Reddingwerk bij KNRM „niet alleen maar leuk”
De zee kolkt, de wind briest. Reddingsboot de Joke Dijkstra doorkruist de golven, een spoor van schuim achterlatend. Al urenlang is de bemanning op zoek. Elke minuut neemt de kans af dat ze overlevenden vinden. Doel van de zoektocht: een kotter in nood.
Het is een van de verhalen die naar boven komen op de wekelijkse oefenavond van de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij (KNRM) in Den Helder. De mannen, bijna allemaal vrijwilliger, maken heftige dingen mee in het reddingswerk. En dat gaat ze niet in de koude kleren zitten.
Toch doen ze het graag. Hun liefde voor het water combineren de mannen met klaar staan voor de medemens in nood op het water. Ze vormen een hecht team. De stemming zit er dan ook goed in tijdens de oefening op deze zonnige en zomerse maandagavond.
De training begint met het redden van een drenkeling. Geen pop, maar een lid van het team. De mannen op de Joke Dijkstra, zoals de boot van de KNRM Den Helder heet, moeten naar hem op zoek. Eenmaal gevonden is het slachtoffer niet zo moeilijk op de boot te krijgen: een paar mannen hijsen hem binnenboord via de drenkelingenklep, terwijl hij zelf ook een handje meehelpt.
Alle mannen die het water in moeten of tijdens het varen rondlopen op het achterdek, hebben een overlevingspak aan. Veiligheid voor alles: wie ermee in het water valt, is traceerbaar door een noodbaken dat de locatie van de drenkeling aangeeft. De laarzen zitten aan het pak vast, waardoor er geen water kan binnendringen. Ook zit er een licht- en rooksein in, dat de drager in geval van nood kan activeren. De mannen die het pak niet aanhebben, moeten wel een exemplaar meenemen aan boord. Iedereen moet op elk moment in actie kunnen komen.
De bemanningsleden weten bij een uitruk nooit hoe lang ze van huis zijn. Een drenkeling of een schip in de problemen vinden gaat nog wel, maar een persoon terug aan de wal brengen vereist een rustige vaarstijl omwille van het slachtoffer. En een boot kan dusdanig vastzitten of gehavend zijn, dat terugslepen moeilijk is.
De volgende opdracht is heel wat gecompliceerder. Op kustwachtschip de Guardian, dat veel hoger is dan de Joke Dijkstra, ligt een man –dit keer wel een pop– met een gebroken bovenbeen. Twee mannen van de Joke Dijkstra springen over op het schip van de kustwacht. De ongelukkige is er niet best aan toe. Het bot steekt uit zijn been.
De mannen in de stuurhut van de Joke Dijkstra, die de informatie per koptelefoon ontvangen, beseffen de ernst van de situatie. „Dat uitstekende bot is gevaarlijk. Er stromen liters bloed door een bovenbeen.” Het risico bestaat dat de gewonde leegbloedt.
Op de Guardian discussiëren de twee mannen ondertussen over hoe ze het slachtoffer het beste op hun reddingsboot, die zich onder hen bevindt, kunnen krijgen.
De drie heren in de stuurhut van de Joke Dijkstra turen door het raam naar de Guardian of de reddingswerkers al een brancard op de motorkap, pal voor de stuurhut, laten zakken.
Het KNRM-team van Den Helder is in zijn nopjes met de Joke Dijkstra. „We hebben allemaal dezelfde vriendin”, grapt een van de mannen aan het begin van de avond. En die vriendin lust wel een slokje, met een brandstofcapaciteit van maar liefst 600 liter diesel.
Uiteindelijk komt de gewonde vanaf de Guardian aangezakt. Hij is verdoofd met morfine en dat is niet gek: een echt slachtoffer zou onverdoofd vergaan van de pijn. De mannen laten de brancard verticaal en schokkerig op de motorkap zakken.
Een van de mannen in de stuurhut is Sander Michalewski (53). Hij houdt in de stuurhut een logboek bij. Als er na een uitruk een onderzoek volgt, wordt dat geraadpleegd. Michalewski is de oudste reddingswerker bij de KNRM Den Helder. Al sinds 2002 zit hij als vrijwilliger bij de maatschappij.
Taart
Prachtig, vindt hij het vrijwilligerswerk. „Het mooie is dat je iets voor een ander kunt betekenen zonder dat je er iets voor terugkrijgt.” Alhoewel… „Mensen zijn altijd blij als we verschijnen. Soms geven geredde mensen een taart, sturen een kaart of doneren een bedrag aan de KNRM.”
Michalewski waardeert de kameraadschap binnen het team en houdt ervan om op het water te zijn. „Dat is niet uit te leggen, dat is een gevoel. Ik ben graag buiten bezig. Bovendien kan ik me bij de KNRM nuttig maken, en dat vind ik belangrijk.”
Bij de KNRM is het niet allen maar leuk, erkent Michalewski. „Ik kom weleens dingen tegen die ik liever niet wil zien. We hebben een aantal keer een overleden personen uit het water gehaald. Vooral als er kinderen bij ongevallen betrokken zijn, gaat me dat niet in de koude kleren zitten.” Toch zit aan het vinden van iemand die is verdronken in zekere zin ook een mooie kant, vindt Michalewski. „Als je de drenkeling kunt teruggeven aan de nabestaanden, ook al is hij helaas overleden, dan is dat toch een kleine troost.”
De reddingswerker aarzelt geen moment als hij de vraag krijgt welk moment uit zijn jarenlange KNRM-periode hem het meest is bijgebleven. Zijn gedachten gaan terug naar een bewolkte en stormachtige novemberavond in 2006.
De Joke Dijkstra raast die avond over de Noordzee. De stemming aan boord is gespannen. De klus die wacht is loodzwaar. Een helikopter met zeventien inzittenden heeft een noodlanding gemaakt op het water. „We dachten dat we zeventien lijken moesten gaan bergen. Maar alle passagiers hebben het overleefd. Een van de inzittenden die bij ons aan boord klom, keek me in de ogen, pakte mijn hand en zei: „Thank you for saving my life”, bedankt voor het redden van mijn leven. Dat vergeet ik nooit meer.”
Serie Kustverhalen
Acht redacteuren reizen de Noordzee langs en komen allemaal met een persoonlijk verhaal terug. Dit is het zesde deel: de KNRM in Den Helder.