Weermannen botsen over winterse verwachting
Krijgen we een winter die zich kan meten aan die barre winter van 1963? Weerman Reinout van den Born gelooft van wel. Het KNMI is sceptisch.
De voortekenen voor een koude winter zijn dit jaar erg gunstig, legt Van den Born uit. De meteoroloog verwacht temperaturen die veel lager liggen dan normaal, vooral vanaf half januari. Van den Born is al vanaf zijn zevende bezig met het weer. Al vijftien jaar maakt hij seizoensverwachtingen. Maar dit jaar trekt hij met zijn voorspelling van een koude winter veel aandacht.
Peter Siegmund, klimaatexpert bij het KNMI, hecht geen waarde aan weersvoorspellingen langer dan twee weken vooruit. Hij vergelijkt deze met het meermalen gooien van een dobbelsteen. „Zeg je dat je zes gaat gooien, dan zal dat ook vast een keer gebeuren. Als je maar lang genoeg gooit. Zo is het ook met dit soort voorspellingen, het is puur gokken.”
Van den Born baseert zijn voorspellingen op een dataset van het Amerikaanse World Climate Service. Dit bedrijf verzamelt sinds 1950 weerdata.
Barre winters
Opvallend voor Van den Born is dat „de aanloop naar komende winter erg veel lijkt op die naar bijvoorbeeld 1963 en 1985”. Dat waren beide ronduit barre winters. Van den Born: „Een factor die overeenkomt is bijvoorbeeld de aanwezigheid van La Niña langs de evenaar, een natuurverschijnsel waarbij het water van de Grote Oceaan tussen Indonesië en Zuid-Amerika kouder is dan normaal.”
Een andere overeenkomst is volgens Van den Born de negatieve of oostelijke QBO, een straalstroom in de stratosfeer boven de evenaar. „Deze houdt verband met de gedragingen van de poolwervel, die direct invloed hebben op de temperatuur in Europa. Tijdens winters waarin de QBO negatief blijft of negatiever wordt, raakt vaak de poolwervel verstoord. Bij zo’n verstoring hoort een koude fase.” Op basis van deze en andere overeenkomsten met historisch koude winters schat Van den Born de kans op een koude winter met veel vorstdagen op 55 procent.
Siegmund maakt korte metten met die zienswijze. „Het feit dat de omstandigheden nu hetzelfde zijn als in aanloop naar de winter van 1963 zegt helemaal niets. Het weer herhaalt zich namelijk nooit”, stelt de expert van het KNMI. Hij legt uit dat een „zeer kleine afwijking” in één van de factoren –„zelfs tot een tiende achter de komma”– een grote verandering kan betekenen in het weer. Hij vindt dat te veel gewicht wordt toegekend aan het feit dat er overeenkomsten te zien zijn tussen de aanloop naar de winter van 1963 en die van dit jaar.
Fundamenteel onmogelijk
De klimaatwetenschapper gelooft niet dat er ooit een techniek komt die het mogelijk maakt om het weer in onze streken langer dan een week of drie vooruit te voorspellen. „Dat is fundamenteel onmogelijk.”
Van den Born kijkt in ieder geval tot dusver met veel interesse naar de Europese weersverwachtingen. In Nederland is van bittere kou vooralsnog weinig te merken – het is tot nu toe gemiddeld een halve graad kouder dan normaal. In Zuid-Zweden daarentegen vroor het al 43 graden, de Finse hoofdstad Helsinki beleefde de koudste winterstart sinds 1937 en in Siberië kwam de winter veel vroeger dan normaal. „Het is bemoedigend voor mijn voorspelling dat er al veel koude lucht aanwezig is”, aldus Van den Born. Tegelijkertijd benadrukt hij dat er in de meteorologie geen garanties zijn. „Ik ben geen profeet.”