Hoe kon Jonathan Edwards slaven houden?
De puritein Edwards hield slaven, ook al brengen zijn geschriften tot het tegenovergestelde van raciale superioriteit. In het Nieuwe Testament worden de verhoudingen van slaaf en meester op een nieuwe manier vormgegeven.
Toen ik in 1988 een lezing gaf over het leven van Jonathan Edwards (1703-1758) had ik er nog nooit van gehoord dat deze Amerikaanse puritein slaven bezat. Ik wist ook niet dat hij zich verzette tegen degenen die tegen het slavenbezit waren, terwijl ze zelf profiteerden van de slavernij. Ik had Edwards twintig jaar ijverig gelezen maar had nooit iets opgemerkt wat erop wees dat hij een slaaf bezat. Ik was verrast.
Sommigen hebben betoogd dat het houden van slaven door Edwards niet verrassend is, maar dat het past bij zijn kijk op hiërarchie in de samenleving. Sommige mensen hebben volgens Edwards meer gezaghebbende rollen, andere meer dienende rollen. Niets scheidt de wereld van het begin van de 18e eeuw meer van de 21e eeuw dan deze kwestie. Geestelijken behoorden toentertijd nog tot de hoogste klassen en ze namen een welgestelde levensstijl als vanzelfsprekend aan. Edwards was geen uitzondering, en ik betwijfel of hij daarin zondeloos was.
Klassenbewustzijn
Maar ik was nog steeds verrast toen ik hoorde dat Edwards slaven bezat. De reden was dat mijn onderdompeling in zijn geschriften gedurende twintig jaar een effect op mij had gehad dat mij precies in de tegenovergestelde richting leidde. Klassenbewustzijn, een gevoel van raciale superioriteit, een greep doen naar macht, het was Edwards die God had gebruikt om deze zondige houding in mij te kruisigen.
Een waarlijk christelijke liefde, tot God of tot mensen, is voor Edwards een nederige liefde met een gebroken hart. Deze houding van vreugde met een gebroken hart is het effect van zijn radicale gerichtheid op God. Dat inzicht diende ertoe om mijn eigen neiging tot zelfverheffing te kruisigen. Ik kon me niet voorstellen dat iemand zou denken dat ik door Edwards de geest van een slavenhouder zou hebben.
In het Nieuwe Testament zijn de relaties van mensen in Christus op een nieuwe manier geordend. De meester-slaafrelatie verschilt in het Nieuwe Testament sterk van de traditionele verhouding waarbij de slaaf het ”eigendom” is van de meester, de ”eigenaar”. Die traditionele verhouding verdween in het Nieuwe Testament. Dat is zichtbaar in de nieuwtestamentische instructies.
Mensenhandel wordt veroordeeld (1 Timotheüs 1:10), waardoor de bron van veel slavernij ter discussie wordt gesteld. Alle mensen zijn geschapen „naar de gelijkenis van God” (Jakobus 3:9). Christenen moeten met anderen doen zoals wij zouden willen dat ze met ons doen (Mattheüs 7:12). Alle christenen „hebben Christus aangedaan”, dus er „is geen dienstbare of vrije, (…) want gij zijt allen één in Christus Jezus” (Galaten 3:27-28). Als één lichaam in Christus (slaaf en vrij), „zijn wij elkanders leden” (Efeze 4:25). „Gij zijt duur gekocht; wordt geen dienstknechten der mensen,” (1 Korinthe 7:21, 23). „Gij dienstknechten, zijt gehoorzaam uw heren naar het vlees, met vreze en beven, in eenvoudigheid uws harten, gelijk als aan Christus” (Efeze 6:5). „Gij heren, doet uw dienstknechten recht en gelijk” (Kolossenzen 4:1).
Als een christelijke slavenhouder en een christelijke slaaf al deze leringen gehoorzaamden, veranderde de relatie radicaal. De meester veranderde van eigenaar in iemand die eigendom was van Christus, samen met zijn slaaf. De slaaf veranderde van eigendom tot mede-erfgenaam van Christus met de meester.
Sociale structuur
Maar ondanks al deze veranderingen zegt het Nieuwe Testament niet met zoveel woorden: „Er zijn geen meester-slaafverhoudingen meer in de kerk.” De rollen zijn zo getransformeerd door de christelijke realiteit dat ze totaal vernieuwd zijn. Maar het sociale omhulsel lijkt te blijven. Paulus spreekt meesters aan als ”meesters” en slaven als ”slaven”. Hij zegt niet rechtstreeks tegen de meesters: „Stop met de maatschappelijke positie van meester.” Hij zegt ook niet tegen slaven: „Stop met de sociale positie van slaven”, hoewel hij wel zegt: „Indien gij ook kunt vrij worden, gebruik dat liever” (1 Korinthe 7:21).
Wat we de sociale structuur van deze instelling kunnen noemen, wordt in het Nieuwe Testament intact gelaten. Maar voor christenen was het slechts een omhulsel – een sociale structuur waarvan de innerlijke realiteit radicaal nieuw was. Binnen de nieuwtestamentische gemeenschap was er daardoor niet langer sprake van eigendomsslavernij.
Kerklid
Ik weet niet in hoeverre Edwards de implicaties van dit standpunt omarmde. We hebben bijna geen direct bewijs van zijn houding en gedrag jegens zijn slaven. In zijn kerk werden zwarten toegelaten tot het volledige lidmaatschap. Hij schreef in een toelichting op Job 31:15: „In deze twee dingen liggen de krachtigste redenen tegen het misbruik van zijn dienaar door de meester: beiden hebben één Maker, en hun Maker heeft hen met dezelfde natuur gemaakt.” Hij veroordeelde de Afrikaanse slavenhandel. De wetenschappers Kenneth Minkema en Harry Stout schrijven: „Het was binnen de logica van Edwards’ ethiek en epistemologie, in plaats van in zijn persoonlijke opvattingen, dat de zaden van een unieke antislavernij-ideologie zouden worden geplant – met name door Edwards’ eigen zoon, Jonathan Edwards jr. (1745-1801), en zijn meest beroemde intellectuele leerling, Samuel Hopkins.”
Ik weet niet of Edwards de 14-jarige slavin Venus heeft gekocht om haar te redden van misbruik en ze veel meer zorg heeft gekregen dan waar ze onder veel andere omstandigheden op had kunnen hopen. Ik weet niet of de jongen Titus op dezelfde manier werd gekocht om hem uit nood te redden. Ik weet niet of de Edwardsen hun privileges van de hogere klasse (inclusief de macht om slaven te kopen) gebruikten om zwarte risicokinderen wel te doen. Veel weten we eenvoudigweg niet.
Wensdenken
Misschien vindt iemand dit wensdenken. Dan zij dat zo. Ik wil niet dat een van mijn helden nog meer bezoedeld wordt dan hij al is. Mijn gedachten zijn ook niet ongegrond, hoe onwaarschijnlijk ze ook lijken tegen de achtergrond van de verhoudingen in het midden van de achttiende eeuw. Alles wat ik weet van de godzaligheid die Edwards onderwees en op zo veel manieren voorleefde, brengt me ertoe om dit te wensen.
Welke verklaring ik ook zou kunnen geven waarom Edwards op zijn moment in de geschiedenis slavenbezit niet afzweerde, één ding kan ik niet ontkennen: vijftig jaar lezen en nadenken over Edwards is voor mij hartvernederend, Christusverheerlijkend, Godverheerlijkend, Bijbelverhelderend, zendingsbevorderend en liefdeverdiepend geweest. Ik heb meer van hem geleerd dan van welke andere auteur dan ook buiten de Bijbel. Of dit zo behoort te zijn, laat ik aan anderen over ter beoordeling. Dat het zo is, staat buiten kijf. En voor deze genade dank ik.
De auteur is oprichter van en docent bij desiringGod.org. Bron: desiringGod.org