Borstkankerpatiënt kan rekenen op betere behandelmethodes
Meer inzicht in het borstweefsel en minder overbodige behandelingen. Volgens deskundigen zijn er hoopvolle ontwikkelingen voor borstkankerpatiënten.
Een op de zeven vrouwen in Nederland krijgt de diagnose borstkanker. Daarmee verandert jaarlijks het leven van ruim 17.000 vrouwen. Traditiegetrouw vraagt stichting Pink Ribbon –onderdeel van KWF Kankerbestrijding– in oktober aandacht voor de ziekte.
Afgelopen decennium is er „ontzettend veel goeds gebeurd”, zegt Agnes Jager, oncoloog in het Erasmus MC en voorzitter van de Borstkanker Onderzoek Groep, die zich bezighoudt met het verbeteren van behandelmethoden. Dankzij nieuwe therapiemogelijkheden en middelen keert de kanker bij een steeds groter percentage vrouwen niet terug. „Vroeger vond eerst een operatie plaats en daarna kwam de chemobehandeling voor mogelijk achtergebleven cellen, die later leiden tot uitzaaiingen. Probleem was dat artsen dan niet meer zagen wat de chemotherapie met de tumor deed.” Tegenwoordig vindt zo’n behandeling daarom voorafgaand aan de operatie plaats, zodat de therapie eventueel aangepast kan worden als deze niet goed genoeg werkt.
Artsen kunnen volgens Jager aan de hand van genetische kenmerken van de kanker beter inschatten of een uitgebreide behandeling zinvol is. „Daardoor kunnen we steeds beter selecteren welke mensen wel of geen baat hebben bij chemotherapie en daardoor bij een deel van de vrouwen een behandeling achterwege laten”, legt Jager uit. „Natuurlijk gaan we altijd voor genezing, dus dan lijkt het logisch om veel behandelingen te doen. Maar we merken dat steeds meer patiënten ook bereid zijn niet alles te doen als slechts een enkeling er baat bij heeft.”
Spannende vraag is of het achterwege laten van behandelingen niet ten koste gaat van de kans op genezing. Volgens Jager is dat niet het geval. „Artsen zullen alleen minder intensieve behandeling overwegen als dit niet ten koste van de prognose gaat.”
Kankercellen
Ook de wetenschap heeft stappen gezet, zegt onderzoeker Renée van Amerongen, verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. „We weten nu beter hoe borstweefsel in elkaar zit. De grootste vooruitgang zit ’m in nieuwe technieken waarmee onderzoekers in kaart kunnen brengen welke genen actief zijn in het weefsel. Daardoor kunnen we meer in detail bekijken en meten wat er precies in de cellen gebeurt.” Dat is belangrijk, omdat bijvoorbeeld niet elk type borstkanker gevoelig is voor hormoontherapie.
Die kennis komt dus van pas voor een behandeling op maat, die een tumor specifiek aanvalt. Als er meer details over de kankercellen bekend zijn, moeten onderzoekers in kaart brengen welke patiënt bij welke behandeling het meest baat heeft. Daarin zit wat Van Amerongen betreft de grootste uitdaging voor de toekomst.
Volgens Jager is er vooral nog veel winst te boeken bij medicatie die het leven van patiënten met uitgezaaide borstkanker verlengt. „Als er een veelbelovend middel op de markt komt, duurt het vaak nog een tijd voordat dit voor iedereen toegankelijk is. Hoewel het goed is dat een medicijn voor goedkeuring kritisch bekeken wordt, gaan zulke processen traag. Voor arts en patiënt is het jammer dat je zo’n middel dan nog niet mag voorschrijven.”