Politiekinterview

Kamerbode Leo Bremen wil tevens bode van God zijn

Het leven van Leo Bremen (52) gaat, zacht uitgedrukt, niet over rozen. Hij geniet van zijn werk als bode in de Tweede Kamer, maar zijn gezondheid is broos. Soms bezwijkt hij bijna onder de last van de zorg voor zijn gezin. „God beloofde mij echter te helpen. En Hij dóét het, op Zijn eigen wonderlijke wijze. Hij sprak: Wie volhardt tot het einde zal zalig worden. En: Jij moet mijn getuige zijn, ook in Den Haag. Onvoorstelbaar, toch?”

29 November 2021 12:39
Leo Bremen, foto RD, Anton Dommerholt
Leo Bremen, foto RD, Anton Dommerholt

Het was maar een kort filmpje dat GroenLinks-Kamerlid Lisa Westerveld op 6 oktober twitterde. In een van de vertrekken van het Tweede Kamergebouw zit een man, gekleed in een deftig rokkostuum, achter een vleugel. Terwijl zijn vingers de toetsen beroeren en muziek de ruimte vult, kijkt PVV-Kamerlid Harm Beertema geïnteresseerd toe. „Mijn favoriete Kamerbode
Leo speelt piano na het debat over leraren”, luidde Westervelds toelichting. Met daarna een rood hartje.

Wie wat beter thuis is in de Haagse politiek, herkent de pianospeler meteen. „Leo!” reageerde –eveneens per tweet– Ed Anker enthousiast. Het oud-ChristenUnie-Kamerlid verliet al in 2010 het Binnenhof, maar is de altijd opgewekte, immer gedienstige en zelden om woorden verlegen Kamerbode blijkbaar niet vergeten. Wat ongetwijfeld voor meer oud-parlementariërs geldt. „Zelden iemand ontmoet die zo vrijmoedig over zijn geloof en over de Heere Jezus sprak”, zei de onlangs overleden SGP-politicus Bas van der Vlies eens over hem.

Dat Leo Bremen ooit Kamerbode zou worden, ministers en staatssecretarissen tijdens debatten van koffie of thee zou voorzien, in de vergaderzalen moties en amendementen zou ronddelen, erover zou waken dat commissievergaderingen ordelijk verlopen en dat hij in die functie vaker op tv te zien zou zijn dan menig politicus; nee, dat had deze Limburgse jongen tijdens zijn jeugd in Heerlen nooit gedacht. „Ik kom uit de horeca”, vertelt Bremen. „Mijn opleiding is de Middelbare Hotelschool. Toen ik die had afgerond, heb ik een jaar of drie, vier in het Carlton Ambassador Hotel gewerkt, in de Haagse Zeestraat. Daarna zeven jaar in perscentrum Nieuwspoort.“

Daar hoorde hij een keer twee mannen aan de bar tegen elkaar zeggen: „Er gaat een bode met pensioen.” Ik vroeg: „Wat is een bode?” Ik had werkelijk geen idee, géén idee. Maar zo is het balletje dus gaan rollen. Samen met één andere sollicitant kozen ze uitgerekend mij uit, uit zo’n 600 geïnteresseerden. Op 1 februari 2005 trad ik bij de Kamer in dienst.”

Tot uw twintigste woonde u in Limburg. Rooms-katholiek opgevoed?

„Nee, totaal ongodsdienstig. Mijn vader was afgeknapt op de kerk. Als jongeman vervoerde hij met zijn auto wekelijks de pastoor. Tot iemand zei: „Maar meneer pastoor, weet u wel dat deze man gescheiden is?” Die avond werd hij meteen en definitief afgebeld.

Ik zeg weleens, haha, dat wij thuis goed rooms waren: we hadden geen Bijbel in huis, baden nooit en gingen nooit naar de kerk.

Mijn vader is in zijn jeugd beschadigd geraakt. Zijn ouders runden een snackbar en hadden geen aandacht voor hem. Mede door de moeilijke persoonlijkheid van mijn vader zijn mijn ouders, toen ik twintig was, gescheiden. Mijn moeder zei na de scheiding: „Je vader heeft je zus misbruikt, jou misvormd en mij misleid.”

17722046.JPG
Leo Bremen, beeld RD, Anton Dommerholt

Twintig jaar heb ik daarna geen contact meer met hem gehad. Tot ik in 1998 persoonlijk tot geloof kwam en God het in mijn hart legde mijn vader te vergeven. Wat ik uiteindelijk, na veel innerlijke strijd, heb mogen doen. De laatste jaren van zijn leven bezocht ik hem regelmatig en belde ik hem elke maandag.

Gevolg is wel dat mijn enige zus geen contact meer met mij wil. Haar blijvende boosheid snap ik. Het punt is: ik heb de kracht van genade leren kennen; zij nog niet.”

Hoe ging dat bij u?

„Toen ik in de Haagse horeca werkte, kreeg ik verkering met een hervormd, Schevenings meisje. Ik wilde weten wat zij geloofde, ging mee naar de kerk en deed in 1995 belijdenis bij ds. H. G. de Graaff: een fijne man, die voor mij een soort van vaderfiguur was, het steunpunt dat ik altijd gemist had.

Drie jaar later kwam in mijn leven dé grote ommekeer. Mijn vrouw en ik bezochten in de Vredeskerk in Delft een avond over Israël, georganiseerd door de stichting Sjofar. Daar legde een vrouw, met behulp van een flanelbord, heel eenvoudig uit wat de kern van de Bijbelse boodschap is: over de schepping, over Adam en Eva, over de zonde, over Gods verlossingsplan door Jezus, dat we zonder Hem verloren gaan. Dat deed ze zo helder, in jip-en-janneketaal, ik stond perplex. Dát hoorde ik zó niet in de kerk; daar hoorde ik vooral moeilijke preken.

Na de tweede Israëlavond kon ik niet anders dan samen met mijn vrouw op de knieën gaan, letterlijk. Ik zei: „Heere God, ik belijd dat ik een zondaar ben. Ik ben er zó van overtuigd dat ik zonder Uw Zoon verloren ga; Heere Jezus, wilt U in mijn hart komen?” En dat is gebeurd, echt, dat is gebeurd. De Heilige Geest kwam in mijn hart wonen; dat was een kantelpunt van 180 graden. Wow! Ik was gered! Mijn leven is daarna nooit meer hetzelfde geweest.”

Wat veranderde er zoal?

„Haast alles. Zo heb ik, naast mijn vader, ook de jongens vergeven die mij op de basisschool, en in de tijd daarna, pestten. Ik werd gejend, omdat ik geen spijkerbroek en sportschoenen droeg, zoals zij. Als het geregend had, pakten ze mij vierkant op en sleepten me over de kunststoffen bankjes van het schoolplein. Drijfnat was ik. Maar ik heb ze in mijn gebed met naam en toenaam genoemd, en ze mogen vergeven en zegenen.

Verder kreeg ik een enorme honger naar het Woord van God. Ik ben gaan lézen, lézen… Ik heb de Bijbel opgevreten. Nog altijd is Bijbelstudie een van mijn liefste bezigheden. Tegenwoordig doe ik dat ook in het Hebreeuws, want ik wilde Gods Woord in de grondtaal kunnen lezen. Schatgraven in de Thora, noem ik dat.

De achterliggende jaren ben ik vijf keer in Israël geweest. Dat was fantastisch. Toen God in mijn leven kwam, heeft Hij ook de liefde voor Zijn volk en voor het land van dat volk in mijn hart gelegd.”

U gaf uw vijf kinderen Hebreeuwse namen.

„Ja, omdat die mooi en betekenisvol zijn. Maar ook omdat ze me kansen bieden voor gesprekken. Vaak genoeg gebeurde het dat ik in een speeltuin een van de kinderen riep, en dat iemand reageerde op die naam. Dat gaf dan aanleiding om te getuigen van de God van Israël.

Toen ik in 1999 gedoopt werd, in de pinkstergemeente Kom en Zie in Rotterdam, kreeg ik drie teksten mee. De eerste was Kolossenzen 2:6: „Zoals gij Christus Jezus, de Heere, hebt aangenomen, wortel alzo in Hem.” De tweede tekst was 
2 Timotheüs 4:5: „Doe het werk van een evangelist, ten volle.” En de derde 1 Thessalonicenzen 5:18: „Dankt God in alles.” Al die teksten hebben in mijn leven betekenis gekregen. Maar die laatste, ja, die vind ik het moeilijkst om in praktijk 
te brengen.”

Ja? Wie u in de Kamer gadeslaat, ziet een altijd opgewekte, goedlachse bode.

„Ja, maar dat kan alleen door de Heere Jezus. Zelf red ik dat niet. Er ligt zo veel op mijn bordje…”Bremen somt op: „In 2013 kreeg ik m’n eerste burn-out. Ik lag er negen maanden uit. In 2018 kwam mijn tweede burn-out. Daar ben ik anderhalf jaar ziek van geweest. In oktober vorig jaar ging ik door mijn rug, in januari opnieuw. In april kreeg ik corona. En verder heb ik dan nog suikerziekte, artrose en hielspoor.”

Dat hij de achterliggende jaren meerdere malen dacht dat zijn „lampje was opgebrand”, komt met name door zijn moeilijke gezinssituatie, vertelt de inwoner van Scheveningen. „Nadat mijn eerste vrouw was vreemdgegaan, zijn we in 2000 gescheiden. Drie jaar later ben ik opnieuw getrouwd, met Mirjam. Samen hebben we vijf kinderen gekregen.

Dat is een grote zegen. Maar mijn vrouw heeft diverse psychische stoornissen. Dat maakt dat naast mijn baan met onregelmatige werktijden het huishouden en de zorg voor ons gezin grotendeels op mijn schouders rusten. Wassen, strijken, boodschappen doen; alles komt op mij neer. Koken doe ik vaak ’s nachts. En dan meestal voor een hele week. Kunnen de kids, als ik er niet ben, kant-en-klare porties macaroni of stamppot uit de diepvries halen en opwarmen.”

Uw drie jongste kinderen zitten op een reformatorische basisschool.

„Ja, op de Eben-Haëzerschool, in Scheveningen. De twee oudsten, die nu voortgezet onderwijs volgen, zaten er ook op. Kijk, zingen op hele noten doen wij thuis niet. En met de Heidelbergse Catechismus hebben wij weinig. Maar wat telt, is dat het onderwijs op de Eben-Haëzerschool degelijk en goed is; de Cito-scores zijn hoog. En de kinderen krijgen er een heleboel mee uit de Bijbel. De methode ”Namen en feiten”, prachtig vak! Dat huiswerk doen ze altijd samen met papa. Want: papa weet alles, hè? Die weet precies waar het allemaal in de Bijbel staat. Mooi, toch?”

Allerlei kwalen, twee keer een burn-out, de last van een jong gezin op zijn schouders. Bremens leven gaat, zegt hij zelf, niet over rozen. Z’n diepste crisis bereikte hij in 2018. „Ik zat aan de grond. Alles kon me gestolen worden. Toen ik op een middag alleen langs het strand liep, heb ik het uitgeschreeuwd naar God. Ik had het vaste voornemen weg te lopen, te gaan scheiden. Ik was woest, teleurgesteld, gefrustreerd. Ik zei: „Heere God, ik ben het spuugzat. Ik bid al zó lang en ik krijg alleen maar shit. Ik kan dit leven niet aan, het is te veel.” En ik riep: „Ik. Ga. Weg.””

Terugdenkend aan dat moment, schiet hij opnieuw vol en stokt zijn stem. „Er was niemand op het strand, hè? Niemand. Maar God sprak duidelijk. Drie woorden slechts: „Leo, ga terug.” Drie keer hoorde ik die woorden: „Leo. Ga. Terug.” Ik zei: „Oké Heere, helder. Maar als U me roept terug te gaan, betekent dat ook dat U me gaat helpen. „Hij die u roept, is getrouw”, lees ik in de Bijbel. En „Uw Woord is de waarheid”, dat staat er wel vijf keer. Ik kan dit niet alleen.”

En?

„God is zó goed. Hij heeft me gesteund. En Hij steunt me elke dag weer. Toen ik eens met vrienden over mijn situatie sprak, zeiden ze: „Leo, God heeft jou waardig geacht om voor deze vrouw, jouw vrouw, te zorgen.” Dat heeft me geholpen. Want weet je, als God zegt: „Ik heb jou hiertoe geroepen én Ik ga je bijstaan”, wat kan ik dan anders doen dan stamelen: „Heere, hier ben ik. Doe het dan maar, dóór mij heen, en breek alles maar af wat afgebroken moet worden”?

Nog steeds denk ik vaak: pffft, wat een last. En ben ik bang dat ik bezwijk. Maar tegelijk is daar de gedachte: Wow! God heeft mij uit miljarden mensen uitgekozen om Zijn kind te zijn, te getuigen van Zijn Vaderschap. En Hij heeft mij, een navelpluisje, waardig geacht om voor dit gezin te zorgen. Dat is toch ongelooflijk?

Ook in praktische dingen zorgt God. Vroegen mijn kinderen vorig jaar: „Pap, we hebben een fiets nodig om naar school te gaan.” Tja, daar moest ik toch even over nadenken, want ik had er geen geld voor. Een paar dagen later appt iemand me een foto van twee gloednieuwe fietsen. Of ik die even wilde komen ophalen, in Monster. En zo gaat het zó vaak. God doet grote wonderen, nog steeds, echt waar.”

Als de foto’s voor dit interview gemaakt worden, verbaast de fotograaf zich erover: deze man kan op het Binnenhof geen stap verzetten of hij wordt gegroet. Politici, Kamerpersoneel, de chauffeurs van bewindslieden, hun persoonlijk assistenten; allen kennen Leo. En hij kent hen. Vaak volgt een korter of langer praatje. „Ze zeggen over mij weleens: Als je er, haha, een kwartje in stopt, kletst hij de hele dag door.”

Waarover? Het liefst over het Evangelie. „Op de fiets naar het werk bid ik vaak tot mijn hemelse Vader. Mag ik vandaag mensen tegenkomen, al is het er maar één, tegen wie ik van U kan getuigen? Overtuigen kan ik niet. Dat doet de Heilige Geest. Die overtuigt van zonde, gerechtigheid en oordeel.”

Opdringen doet hij zich niet. „Vaak gooi ik een visje uit. Als mensen mij dan een vraag gaan stellen, weet ik of de deur van hun hart openstaat. En als dat zich niet voordoet, is het blijkbaar Gods tijd nog niet.”

Zo kan het gebeuren dat hij, als zijn werk het toelaat, zomaar een diepgaand gesprek heeft met een Kamerlid van een seculiere fractie. Of met een verslaggever van een neutrale krant. Of met een willekeurige bezoeker van het Kamergebouw. Met mensen die het opviel dat deze man altijd zo goedgeluimd is. En die nieuwsgierig zijn naar waar die opgewektheid vandaan komt.

Soms hoor je zeggen: een christen moet niet te veel door woorden, maar vooral door zijn levenshouding getuigen.

Bremen, lid van de Volle Evangelie Gemeente in het Zuiderpark, waar hij ook drummer is: „Corrie ten Boom zei: We moeten getuigen, desnoods met woorden. Daar ben ik het niet helemaal mee eens. Het geloof is uit het gehoor; zie Romeinen 10:17. Maar je moet wel tijd en plaats weten. Als er een debat is, bid ik vaak, in mijn hart, voor de bewindslieden. En zegen ik ze. Dat is mijn roeping. „Doe het werk van een evangelist, ten volle”, was niet voor niets een van mijn doopteksten.”

Vraagt een geïnteresseerde waar hij naar de kerk kan gaan? Leo heeft overal contacten. „De Afrikaanse gemeente in Delft, de Victory Outreach Church in Den Haag, de Messiaanse gemeente in Nieuw-Lekkerland. Ik voel me geroepen om een bruggenbouwer, een verbinder te zijn. Er is maar één God, de God van Abraham, Izak en Jakob, de Vader van Jezus Christus; maar Zijn kerk heeft op aarde wel verschillende filialen.”

17722048.JPG
Leo Bremen, beeld ANP, Bart Maat

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer