De kerk, zeker als fysieke gemeenschap, doet er écht toe, bleek in coronatijd. Maar ze is geen comfortabele plek. „Zij is een huis niet zoals we willen en toch precies wat we nodig hebben.”
De coronacrisis heeft heftig aan de fundamenten van de kerk geschud. Kerken gingen massaal online en predikanten stonden eerst voor nagenoeg lege kerken te preken. Na anderhalf jaar crisis beseffen kerkleden dat zij elkaar hard nodig hebben. Opvallend is dat de laatste tijd meerdere boeken verschenen die de kerk als het lichaam van Christus benadrukken.
Ds. Alfred van de Weg, hersteld hervormd predikant in Apeldoorn, laat in zijn boek ”Daarom ga ik naar de kerk. Gedachten over Gods huis als plaats van ontmoeting” (uitg. Jongbloed, Heerenveen) zien hoe belangrijk de kerk als gemeenschap is. Je ontmoet niet alleen God, maar ook de ander en je belijdt het geloof in overeenstemming met de eeuwenoude traditie en liturgie.
De onlinekerkdienst als vervanging van de fysieke samenkomst zet volgens ds. Van de Weg de gemeente buiten spel. God wil ons lessen leren in een ”offline” gemeenschap, waar we geen schimmige zielen ontmoeten, maar concrete mensen met lichamen. En dat is een ongemakkelijke en schurende werkelijkheid die we juist nodig hebben. „Onlinediensten zijn een noodmaatregel, maar kunnen de offlinegemeenschap nooit vervangen”, reageert hij desgevraagd. „Want daar gebeurt het en kom je de ander tegen. De gemeente is een vormingsplaats en de context kan soms een heel lastige zijn. Het gevaar van onlinediensten is dat het alleen gaat om de prediking, het Woord, maar dan krijg je een kerkdienstenchristendom.”
De Bijbel zet het collectieve voorop, en daarna volgt het individuele, aldus de predikant. „We denken in onze tijd zo individualistisch. God redt geen groepen, maar personen, maar brengt deze in een gemeenschap, bijeengehouden door een geestelijke familieband. We hebben de kerk nodig om door de kracht van de Heilige Geest barsten te laten ontstaan in ons egoïsme en onszelf open te breken naar de anderen. Maar de kerkdienst op zondag is geen kwestie van even in- en uitpluggen. Aan zondagschristenen hebben we geen behoefte. Je moet weer het leven in. Zoals je niet alleen in de kerk zit, leef je ook niet alleen in de wereld. Daar zal uiteindelijk het Evangelie gestalte moeten krijgen.”
Kerk van leken
Prof. Gerben Heitink voert in zijn boek ”Een doorbraak in de tijd. Kerk in de spiegel van de jaren zestig” (uitg. KokBoekencentrum, Utrecht) een pleidooi voor de kerk als beweging van leken. Hij doet dat aan de hand van een analyse van de jaren zestig van de vorige eeuw en de gevolgen voor de kerk van nu. De emeritus hoogleraar praktische theologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam bepleit een kerk van onderop, gestoeld op mondigheid, inspraak en medezeggenschap. De nieuwe mondigheid en individualisering leiden tot andere vormen van betrokkenheid en met deze nieuwe kansen moeten de kerken veel meer doen, vindt hij. Als mensen een tijdlang hun vrijheid buiten de kerk zoeken, kunnen ze ontdekken waar de kerk goed voor is. „Herintreders of zijinstromers met een opgefriste blik kom ik regelmatig tegen in de kerk.”
We hebben elkaar hard nodig als gemeente, als leden van het ene lichaam, de gemeenschap der heiligen, aldus de schrijver. Het lichaam is een organische eenheid. „Er is sprake van een binnenste cirkel, die liturgisch en sacramenteel is. Het is de plaats waar mensen even kunnen schuilen als het in de buitenlucht te veel wordt. Maar ieder mens is méér dan alleen kerkmens. Het lichaam moet in beweging komen. Een godsdienstoefening is om de gemeente in conditie te houden, maar aan het einde van de viering volgt de wegzending, richting het dagelijks leven.”
Heitinks boek onderscheidt zich van andere boeken die over de kerk geschreven worden doordat hij de koers van de kerk analyseert vanuit een historisch kader. Hij erkent de moeite om mensen ‘weer in de kerk te krijgen’, maar het gaat hem om meer, zegt hij desgevraagd. „Ik breng graag een oude gedachte van Kuyper voor het voetlicht: de kerk als instituut en als organisme. Om dat laatste gaat het mij. Ik ga elke zondagmorgen naar de kerk om daar op verhaal te komen, maar het gaat uiteindelijk om het geloven op maandag. De kerk gáát niet de wereld in, maar ís al in de wereld.”
De kerk is volgens hem te veel instituut geworden, en te weinig beweging en vernieuwing. „Ik heb daar echt zorgen over. In mijn kerk, de Protestantse Kerk in Nederland, vindt er momenteel een sterke opwaardering en klerikalisering van het ambt plaats, ten koste van gemeenteopbouw. De kerk als verenigingsmodel met leden, afkomstig uit de negentiende eeuw, is steeds meer achterhaald, zoals dat met alle verenigingen het geval is. Een doorsneekerk tegenwoordig telt vaak alleen maar mensen boven de vijftig of zestig jaar. Er zijn veel mensen in de voorhof of mensen buiten de kerk die om soms begrijpelijke redenen de kerk verlaten hebben. Dus dan moet je de vraag stellen: wie verlaat wie? Het is hoog tijd dat de kerk weer werk maakt van vernieuwingen aan de basis.”
Opener dan ooit
Ds. Tim Vreugdenhil, protestants predikant in Amsterdam, stelt in zijn boek ”Opener dan ooit. Nieuwe kansen voor kerken” (uitg. KokBoekencentrum, Utrecht) vast dat een grote groep mensen sinds de Covid-crisis de connectie met de kerk is verloren. Hij komt hen zeker niet halen, stelt hij hen gerust, „maar pas als de kerk er niet is weet je soms beter wat je mist of zoekt.” De predikant gaat sinds deze zomer aan de slag met een nieuwe kerk, midden in Amsterdam. Kerken kunnen in deze tijd een inspirerende rol vervullen op het gebied van vijf velden: spiritualiteit, innovatie, inhoud, community en communicatie.
Een tijd als deze is een kans voor kerken, aldus ds. Vreugdenhil. Hij denkt aan nieuwe kerkvormen zoals pop-upkerken, huiskerken, buurtkerken, dorps- en stadskerken. Een kerkelijke gemeenschap volstaat met drie huisregels: we zijn nieuwsgierig naar elkaar, respecteren verschillen en we organiseren ontmoeting. „De kerk heeft lange ervaring met iets waar juist nu weer behoefte aan is. Ik merk dat er daarom vaak hoopvol onze kant wordt opgekeken. Tegelijk hebben we een bedenkelijke reputatie: zo nieuwsgierig waren of zijn we lang niet altijd.”
Arjan Zantingh, voorganger van de Stadskerk in Groningen, poneert in zijn boek ”Tweecomponentenkerk. Bouwen aan een kerk van én én” (Ark Media, Heerenveen) dat we als kerk niet hoeven te kiezen tussen uitersten als ”traditie en vernieuwing” of ”Woord en Geest”, maar dat „de kerk op haar sterkst is wanneer deze uitersten verbonden worden. Juist in het samengaan komt een enorme kracht vrij die ons ook nog eens bevrijdt van een te sterke eenzijdigheid.”
De uitgave is al van vorig jaar maar Zantingh merkt dat steeds meer kerken het boek pas recent hebben ontdekt en daar nu als kerkenraad/oudstenraad mee aan de slag gaan, mede als gevolg van de coronacrisis, zegt hij desgevraagd. Op 30 oktober organiseert Evangelisch College in Zwijndrecht een studiedag over het boek. Zantingh stelt dat waar het Woord vastgehouden wordt én het werk van de Geest omarmd wordt, er dan een „unieke én-én” ontstaat, waar je als kerk heel verwachtingsvol naar uit mag kijken. „We hebben als kerk in Nederland ook helemaal niet meer de luxe om te denken in óf-óf. Het is bittere noodzaak geworden om veel meer te denken in én-én, maar gelukkig ontstaat hiervoor juist de laatste jaren ook meer en meer aandacht.”
Geen comfortabele plek
De Amerikaanse theoloog Collin Hansen schreef (samen met Jonathan Leeman) een boek onder de titel ”Herontdekking. Waarom zou ik naar de kerk gaan?” (uitg. Geloofstoerusting). Mensen ontdekten na het beëindigen van de corona-lockdown hoe diep ‘geestelijk’ de fysieke bijeenkomst eigenlijk is. Het online aanbieden van diensten als permanente optie weerspiegelt de individualisering van het christendom en schaadt het christelijk discipelschap, zelfs als dat met de beste bedoelingen gebeurt. God nodigt mensen niet uit om naar een comfortabele plek te gaan om wat geestelijke bemoediging op te doen. „Nee, Hij nodigt ons uit in een geestelijke familie van onaangepaste verschoppelingen. Hij heet ons welkom in een huis dat zelden is zoals we zouden willen en toch precies is wat we nodig hebben.”
„God heeft de kerk, de ”ekklesia”, geroepen om zich te verzamelen”, licht Hansen desgevraagd toe. „Je kunt het lichaam en het bloed van Christus niet digitaal tot je nemen noch met virtueel water dopen. Ik weet van veel kerken die gestopt zijn met livestreaming omdat ze zagen dat mensen overal naar terugkeerden behalve naar de kerk. Ik dank God voor iedereen die dankzij livestreamingsdiensten dichter bij Christus komt. Maar ik zie ook dat een virtuele kerk het christendom individualiseert. Het bevestigt christenen om hun geloof in autonome termen te beleven, zonder hen uit te leggen wat het betekent deel uit te maken van een gezin en daarvoor opofferingen te doen.”