Falen van politiek midden hangt als donkere wolk boven Prinsjesdag
Of er normale Prinsjesdagen bestaan? Dat kun je je natuurlijk afvragen. Wat in elk geval zeker is: die van deze week kende nogal wat afwijkingen van een standaard ‘derde dinsdag’.
Door de coronapandemie kon onze vorst de Troonrede voor de tweede maal niet uitspreken in de Ridderzaal, maar moesten hij en alle aanwezigen uitwijken naar de Grote Kerk. Door de verbouwing van het Binnenhof bood minister Hoekstra van Financiën zijn koffertje aan in gebouw B67, in plaats van in het Kamergebouw. Tot slot was er ook nog eens sprake van een demissionair kabinet, dat niet de ruimte had om een volwaardige begroting te presenteren.
Vooral dat laatste, de stroperigheid van het formatieproces, hing als een donkere wolk boven Prinsjesdag. Zij zal bovendien een schaduw werpen over de Algemene Politieke Beschouwingen van woensdag en donderdag. Dat er zes maanden na de verkiezingen nog steeds geen inhoudelijke coalitieonderhandelingen zijn geweest, is in de Nederlandse parlementaire geschiedenis een triest unicum. Geen wonder dat het vertrouwen van burgers in de politiek, volgens een onderzoek van Ipsos, in die maanden fors is gedaald.
Dat laatste is zondermeer verontrustend. Het kan er gemakkelijk toe leiden dat bij nieuwe verkiezingen –of die nu al snel gaan volgen of pas over een jaar of drie, vier– flankpartijen als SP, PVV en FVD verder groeien en middenpartijen krimpen. Dat maakt een volgende formatie nog weer lastiger en zorgt er voor dat Nederland qua coalitiemogelijkheden in een neerwaartse spiraal belandt.
Die trend is al een aantal jaren aan de gang. Toch is er in het achterliggende half jaar een nieuwe ontwikkeling bij gekomen. Tot de laatste Kamerverkiezingen konden partijen als VVD, CDA en D66 zich onderscheiden van de flanken door er met enige trots op te wijzen dat zij verantwoordelijkheid durfden nemen. De SP? Waagde zich, als het puntje bij het paaltje kwam, niet aan regeren. De PVV? Heeft in 2012 in de Catshuiscrisis het eigen hachje boven het algemeen belang gesteld. Maar zij, de constructieve middenpartijen, zij ‘redden’ het land.
Voor met name VVD-leider Rutte leverde dat bij verschillende verkiezingen winst op zodat hij zichzelf kon presenteren als iemand die het land, ook in crisistijd, tenminste regeerbaar hield. Juist dat argument hebben hij en andere middenpartijen zichzelf nu uit handen geslagen. Nu ook het politieke midden zóveel blokkades opwerpt voor samenwerking en het electorale belang boven het landsbelang stelt, jagen partijleiders zelfs goedwillende kiezers naar het populistische kamp.
In de verkiezings- en formatietijd van 2017 sprak CU-leider Segers over „een laatste kans van het politieke midden.” Dat leek toen wat melodramatisch. Vier jaar later zijn we er echter ooggetuigen van dat het politieke midden zijn laatste kans aan het verspelen is. Daar kan geen weldenkend mens blij van worden.