Kerk & religie
Reformatorische christen voelt zich steeds makkelijker thuis in andere kerk

Steeds meer kunnen reformatorische christenen zich thuis voelen in andere kerken. Een betreurenswaardig verlies van binding aan de eigen kerk? Of valt de ontwikkeling positief te duiden, wellicht zelfs als een opmaat naar eenheid?

6 November 2021 16:03
beeld Jan den Ouden
beeld Jan den Ouden

”Hoewel de kerk waartoe ik behoor natuurlijk ook zijn gebreken heeft, zou ik me toch in kerkelijk opzicht nergens anders thuis voelen.” Een kleine 3000 lezers van het Reformatorisch Dagblad reageerden op deze stelling in een RD-onderzoek naar ontwikkelingen binnen de gereformeerde gezindte. Mee eens, zei ongeveer de helft van de RD-lezers (52 procent). Dat is een flinke groep, maar wat vooral opvalt is dat die in het verleden nog aanzienlijk groter was (zie grafiek 2). Veertig jaar geleden kon zeker driekwart van de reformatorische christenen zich niet thuis voelen in een andere kerk dan de eigen.

17658593.JPG
Dr. C. S. L. Janse. beeld RD, Anton Dommerholt

Deze beweging hangt samen met tendensen in de samenleving, zegt dr. C. S. L. Janse. De godsdienstsocioloog wijst erop hoe de individualisering zich in de maatschappij op verschillende manieren openbaart. Het aantal zwevende kiezers neemt toe, lidmaatschap van vakbonden loopt terug, de binding aan een geboorteplaats is minder dan voorheen. Die ontwikkeling houdt niet op bij de kerkdeur, zegt Janse. „Mensen zien zichzelf als uniek, willen vrij zijn, niet in een hokje passen. Daar hoort de binding aan een instituut als de kerk minder bij.”

Ook postmodernisme speelt volgens de socioloog een rol. „Daarbij wordt de leer minder belangrijk, maar gaat het vooral om de vraag of jij je ergens thuis voelt, of een preek je aanspreekt, of jij je op je gemak voelt in een gemeente.”

Er is een duidelijk verschil zichtbaar tussen de verschillende generaties. Zegt bijvoorbeeld één op de vijf jongeren onder de 25 jaar het helemaal met de stelling eens te zijn –en zich dus ergens anders niet thuis te kunnen voelen–, boven de 75 jaar ligt dat aantal op de helft van de respondenten. Dat valt te verklaren, zegt Janse, „omdat de genoemde ontwikkelingen vooral van invloed zijn op jongeren. Maar ook het duureffect speelt mee: hoe langer je tot een kerkverband of gemeente behoort, hoe sterker je binding daaraan zal worden. Je hebt er tenslotte meer meegemaakt.”

Kerkisme

Individualisering, postmodernisme – de ontwikkeling die het onderzoek blootlegt, zou dan met name wijzen op de doorwerking van de tijdgeest in de gezindte. Maar de verandering valt ook positief te duiden, vindt prof. dr. W. van Vlastuin, hoogleraar theologie en spiritualiteit van het gereformeerd protestantisme aan de Vrije Universiteit Amsterdam. „Het betekent ook dat mensen niet opgesloten zitten in hun eigen denominatie. Ik hoor er iets in van minder verzuild zijn, een afname van kerkisme. Er komt meer oog voor de gereformeerde gezindte in zijn geheel.”

17658592.JPG
Prof. dr. W. van Vlastuin. beeld RD, Anton Dommerholt

Dat met die ontwikkeling het besef van het eigene –het onderscheidende– van een kerk afneemt, ziet prof. Van Vlastuin dan ook niet als iets negatiefs. „Uitgaan van het eigene van onze kerk wordt al snel clubjesdenken. Dat staat op gespannen voet met de belijdenis van het ene lichaam van Christus. Daarin is ruimte voor eigen accenten, maar het uitgangspunt is de volheid van het christelijk geloof. Als deze betrokkenheid op de diepte van de boodschap blijft, kun je dankbaar zijn voor herkenning over kerkmuren heen.”

De rector van het Hersteld Hervormd Seminarium schreef in 2017 het boek ”Katholiek vandaag. Een gereformeerd gesprek over katholiciteit”. Die katholiciteit staat ook hier op het spel, zegt hij. „Je hebt elkaar nodig om met alle heiligen de breedte, lengte, diepte en hoogte van de liefde van Christus te verstaan, schrijft Paulus. Dan hamer je niet op het eigene, maar juist op de volheid van het geloof. In de Vroege Kerk werd al gezegd: we moeten oog hebben voor álle dogma’s, niet voor enkele.”

17658597.JPG
beeld RD

Ondanks relativering van de eigen kerkelijke traditie (zie grafiek 3) geeft een aanzienlijke groep van de respondenten (72 procent) aan kerkelijke leerverschillen „belangrijk” te vinden. De stelling waarop gereageerd werd, noemt daarbij voorbeelden als verbond en doop of het aanbod van genade. Het feit dat die thema’s als belangrijk gezien worden, heeft er volgens prof. Van Vlastuin mee te maken dat deze in direct verband met de prediking staan. „Preek je vanuit de verkiezing, of vanuit de verbondsgemeente? Hoe klinkt door dat er tweeërlei kinderen van het verbond zijn? Blijkbaar zijn de verbondsleer en doopopvatting nog altijd de grote thema’s binnen de gezindte, is men daar scherp op.”

Janse wijst erop dat in het onderzoek deze onderwerpen het belangrijkst gevonden worden onder respondenten „ter rechterzijde” van de kerkelijke kaart. Hij signaleert juist een tendens waarin de leer minder belangrijk wordt. „Zelfs in orthodoxe kring gaat het bij kerkelijke conflicten vaak meer om ethische zaken –zoals lhbti-kwesties– of om de liturgische praktijk –zoals het zingen van gezangen–, dan om dogmatische of theologische onderwerpen, zoals die bijvoorbeeld aan het begin van de 17e eeuw centraal stonden in de kerk.”

Zorgen

De grootste groep respondenten bleef bij het kerkverband waarin men werd opgevoed: 62 procent. Dat betekent dat ongeveer twee op de vijf RD-lezers wisselden van kerk. Redenen variëren (zie grafiek 1), maar bij een meerderheid viel het besluit om naar een andere kerk over te gaan vanwege een inhoudelijke reden: de prediking of zich niet meer thuis voelen.

Helemaal eenduidig zijn de cijfers niet; er moet een kanttekening gemaakt worden voor (hersteld) hervormde respondenten, zegt Janse. „De vraag is hoe zij de gebeurtenissen van 2004 in hun antwoord hebben verwerkt. Betekende het ontstaan van de Protestantse Kerk in Nederland of van de Hersteld Hervormde Kerk dat leden in een andere kerk kwamen dan waarin zij werden opgevoed? Of ervaren zij juist dat ze bij dezelfde kerk zijn gebleven?”

Zorgen

Iets meer dan de helft (53 procent) van de RD-lezers maakt zich zorgen over veranderingen binnen de eigen kerk, de mate waarin verschilt per kerkverband (zie grafiek 4). Mannen (57 procent) maken zich vaker zorgen dan vrouwen (48 procent). Als reden van zorg werden het vaakst de ”verwereldlijking van de levensstijl” en ”het geestelijk leven” aangekruist (zie grafiek 5).

Verwereldlijking wordt het meest genoemd in de rechterflank van de gezindte, terwijl juist in die kring relatief veel aandacht is voor het bewaren van afstand tot de wereld. „Een oorzaak kan zijn dat dit thema veel in de prediking wordt geadresseerd en daarom ook wordt overgenomen door gemeenteleden”, denkt prof. Van Vlastuin. „Opvallend is wel dat zorg over de prediking over het algemeen een stuk minder leeft; zit het daarmee dan wel goed?”

Respondenten uit de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) springen eruit: vier op de vijf CGK’ers geven aan zich zorgen te maken en van hen is 67 procent bezorgd over polarisatie binnen de eigen kerk. De spanningen binnen de CGK rond discussies over homoseksualiteit en de vrouw in het ambt spelen hierbij een grote rol, blijkt uit meerdere reacties op open vragen in het onderzoek. Daarbij moet worden opgemerkt dat traditiegetrouw de groep CGK’ers die het RD leest, behoort tot de meer behoudende richting binnen deze kerk.

Plaatselijke gemeente

De onderzoeksresultaten roepen de vraag op hoe binding aan en zorgen over de kerk geduid moeten worden, zegt Janse. „Neem de resultaten vanuit de Gereformeerde Bond. Je zou verwachten dat zorg over prediking binnen de Protestantse Kerk daar op 100 procent ligt, vanuit de grondgedachte van de Bond. Maar dat ligt een stuk lager. Kan het zijn dat mensen vooral aan de plaatselijke gemeente dachten toen zij antwoord gaven, of aan de Bond?” Over het algemeen verschuift de focus van binding aan de landelijke kerk naar de plaatselijke gemeente, signaleert de socioloog.

17658596.JPG
beeld RD

Dat herkent prof. Van Vlastuin. „Idealiter moet je zeggen: plaatselijk en landelijk horen bij elkaar, zij zijn een eenheid. Maar de praktijk is weerbarstig, en gemeenten verschillen sterk.” Het advies om bijvoorbeeld bij een verhuizing koste wat kost bij de eigen kerk te blijven, zou de predikant dan ook niet vanzelfsprekend geven. „Dat wil niet zeggen dat het om het even is. Zelf meende ik dat het echt ‘Ledeboeriaans’ oud gereformeerd was om hervormd te worden. Maar ik zou bijvoorbeeld een jong stel niet adviseren in een vrijzinnige hervormde gemeente te gaan kerken; orthodoxie is belangrijk. Vooral geldt dat we de verschillende kerken niet van elkaar kunnen isoleren. De ene kerk van de Reformatie is uiteen gevallen. Al die losse kerken zie ik daarom als brokstukken van de ene, oude Nederlandse Hervormde Kerk; ze horen bij elkaar.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer