Stilgezet door diagnose borstkanker
Gerda Willemse (51) uit Leerbroek werd letterlijk stilgezet toen ze in november 2019 de diagnose borstkanker kreeg. „Ik leefde alsof het leven maakbaar was.”
De dag waarop een goede vriendin van haar belde, zal ze nooit vergeten. Ze had slecht nieuws. Tijdens het bevolkingsonderzoek was borstkanker bij de vriendin ontdekt. Gerda was nog geen vijftig en kreeg daar dus nog geen uitnodiging voor. Die avond dacht ze: laat ik ook eens voelen. Ze voelde iets wat er niet hoorde.
Bezoeken aan de huisarts en het ziekenhuis volgden. „Ik zag de verstarde blik van de radioloog. Het is niet goed hè, zei ik. Dat klopte.” Haar leven slaat om. „Donderdag was ik nog gezond, vrijdag zat ik bij de oncoloog aan tafel. En dan gaat het niet over de buurvrouw, maar over míj.”
Ontredderd
Gerda voelt zich verslagen, ontredderd. Altijd was ze druk. Ze werkte vijftig tot zestig uur per week in een huisartsenpraktijk en huisartsenpost, deed vrijwilligerswerk voor het Adullamcomité en het Leger des Heils, bezocht een leeskring en een eetclub, vulde haar vrije tijd met wandelen, fietsen en fotograferen. „Ik woon alleen, maar ben niet alleen. Ik ervaarde altijd een ongekende vrijheid om te doen en te laten wat ik wilde.”
Tot ze in één klap wordt stilgezet. „Al die leuke dingen hebben geen waarde in het licht van de eeuwigheid.”
De dag voor Kerst krijgt ze de eerst chemokuur. „In het ziekenhuis ben ik als een prinsesje behandeld. Ik heb geen recht op mopperen; ik heb geen enkele complicatie gehad. Van de chemo’s ben ik ook nooit ziek geweest. Van misselijkheid of overgeven had ik geen last.” Wel is Gerda ontzettend moe. Lopend naar haar zus, die 300 meter verderop woont, trekt ze niet. Zelfs op de fiets kan ze de afstand niet afleggen. „Ik kon de trappers niet rond krijgen. Terwijl ik de zomer ervoor nog 800 kilometer naar Normandië had gefietst.”
Zwart gat
Na twee maanden lang zware chemo’s volgen er twaalf mildere chemokuren, een operatie met borstamputatie, bestralingen, een klinisch-genetisch onderzoek en steeds weer scans om te zien wat dat allemaal opgeleverd had. Het voelt alsof je in een zwart gat springt, legt ze uit. „Je weet niet of je eruit komt, en hoe.” Het geloof is dan „het enige wat overblijft”, zegt ze. „De zorg voor mijn lichaam was ook niet mijn grootste zorg. In een flits gaat je leven voorbij, en dan zie je alleen maar schuld. Maar God doet het niet verkeerd. Ik ben verkeerd. Hij heeft mij stilgezet en dat is voor mij goed.”
Gerda leefde naar eigen zeggen alsof het leven maakbaar was. „Ik dacht: ik eet gezond, ben in beweging, loop en fiets veel. Wat kan mij overkomen?” Ziek zijn is geen vloek, maar kan juist tot zegen zijn, las ze bij de Engelse theoloog Ryle. „Dat ervaar ik ook zo, dat je gaat nadenken over wat er echt toe doet.” Ze leeft nu meer bij de dag. „Eerder zei ik weleens: Als ik later met pensioen ben, dan… Nu denk ik: dat pensioen moet ik eerst halen.”
Vrij nuchter praat ze over het verlies van haar haar en een borst. „Natuurlijk zit je daar als vrouw niet op te wachten. Maar ik had geen keus, dus heb er ook geen drama van gemaakt. Dit was de beste behandeling.” Ze wil vooral niet in het negatieve blijven hangen. „Ik ben weleens bang geweest dat ik depressief zou worden. En hoewel het zeker zwaar was, heb ik gelukkig ik de moed nooit laten zakken.”
Topzusje
Drie maanden na de diagnose bereikt het coronavirus Nederland. Gerda, kwetsbaar door de chemo, is al bang als mensen hoesten. „Ik had totaal geen weerstand.” Maandenlang zit ze alleen in huis. „Ik had drie uitjes: het ziekenhuis, wandelen en een bezoekje in de veranda van mijn zus en zwager.” Van hen en hun elf kinderen krijgt ze veel steun. „Echt een topzusje”, zegt ze.
Ze is blij dat haar behandelingen nooit zijn afgezegd vanwege de druk op de zorg. Op 5 mei –Bevrijdingsdag– ondergaat ze haar laatste chemo. In het najaar pakt Gerda haar werk weer op, na tien maanden volledig thuiszitten. Eerst twee uurtjes per week, sinds februari werkt ze weer volledig. „Ik ben weer zo goed als de oude. Alleen iets minder onvermoeibaar”, lacht ze. „Net zoals het leven niet maakbaar is, is ook dankbaarheid niet maakbaar. Ik kan dankbaarheid niet toveren. Soms kan ik niet geloven dat het zo goed gaat.”