Tweede en Eerste Kamer, de ministeries van Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid, maar ook de rechterlijke macht.
Het kabinet en beide Kamers zijn wetgever. De betrokken Kamerleden mogen het zich volgens de commissie aanrekenen dat ze „spijkerharde wetgeving” eisten en voor deze wetten stemden.
De afdeling Toeslagen van de Belastingdienst die onder verantwoordelijkheid valt van de minister van Financiën voerde de kinderopvangtoeslag volgens de commissie uit als een massaproces. „Ouders werden in de raderen van de Belastingdienst ten onrechte gebrandmerkt als opzettelijke fraudeurs.”
„Ook de bestuursrechtspraak heeft zijn belangrijke functie van rechtsbescherming van individuele burgers veronachtzaamd.” De commissie constateert dat de bestuursrechtspraak „jarenlang een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het in stand houden van de spijkerharde uitvoering van de kinderopvangtoeslag.”
De commissie noemt in het rapport ook man en paard als het gaat om ieders verantwoordelijkheid. Zo hebben (oud-)bewindslieden Weekers, Wiebes, Asscher en Rutte de harde aanpak van fraude mede geïnitieerd. Naast deze vier waren ook (oud-)staatssecretarissen Snel en Van Ark en minister Hoekstra, elk vroeger of later, op de hoogte van de disproportionele gevolgen van de hoge terugvorderingen voor ouders.
Benoemde de commissie nog andere cruciale factoren waardoor dit zo mis kon lopen?
De informatievoorziening bij de rijksoverheid is niet op orde, zo blijkt uit het rapport. Kamerleden kregen in reactie op Kamervragen „onjuiste en onvolledige informatie” en dat ook nog eens niet op tijd. Het gebrek aan informatie was ook een ernstige belemmering voor het functioneren van bewindspersonen. De commissie verbaasde zich erover dat opmerkingen en aantekeningen van bewindspersonen niet worden vastgelegd en gearchiveerd.
Wat schreef de wet- en regelgeving nu precies voor waardoor ouders soms tienduizenden euro’s moesten terugbetalen?
Hoogleraar staats- en bestuursrecht, prof. mr. Zijlstra, vatte, op verzoek van de commissie, samen waar de wet en samenhangende rechterlijke uitspraken op neerkomt. Zijlstra schrijft dat een ouder bij een terugvordering het gehele bedrag moet terugbetalen, niet slechts het gedeelte waarvoor bewijs ontbrak. De afdeling Toeslagen van de Belastingdienst was niet bevoegd de terugvordering te verminderen.
Ook kon de Belastingdienst niet afzien van een terugvordering, behalve in gevallen waar het draaide om zeer kleine verschillen.
Hoe ziet de toekomst eruit voor de ouders na de publicatie van het rapport?
Een groot deel van de ouders wacht, tot onvrede van de Kamer, nog steeds op financiële compensatie. Staatssecretaris Van Huffelen meldde deze maand dat er tot nog toe 515 ouders zijn uitbetaald van de circa 16.500 gedupeerde ouders die het ministerie op het netvlies heeft.
Premier Rutte kondigde aan dat het kabinet in januari met een reactie komt op het rapport. In dezelfde maand volgt ook het debat in de Tweede Kamer.