Leg „laatste wil” rond begrafenis vast in codicil
Koning Hizkia krijgt opdracht zijn „laatste wilsbeschikking” op te maken (Jesaja 38:2). Hij moet alles regelen voor zijn naderende levenseinde. Elk mens doet er goed aan om nabestaanden duidelijk te maken wat zijn „laatste wil” is.
In materieel opzicht kiezen we vaak voor een testament. Dat voorkomt veel gedoe in de familie. Maar hebben we onze nabestaanden ook duidelijk gemaakt hoe de dag van het afscheid eruit moet zien? Moet er ook iets gedeeld worden van het geloofsvertrouwen van de overledene? Heeft de kerk bij dat afscheid een rol? Maar wat, als de kinderen of kleinkinderen zelf „nergens meer aan doen” en een bijdrage van de kerk in de vorm van een kerkdienst daarom niet wenselijk vinden?
Nogal wat mensen denken: Dat hoeven we toch niet te regelen? Onze kinderen of andere nabestaanden weten toch wel hoe we in het leven stonden en wat wij belangrijk vinden? Ik zou daar niet al te vast op rekenen. Er hebben zich in veel families al heel wat onverkwikkelijke situaties voorgedaan.
Ontkerkelijking
We hebben in Nederland te maken met een grote mate van ontkerkelijking. We zijn koploper in Europa en dit gaat nog steeds in een ongekend tempo door, ook in streken waar de rol van het geloof en de kerk tot voor kort niet ter discussie stond. Dat heeft ook gevolgen voor de wijze waarop er afscheid genomen wordt van dierbare overledenen. Ook de coronatijd wordt door nabestaanden soms aangegrepen om een afscheidsbijeenkomst te beperken en uit te kleden, waarbij het geloofselement al snel verdwijnt. Corona is dan een gemakkelijk excuus.
In onze kerkelijke gemeente werden we al meerdere keren pijnlijk geconfronteerd met het feit dat de kinderen onze kerk niet op de hoogte stelden van het overlijden van hun vader of moeder. Een rol van onze kerk bij dat afscheid was er dus niet en dat was in strijd met wat die ouders zelf hadden aangegeven in het pastorale contact met de kerk, de ouderling, de predikant.
In situaties waar we wel tijdig geïnformeerd werden, was het herinneren van de kinderen aan die wens van de ouders, voor hen zelden reden om de plannen te wijzigen en toch een kerkdienst te houden of de tekst van de rouwkaart aan te passen met daarop een andere omschrijving als een geloofsgetuigenis, of met een Bijbeltekst. Blijkbaar moeten we dit goed regelen om er zeker van te zijn dat onze wil gerespecteerd wordt en niet de beleving van de nabestaanden bepalend zal zijn. Maar hoe doe je dat?
Handgeschreven document
Onze gemeente heeft het „kerkcodicil” ingevoerd. Dit is een handgeschreven document, voorzien van een datum en een handtekening. In dit kerkcodicil geeft iemand aan of er voor begraven of cremeren wordt gekozen en dat er bij het afscheid betrokkenheid moet zijn van onze gemeente in de vorm van een kerkdienst. Uiteraard in overleg en samenspraak met de nabestaanden. Dit kerkcodicil kan bij de secretaris van onze gemeente worden ingeleverd en deze houdt hiervan een archief bij. Een kopie van dit codicil mag bij de eigen documenten bewaard worden. Nabestaanden zullen dit later aantreffen en weten dus wat „de laatste wil” is en zijn daarmee ook gehouden dit ten uitvoer te brengen.
Nog beter is het om de kinderen of andere nabestaanden hierop al tijdens het leven te attenderen. Hoe mooi kan het zijn om daarover met elkaar een gesprek te voeren en aan te geven waarom we dit belangrijk vinden en het onze wens is.
Artikel 4:97 van het Burgerlijk Wetboek geeft aan dat de opsteller van een codicil zonder tussenkomst van een notaris bepaalde roerende zaken kan regelen. Artikel 19, eerste lid, uit de Wet op de lijkbezorging geeft aan dat een codicil gebruikt kan worden voor het vastleggen van de wensen rond de eigen uitvaart. In het contact van de kerk met de nabestaanden van een overleden gemeentelid kan dit kerkcodicil veel onduidelijkheid en welles-nietesdiscussies voorkomen. Het is jammer dat het kerkcodicil soms nodig is, maar bij voortgaande ontkerkelijking zal het steeds vaker uitkomst bieden.
Pastorale adviezen
Als er niets goed geregeld is, lopen we risico dat het afscheid anders gaat dan we gewenst hadden, ook als we denken dat de kinderen of anderen onze wil wel zouden kenden en respecteren. Daar moeten we dus niet te snel en zeker niet automatisch van uitgaan. Ook voorkomt een kerkcodicil veel gedoe tussen de kinderen onderling. Ook dat wil je graag voor zijn.
Naast het kerkcodicil werken we in onze gemeente al jaren met het boekje „Voorbereid op het sterven”. In dat boekje worden allerlei pastorale adviezen gegeven om onszelf voor te bereiden op het levenseinde en zijn er verschillende pagina’s die ingevuld kunnen worden, waarbij we de details van onze wensen rondom het afscheid kenbaar maken en ook suggesties geven voor de invulling van de afscheidsdienst en wie we daarbij graag een rol zouden zien vervullen.
De auteur is predikant van de vrije evangelische gemeente te Heerde.