Column (Wim van Egdom) 11 september 2001
Ik had het zo vaak gehoord van m’n vader. Dat hij nog exact wist waar hij was toen hij hoorde dat president Kennedy was vermoord. En toen de Cubacrisis op haar hoogtepunt was. En toen…
Inmiddels heb ik ook tal van die momenten. Ik weet nog waar ik was toen de Berlijnse Muur viel. Toen de Roemeense dictator Ceaușescu en zijn vrouw werden vermoord. Toen er een El Al-vliegtuig neerstortte in de Bijlmer. Toen Pim Fortuyn werd neergeschoten.
Het zijn van die persoonlijke herinneringen die zich paren met een gebeurtenis die een onuitwisbare indruk achterlaat in je leven. Herinneringen die trouwens door de tijd worden ingekleurd, zo vertelde ooit iemand me. Zodat je je later niet in de eerste plaats de feiten herinnert maar de herinneringen.
Duidelijk is in ieder geval dat zelfs de grootste gebeurtenissen een haakje moeten vinden in je kleine, persoonlijke leven. Anders kunnen we het simpelweg niet bevatten. En dus praten we, jaren later nog, over waar we waren toen dat gruwelijke gebeurde. En met wie we daar waren. Wat voor weer het was, wat we voelden, hoe we schrokken en wie we belden.
Op 11 september 2001 zat ik ’s middags bij de kapper. Via de radio hoorden we het nieuws dat er een vliegtuig in een toren van het World Trade Center in New York was gevlogen. We dachten –hoopten het bijna– eerst nog aan een ongeluk. Maar toen er ook een vliegtuig in de andere toren vloog, was wel duidelijk dat het een terreuraanslag was. Met wereldwijde angst en onzekerheid tot gevolg. Het leek een film. Maar het was bittere werkelijkheid.
Vandaag zijn er exact twintig jaren verstreken sinds die vreselijke dinsdag in 2001. En in die jaren werden steeds meer details bekend van wat er precies gebeurde. In het groot, maar ook in het persoonlijk leven van mensen. Zo hoorde ik nu pas het verhaal van een man die op de begane grond in de lobby van een van de torens liep toen een passagiersvliegtuig met zijn zus aan boord zich in het gebouw boorde. Details die simpelweg niet te bevatten zijn. En die misschien ooit een plaats kunnen krijgen in het leven van de nabestaanden van die duizenden mensen die stierven.
Ja, ik weet nog waar ik wás. Maar zij zíjn er niet meer.