Dr. Cabanel: Hugenoten en waldenzen identificeerden zich met Israël in de woestijn
Waldenzen, hugenoten, hussieten, de Schotse covenanters: al deze religieuze minderheden werden vervolgd. En alle identificeerden ze zich met het volk Israël, zegt de Franse kenner van het protestantisme dr. Patrick Cabanel.
Dr. Cabanel sprak deze week tijdens een openluchtconferentie bij het Musée du Désert in Le Mas Soubeyran, in de Franse Cevennen. Aanleiding vormde zijn nieuwste boek ”Alexis Muston - Le Michelet des Alpes”. Muston (geboren in Torre Pelliche in 1810, overleden in Bordeaux in 1888) was een Franstalige Waldenzenpredikant, schrijver, dichter en historicus. Hij stond in contact met de literaire elite in Frankrijk, onder wie Victor Hugo. Muston schreef een hoogstaand literair werk over de waldenzen, getiteld ”Het Israël van de Alpen”.
In zijn lezing wees dr. Cabanel op de typische beeldspaak van religieuze minderheden die vervolging ondervinden: waldenzen, hugenoten, hussieten, Schotse covenanters. „Alle hebben ze een neiging zich te identificeren met het volk Israël.” Voorafgaand aan zijn lezing is dr. Cabanel graag bereid enkele vragen te beantwoorden.
Wat bewoog u specialist te worden in het Franse protestantisme? Bent u zelf afstammeling van de hugenoten?
De vraag raakt hem. Meteen barst de Fransman in een vulkanische woordenstroom uit: „Jazeker, een en al, totaal, 100 procent. Sterker nog: ik ben een afstammeling van de eerste Camisarden-kapitein (de Camisarden waren geradicaliseerde hugenoten die in de bergachtige Cevennen een soort guerrillaoorlog voerden; red.). Ik ben geboren in Lozère, op de grens van het protestantse gebied en de rooms-katholieke wereld.”
U hebt een voorkeur voor de term hugenoten. Waarom?
„De aanduiding hugenoten is voor mij als een koosnaam geworden. Het woord hugenoten roept allerlei gevoelens van vertedering op. Hugenoten zijn geen calvinisten en ook geen protestanten. In mijn publicaties bezie ik hugenoten sociologisch als een minderheid. De identiteit van deze minderheidsgroep ligt in het gevoel van sterke lotsverbondenheid, vanwege de eigen geschiedenis van afschuwelijke vervolging. Dat is de verwantschap met de joden, de waldenzen in Italië, de hussieten in Tsjechië en de covenanters in Schotland. Net als bij de joden is het behoren tot de hugenoten meer historisch-sociologisch dan een kwestie van geloof. In Frankrijk ben je protestants ook al heb je niets of weinig met het gereformeerde geloof. Natuurlijk zijn er ook gelovige protestanten, die noemen zich dan ook réformée-évangelique. Ikzelf ben, zeg maar, gewoon gereformeerd, dus lid van de Église Réformée de France.”
In de openingszinnen van uw boek over de geschiedenis van de protestanten spreekt u over een „échec”, mislukking; zelfs een „dubbel échec.” Waarom?
„Cijfermatig hebben de hugenoten de slag verloren. In 1560 was minstens 10 procent van de Franse bevolking protestants, nu maar 2 procent. Opvallend genoeg is die protestantse minderheid machtig. Het is een elitegroep met relatief veel schrijvers, intellectuelen, bankiers, ingenieurs en groot-industriëlen zoals Peugeot. Met de vlucht van de hugenoten verloor Frankrijk veel rijkdom, kennis, intellect, kapitaal, expertise en ambachtelijkheid. Het Edict van Nantes (1598) was in beginsel al een moderne scheiding van kerk en staat. Toen Lodewijk XIV, de Zonnekoning, dat in 1685 herriep, draaide hij daarmee de geschiedenis zomaar terug. Hij probeerde met geweld een rooms-katholieke geestelijke eenheid te bewerken. Daarna probeerde de Franse Revolutie als reactie met extreem geweld een seculiere geestelijke eenheid te bewerken. De breuk in Frankrijk met het wegjagen van de hugenoten is nooit hersteld, nadien kwam er nooit een geestelijke eenheid. Dat bedoel ik met dubbel échec.”
Hoe beoordeelt u het geweld dat werd gebruikt door de hugenoten?
„Naar mijn oordeel was het geweld van de hugenoten gerechtvaardigd. Zeker, er was ook ongelegitimeerd, excessief geweld, bijvoorbeeld in de guerrillastrijd van de Camisarden. Maar tegenover het gewelddadige uitmoorden van hele protestantse steden en dorpen en de massa-afslachting in de Bartholomeüsnacht acht ik het gebruik van geweld door de hugenoten zeker rechtmatig.”
Verwacht u ooit een officieel excuus van de Franse regering voor de begane misdaden?
(Lacht) „Ha, echt niet. Nooit een keer. De Franse protestantse minderheid zit ook niet te springen om zo’n officieel excuus. Die minderheid speelt zeker niet de slachtofferrol, integendeel: het is de meest gelukkige, meest succesvolle en maatschappelijk welgestelde minderheidsgroepering van Frankrijk. Protestanten zijn bovengemiddeld vertegenwoordigd in de maatschappelijke, intellectuele en culturele bovenlaag. De voormalige socialistische president Mitterrand wilde graag ministers van protestantsen huize in zijn regering. Merkwaardig genoeg leven de gevoelens van rancune, jaloezie en wrok tegen protestanten en ook joden vooral in sommige roomse kringen.”
U schreef een speciaal boek over de joodse en de protestantse minderheid. Zijn deze groepen vergelijkbaar?
„Jazeker. Beide kennen een geschiedenis van vervolging en periodes van gedwongen clandestiniteit. De naam van dit museum, ”Museé du Désert”, verwijst naar de woestijnreis van Israël. De hugenoten identificeerden zich geheel met het oudtestamentische volk Gods, door de verdrukkingen in de woestijn op weg naar het Beloofde Land. Voor conservatieve Fransen zijn joden en protestanten ook één pot nat, daar bestaat de uitdrukking „Wie protestant zegt, zegt jood.” Twee bekend geworden affaires, de valse beschuldigingen tegen de protestantse Calas en die tegen de joodse Dreyfus, zijn vergelijkbaar. Ja, er is een diepe lotsverbondenheid. Het waren ook relatief veel protestanten die joden hielpen en verborgen tijdens de Duitse bezetting.”