Overal is er een tekort aan gekwalificeerd zorgpersoneel. Hierdoor dreigt de kwaliteit van de zorg in de knel te raken. Dat is een terugkerend refrein in gesprekken met bestuurders van vier verschillende sectoren: de ouderenzorg, thuiszorg, gehandicaptenzorg en intensivecarezorg.
In de ouderenzorg dreigt met name een nijpend tekort aan specialisten ouderengeneeskunde. Zonder ingrijpen loopt het tekort op tot 44 procent in 2034, becijfert een factsheet van Verenso, de beroepsvereniging van deze artsen. Er zullen dan zo’n 1500 specialisten beschikbaar zijn op een benodigd aantal van 2800. „Het zal daardoor steeds moeilijker worden om te zorgen dat iedereen de juiste zorg krijgt”, zegt Verenso-voorzitter Jacqueline de Groot.
Specialisten ouderengeneeskunde behandelen en begeleiden kwetsbare ouderen met complexe chronische aandoeningen. De zorg is gericht op het bijdragen aan de kwaliteit van leven en het verhogen van de zelfredzaamheid van de patiënt, legt De Groot uit. „Samen met de patiënt en indien mogelijk de familie bekijkt de arts wat de best passende medische zorg is, ongeacht waar de patiënt verblijft: in een verpleeghuis, revalidatiecentrum, ziekenhuis, hospice of thuis.”
De toenemende vraag naar specialisten ouderengeneeskunde heeft grotendeels te maken met de vergrijzende bevolking. Het aantal 90-plussers in Nederland stijgt naar verwachting van 158.000 nu naar 340.000 in 2040; een ruime verdubbeling.
Ook in de thuiszorg is er een groot tekort aan personeel, zegt directeur Jos de Blok van thuiszorgorganisatie Buurtzorg in zijn werkkamer in Almelo. „Er is overal schaarste, ongeacht het opleidingsniveau. We komen zowel wijkverpleegkundigen als verzorgenden tekort.”
De personeelskrapte is volgens De Blok een constant probleem, maar neemt sinds een jaar of vier toe. „Momenteel hebben we 500 tot 600 vacatures. De krapte was er eerst alleen in het zuiden, maar speelt nu in het hele land. Alleen in regio’s als de Gelderse Vallei en de Achterhoek, waar meer grote gezinnen zijn, lukt het om voldoende personeel aan trekken.”
De Blok ziet twee belangrijke redenen voor het hoge aantal onvervulde plekken. „Aan de ene kant doen meer mensen een beroep op de thuiszorg. Veel ouderen die eigenlijk naar het verpleeghuis zouden moeten, stellen een opname uit. Aan de andere kant is er veel uitstroom van zorgverleners omdat ze met pensioen gaan.”
Toch neemt de instroom aan studenten voor de hbo-opleiding verpleegkunde eerder toe dan af. Hoe zit dat? „Zij worden vaak zo specialistisch opgeleid dat we hun zelden een volledig contract kunnen aanbieden”, verklaart De Blok. „Mijn pleidooi is daarom: kies voor minder specialisaties en zet verpleegkundigen breder in. Dat zorgt ook voor meer afwisseling en werkplezier.”
Agressief
In de gehandicaptenzorg waren er vóór de coronapandemie al bezettingsproblemen, stelt Frank Bluiminck, directeur van Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN). „Maar corona heeft het probleem veel erger gemaakt. Personeel is uitgeput en er is een hoog ziekteverzuim. Roosters krijgen we daardoor moeilijk rond.”
Het personeelstekort is volgens Bluiminck het grootst in de complexe zorg, voor mensen met een verstandelijke beperking en gedragsproblematiek. „Deze zorg is zeer intensief. Patiënten reageren vaak heel onvoorspelbaar, waarbij ze agressief of intimiderend kunnen zijn.”
Agressieve patiënten opsluiten in hun kamer, vastbinden aan hun stoel of hun kalmerende medicatie toedienen, zoals vroeger gebeurde, mag niet meer. In plaats daarvan moet zorgpersoneel proberen de oorzaak van hun agressieve gedrag aan te pakken, door mogelijke prikkels weg te nemen. Bluiminck: „Als er een escalatie is geweest –een patiënt werd bijvoorbeeld heel agressief– dan wil je de ruimte hebben om daarop te reflecteren. Dat kost tijd, terwijl er een bezettingsprobleem is.”
Uitdagend
Dat juist in de complexe zorg hard mensen nodig zijn, heeft volgens de VGN-directeur overigens niet met de intensiteit van het werk te maken. „Er is juist ook een groep mensen die dit werk aanspreekt en het uitdagend vindt.”
De belangrijkste reden waarom roosters moeilijk gevuld kunnen worden, is volgens Bluiminck een sterke toename van het aantal personen dat complexe zorg nodig heeft. „Mensen blijven langer thuis wonen, ze hebben er steeds vaker psychische klachten bij en het is moeilijker geworden om in aanmerking te komen voor de Wet langdurige zorg. Degenen die daarvoor wél in aanmerking komen, zijn dan ook meteen de complexere gevallen.” Ook worden patiënten gemiddeld ouder dan vroeger, waardoor ze langere tijd zorg nodig hebben.
Gaten in roosters worden nu gedicht met uitzendkrachten en zzp’ers, zegt Bluiminck. „Dat is niet ideaal. Zeker de complexe zorg is teamwork. Je wilt liefst als vast team kennis opbouwen en inzichten delen. Bijvoorbeeld over hoe om te gaan met die agressieve patiënt.”
Appelboom
Binnen de intensivecarezorg speelt vooral een tekort aan goed opgeleide ic-verpleegkundigen. Belangrijke reden is dat veel verpleegkundigen vertrekken, stelde het Rotterdamse ic-hoofd Diederik Gommers in augustus in het Reformatorisch Dagblad. „De uitstroom van verpleegkundigen is groter dan de instroom. Het gevolg is dat we in plaats van opschalen eigenlijk bedden moeten sluiten.”
„Wij hebben gelukkig heel weinig uitstroom”, zegt prof. Iwan van der Horst, hoofd intensive care in het Maastricht UMC+. „Er zijn hier sinds corona uitbrak veel meer mensen bijgekomen dan er zijn weggegaan. Dus dat is mogelijk.”
Hoe hij dat voor elkaar krijgt? „Ik wil dat wij de leukste ic-afdeling van Nederland zijn om op te werken. Hopelijk heeft elke ic die ambitie. Ik probeer in te spelen op de behoeftes die mijn mensen hebben. De een vindt het fijn om tussen de middag een warme maaltijd te krijgen of om in de pauze fruit te eten. Dan regelen we dat. Een ander wil graag een studie naast zijn werk doen. Dan proberen we dat ook te faciliteren.”
Ic-hoofd Marcel Levi pleitte er in november in het Reformatorisch Dagblad voor het aantal ic-bedden uit te breiden, naar het voorbeeld van het Verenigd Koninkrijk. Van der Horst vindt niet dat de discussie over het aantal bedden moet gaan. Hij vergelijkt de ic-zorg met een appelboom. „Vraag niet hoeveel appeltjes we kunnen leveren, maar hoeveel water en voedsel de boom nodig heeft. Als de boom goed groeit, komen er vanzelf meer appels aan. Oftewel: als wij het werk in de zorg aantrekkelijk houden, kunnen we blijvend veel patiënten goede zorg bieden.”
Zeggenschap
Alle vier boegbeelden van de zorg hebben hun zorgen, dromen en wensen voor het komende jaar.
Zo streeft Verenso-voorzitter De Groot ernaar de ouderengeneeskunde prominenter op de kaart te zetten. Daarvoor is de beroepsvereniging onder meer met academische centra in gesprek over het beter integreren ervan in de geneeskundeopleiding. Ook zijn er steeds meer opleidingen waarbij geneeskundestudenten standaard een coschap, een soort stage, lopen in het verpleeghuis. „Het is belangrijk voor medisch specialisten om wat over ouderen te weten. Ook in het ziekenhuis krijgen artsen in toenemende mate te maken met ouderen die bijvoorbeeld delirant (acuut verward, MC) zijn of lijden aan dementie.” Zelf raakte De Groot geïnteresseerd in de ouderengeneeskunde tijdens een coschap.
Ook zet De Groot zich in om het werk als specialist ouderengeneeskunde aantrekkelijker te maken. Naast betere salariëring pleit ze ervoor de specialisten meer zeggenschap in een zorgorganisatie te geven. „Het is nog steeds niet vanzelfsprekend dat een specialist ouderengeneeskunde structureel betrokken is bij het medisch beleid van een zorginstelling. Nu bepaalt de bestuurder van een verpleeghuis vaak wat er moet gebeuren. De vakgroep moet dat dan maar uitvoeren, terwijl dáár de kennis huist.”
Zinnige zorg
Door de vergrijzing doen steeds meer mensen een beroep op de ouderenzorg. Wordt de zorg straks onbetaalbaar? De Groot hoopt het niet. „Belangrijk is om zinnige zorg te bieden. De specialist ouderengeneeskunde bespreekt met de cliënt of zijn familie welke behandelingen gewenst zijn en welke niet. Een ziekenhuisopname is niet altijd zinvol. Artsen willen graag doorbehandelen, terwijl de patiënt daar niet altijd op zit te wachten. Het gesprek moet veel meer gaan over wat belangrijk is voor de patiënt en wat zijn kwaliteit van leven bepaalt. Daar horen bepaalde keuzes en consequenties bij.”
„Afwegen of een patiënt nog wel telkens voor controle naar een poli moet, is voor een specialist ouderengeneeskunde heel gewoon”, zegt De Groot. „Ik denk dat er nu veel onnodige controles zijn, omdat het systeem dat zo in stand houdt. De bekostiging is namelijk gericht op prestaties en niet op preventie.” Ze bedoelt hiermee dat de geleverde zorg wordt vergoed en niet de voorkomen zorg.
In Nederland werken steeds meer zorgprofessionals en organisaties samen in zogenaamde netwerken kwetsbare ouderen. In zo’n netwerk zitten onder meer de huisarts, ziekenhuisspecialisten, het verpleeghuis, thuiszorgorganisaties, de gemeente en het zorgkantoor. De Groot vindt dat een positieve ontwikkeling. „De betrokkenen stemmen gezamenlijk af wie welke zorg doet en hoe wordt samengewerkt. Daardoor krijgt een patiënt de best mogelijke zorg.”
Verdienmodel
Buurtzorgbestuurder De Blok vindt dat het Nederlandse zorgsysteem zich veel meer op ziektepreventie moet richten. „Preventie moet onderdeel zijn van het werk van een zorgprofessional. Die moet zich bij elke cliënt afvragen: hoe kan ik gezondheidsproblemen bij hem of haar voorkomen?”
Dat vergt ook een ander vergoedingssysteem, stelt De Blok. „Het systeem nodigt uit om zo veel mogelijk zorg te leveren. Ziekte is het verdienmodel, in plaats van gezondheid.” Het Centrum Indicatiestelling Zorg bepaalt normaliter hoeveel uren zorg iemand nodig heeft en van welke zwaarte. „Zorgverleners van veel organisaties geven die uren zorg ook, omdat ze daarvoor betaald krijgen. Terwijl het misschien mogelijk is om de zorg flink af te bouwen, door bijvoorbeeld de familie in te schakelen of de patiënt met ondersteuningsmiddelen zelfredzamer te laten zijn.”
Buurtzorg werkt met een ander waarderingssysteem. Zorgverleners krijgen hierbij betaald voor het aantal uur dat ze werken. De Blok laat op zijn laptop een soort Excelbestand zien, waarop van elke zorgverlener precies is te zien hoe lang hij of zij bij welke patiënt was.
Beroepsethiek
„Geef zorgverleners zelf de verantwoordelijkheid om te bepalen hoeveel zorg een cliënt nodig heeft”, bepleit De Blok. „Zij zullen niet meer dan de nodige zorg leveren. Dat hebben ze vanuit hun opleiding meegekregen en is onderdeel van hun beroepsethiek.” Adviesorganisatie KPMG heeft onderzoek gedaan naar de effectiviteit van deze manier van werken. „Op termijn levert dit systeem veel meer op. Het geeft zorgverleners meer inzicht in wat zinnige zorg is, en houdt bureaucratie binnen de perken.”
De Blok denkt dat de zorg betaalbaar kan blijven, mits de financiering op een goede manier is ingericht. „Als de slag wordt gemaakt van het belonen van ziekte naar het belonen van gezondheid, kan dat de kosten van het hele zorgsysteem met 20 tot 30 procent verminderen.”
Buurtzorg, een organisatie met ongeveer 15.000 medewerkers en 100.000 cliënten, ziet hij als lichtend voorbeeld. Terwijl andere organisaties ongeveer 25 procent van hun inkomsten aan zichzelf besteden –de zogenaamde overheadkosten– gaat het bij Buurtzorg om niet meer dan 8 procent. Trots: „We trekken hiermee wereldwijd de aandacht.”
Betekenisvol
De Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland heeft als „droom” dat iedereen met een handicap een betekenisvol leven gaat leiden, zo valt te lezen in een visiedocument voor 2030. „Mensen met een licht verstandelijke beperking hebben echt wel talenten en vermogens”, licht VGN-directeur Bluiminck toe. „Ze doen er alleen langer over om zich bepaalde vaardigheden eigen te maken. Deze mensen kunnen bijvoorbeeld prima bezoekers in het gemeentehuis ontvangen, hun een glaasje water aanbieden of hun het goede loket aanwijzen.”
Ook als mensen helemaal niet in staat zijn een vorm van werk te doen, kunnen zij een betekenisvol leven leiden, stelt Bluiminck. „Betekenis komt tot stand door de interactie met andere mensen. Probleem is dat veel mensen met een beperking een heel klein sociaal netwerk hebben. Eenzaamheid is onder hen een enorm probleem. Daar ligt een taak voor de samenleving, voor gemeenten en burgers. Kom in contact, organiseer netwerken.”
Bluiminck maakt zich grote zorgen over de groeiende groep personen met een licht verstandelijke beperking, momenteel zo’n 1,1 miljoen mensen. „Deze mensen hebben niet de cognitieve vermogens om mee te komen in de maatschappij, die steeds ingewikkelder, sneller en digitaler wordt. Zij kunnen vaak niet goed met geld omgaan, waardoor schuldenproblematiek op de loer ligt. Ook lopen zij een verhoogd risico om in de criminaliteit of de prostitutie terecht te komen.”
Het Centraal Planbureau stelt in een rapport dat de samenleving en de politiek een „blinde vlek” hebben voor deze groep. Bluiminck: „Die blinde vlek wordt langzaamaan een dode hoek. Als we deze mensen aan hun lot overlaten, gebeuren er ongelukken.”
Bluiminck pleit ervoor personen met een licht verstandelijke beperking vooral tussen hun 15e en 30e levensjaar te ondersteunen. „In die periode ontstaan de meeste problemen. Zorg dat deze mensen een afgestemd pakket krijgen waarvan onderwijs, werk, wonen en inkomen deel uitmaken. Spoor gemeenten aan om dat te regelen. Daar heb je een generatie lang plezier van. Met waakvlamondersteuning kunnen deze mensen de rest van hun leven zelfstandig verdergaan.”
Ook zou de VGN-directeur graag zien dat iedereen met een handicap een budget krijgt voor het volgen van een cursus praktische vaardigheden binnen een organisatie. Zo is er de opleiding WoonHulp, bedoeld voor mensen die niet in staan zijn een mbo 1-opleiding af te ronden. Mensen leren koffie te zetten, een bed te verschonen of de was te strijken. „Als deze mensen na afloop van zo’n cursus een diploma in ontvangst nemen, stralen en glimmen ze. Dat is ontroerend om te zien. Voor sommigen is het hun eerste schooldiploma. Als zij daarna aan het werk kunnen, voelen ze zich niet meer cliënt, maar collega. Dat geeft zó veel meer betekenis aan hun leven.”
Taakkaart
De intensive cares zullen blijvend veranderen, verwacht ic-hoofd Van der Horst. „We worden nooit meer de ic die we waren.” En dat bedoelt hij positief. „De nieuwe ic wordt beter. We hebben veel geleerd van corona. Bij krapte ga je leren wat het meest waardevol is. Zouden we daar geen aandacht aan besteden, dan valt personeel uit. Daardoor weten we nu veel beter wat verpleegkundigen belangrijk vinden.”
Van der Horst verwacht dat medewerkers in de Nederlandse ic-zorg steeds meer in teams zullen samenwerken. Zo’n zorgteam bestaat uit een arts, verpleegkundigen, een zorgondersteuner en een fysiotherapeut.
De Maastrichtse ic werkt al sinds de eerste coronagolf met zo’n interdisciplinair overlegsysteem. Het ic-hoofd demonstreert dat met zogenaamde taakkaarten, die hij uitspreidt op de tafel voor hem. Op de ene kaart staat ”ICU verpleegkundige”. Op een andere: ”ICU zorgondersteuner” (”ICU” staat voor intensivecareunit, MC).
„We denken hierbij na over welke mensen we willen inzetten voor de patiënten die we nu op de unit hebben liggen”, verklaart Van der Horst. „Pas hadden we een dienst waarbij een zorgondersteuner ontbrak. De verpleegkundige zei toen: „Hé, zo kunnen we niet werken.” Het bijzondere is dat deze functie vóór corona niet bestond. Dit laat zien hoe snel de toegevoegde waarde van deze persoon is bewezen.”
Het systeem zorgt ervoor dat mensen doen waarvoor ze zijn opgeleid, legt Van der Horst uit. „Daarmee vergroot je hun werkplezier én het is efficiënter.” Zo hoeven ic-verpleegkundigen zich niet langer druk te maken om bijvoorbeeld het wegbrengen van buisjes bloed; dat kan een zorgondersteuner doen. Ook hoeven ze geen tijd te steken in het opvangen van familieleden van een patiënt, want dat is de taak van de afdelingssecretaresse.
Van der Horst wordt in februari waarschijnlijk de opvolger van Diederik Gommers als OMT-lid en hoofd van de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care. Hij hoopt in die functie ook het systeem met de taakkaarten breder onder de aandacht te brengen.