Zwerven op de Kwade Hoek: de ziel gaat te voet
Verdrietig kan Bas van Dijk zijn als hij ziet wat de mens met de aarde deed. „We zijn niet in de schepping geplaatst om die te vernietigen, maar om die te bewaren.”
Niemand. Helemaal niemand is er te bekennen op het uitgestrekte strand van de Kwade Hoek tussen Ouddorp en Goedereede. Bas van Dijk geniet ervan. „Die eenzaamheid vind ik heerlijk. Hier kan ik mijn gedachten laten gaan, hier kan ik ongehinderd peinzen. Over mezelf, over het leven.”
Weer of geen weer, Van Dijk kwam voorheen graag en vaak naar de Kwade Hoek. Die 140 kilometer rijden vanuit zijn vorige woonplaats Ede had hij er wel voor over. Vooral in de periode tussen 2003 en 2018 kwam hij zeer regelmatig in het natuurgebied. „In 2019 zijn we naar Vaassen verhuisd. Sinds die tijd vind ik de rust en stilte ook in mijn eigen tuin. Het liefst ga ik naar de uitgestrekte, eenzame bergen, in Oostenrijk of Zwitserland, of wat dichter bij huis, in de Duitse Eifel of de Belgische Ardennen.”
Toch blijft de Kwade Hoek trekken. „Ik ben een kind van de openheid, van de weidsheid. In mijn jeugd zwierf ik al graag langs de Westerschelde. Hier kan ik ook zwerven en struinen.”
Ziel
Van Dijk haalt een oud spreekwoord aan: „De ziel gaat te voet. De mens is met twee voeten op de wereld gezet. Die twee voeten bepaalden eeuwenlang het tempo van het leven. Moet je eens kijken hoe wij ons nu verplaatsen. Als we fietsen of autorijden krijgen we zo ontzettend veel prikkels tegelijk binnen, daar zijn we eigenlijk niet voor gemaakt. Zodra we gaan wandelen, komen we weer in de natuurlijke gang van het leven. Dan zijn lichaam en ziel het best op elkaar afgestemd.”
Het liefst doet Van Dijk dat wandelen in de verlaten uurtjes. ’s Morgens heel vroeg of ’s avonds in de schemering. „Dan weet ik zeker dat er niemand is. Alleen ik en de slechtvalk. Prachtige vogel.”
De liefde voor vogels is hem behalve door zijn ouders bijgebracht door Chiel Jacobusse. „Hij woonde in het dorp waar ik opgroeide. Chiel reed met een aantal jongens in een Golfje langs de inlaten van de Westerschelde en over de dijkjes van Zuid-Beveland. Onderweg leerde hij ons alles over vogels.” Ook nu weet Van Dijk elke langsvliegende vogel feilloos op naam te brengen. Boven de zee vliegt een wit-zwarte vogel: „Een kluut.” Boven de duinen wiekt een roofvogel: „Bruine kiekendief.” Op het strand hipt een klein vogeltje met een goede schutkleur: „Strandplevier.”
Afval
Nu is het strand schoon. Van Dijk denkt terug aan die keer dat hij hier kwam en dat het strand vol met afval lag. „Ik denk dat het kwam door een aanlandige wind uit een bepaalde hoek. Dan zie je in één keer heel duidelijk hoeveel afval er in de zee ronddobbert. Slechts een klein deel daarvan was hier op het strand terechtgekomen. En toch lag het hele strand vol. Kilometerslang.”
Het deed Van Dijk verdriet. „Wat hebben we de schepping verwoest als mensheid. In Romeinen 8 staat dat het ganse schepsel te zamen zucht, en te zamen als in barensnood is tot nu toe. Ik zag en zie het voor mijn ogen. In die schepping heeft God iets van Zijn heerlijkheid in gelegd. Wij zijn bezig dat in rap tempo te vernietigen. Terwijl God ons in die schepping geplaatst heeft om haar te bewaren. Een rentmeester die het landgoed verwaarloost, wordt ontslagen. Wij gaan maar door met het verwoesten van de schepping.”
Psalm 93
Soms lijkt het alsof vooral Nederlanders denken de schepping naar hun hand te kunnen zetten, vindt Van Dijk. „Wij graven onze sloten, wij cultiveren ons land, wij bedwingen de zee. Wie kijkt er nog naar de zee met Psalm 93 in het achterhoofd? „Doch de Heere in de hoogte is geweldiger dan het bruisen van grote wateren, dan de geweldige baren der zee.” Wie kijkt er nog naar de schepping met Psalm 8 in gedachten? „Als ik Uw hemel aanzie, het werk Uwer vingeren, de maan en de sterren, die Gij bereid hebt. Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en de zoon des mensen, dat Gij hem bezoekt?”
In de reformatorisch gezindte worden mensen die zich bekommeren om de natuur niet altijd serieus genomen, is de ervaring van Van Dijk. „Toch zou de vernietiging van de schepping iedere christen moeten aangrijpen. Als je het maar wilt inzien. Dan zul je ook niet zo snel afval in de natuur gooien of op een andere manier onzorgvuldig met de schepping omgaan.”
Rommelhoekje
Van Dijk denkt dat ieder mens iets voor de natuur kan doen. „Dat kan op kleine schaal al. Er zijn in een tuin vol stenen altijd wel mogelijkheden om meer groen aan te planten. Of om een rommelhoekje voor de egels, bloeiende planten voor de vlinders, nestgelegenheid voor de vogels aan te leggen.” Op grotere schaal ziet Van Dijk dat er bijvoorbeeld in de Achterhoek houtwallen worden verwijderd. „Zo ontzettend jammer. Laat alsjeblieft die houtwallen staan. Of als je zelf wat land hebt, plant ze juist aan.”
Bij de nieuwe generatie ziet Van Dijk wel wat veranderen. „Het percentage jongeren dat de natuur een warm hart toedraagt, lijkt toe te nemen.”
Regenboog
Denkend aan de toekomst, kijkt de inwoner van Vaassen naar Boven. „Die dag dat ik hier al dat afval zag, waren er nogal wat buien. Vlak voordat ik weer naar huis wilde gaan, brak de zon door en stond er boven de zee, tussen de hoog opbollende wolken, een prachtige regenboog. Voor mij was het een teken dat de Heere overal boven staat, hoe groot de rommel ook is die wij ervan maken.”
Ook nu is het weer tijd om naar huis te gaan. Vlak voordat hij eerste duinenrij oversteekt naar de auto, kijkt Van Dijk achterom, naar de Noordzee. Hij haalt 2 Petrus 3:13 aan. „Maar wij verwachten naar Zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, in dewelke gerechtigheid woont. Uiteindelijk stelt die zuchtende schepping, als ik erdoorheen wandel, steeds weer de ernstige vraag of dat ook mijn verwachting is.”
Serie Blik op de natuur
In de afgelopen vijftig jaar telde het RD vele natuurartikelen. Deel 3 in een drieluik waarin oud-auteurs terugblikken en vooruitkijken.