Aanpak van huiselijk geweld is een zaak van ons allemaal
Het gaat nog met regelmaat mis bij het ingrijpen van hulp- verleningsinstanties rond huiselijk geweld. Kennis van de wetmatigheden bij deze situaties kan onnodig leed voorkomen. Familie en vrienden hebben daarbij nadrukkelijk een taak.
Schrijnend en beschamend, het bericht dat ons vorige week bereikte via de nieuwssite van de NOS. Twee zussen doen daarop hun verhaal. Een verhaal van een jeugd vol gewelddadigheid binnen de eigen gezinssituatie. Ook een verhaal over betrokken hulpverleningsinstanties die niet ingrijpen.
De ervaringen van deze twee zussen staat niet op zichzelf. Met enige regelmaat vertellen ons direct betrokkenen van onveiligheid binnen een gezin hun verhaal in diverse media. De ene keer vanuit de ervaring dat er niet is ingegrepen daar waar het nodig was, de andere keer vanuit de ervaring dat er wel ingegrepen is, daar waar het niet nodig was. We weten inmiddels hoe groot het probleem van onveiligheid binnen gezinnen is. Gemiddeld één kind per klas leeft in een thuissituatie van structurele onveiligheid.
Nee, hier geen artikel met een beschuldigende vinger richting de een of de ander. Ook geen eenduidig verhaal met hoe we deze situaties in de toekomst kunnen voorkomen. Wel wil ik de wetmatigheden noemen die in deze situaties gelden en een aanzet geven tot bezinning op ons handelen. En met ”ons” bedoel ik iedereen: van ouder tot minister.
Allereerst die wetmatigheden. Prof. Baartman, deskundige op het gebied van de aanpak van huiselijk geweld, heeft het beschreven: jeugd- en gezinsprofessionals worden gedreven door twee angsten. De ene is de angst om ten onrechte te denken dat een gezinssituatie onveilig is. De andere is om ten onrechte te denken dat een gezinssituatie veilig is. Wanneer de eerste angst dominant aanwezig is leidt dat tot overcompassie in het professionele handelen. Er is een hoge drempel tot ingrijpen. Domineert de tweede angst, dan leidt die tot overcontrole. Er is een lage drempel tot ingrijpen. In beide situaties kun je als hulpverlener flink de plank misslaan en bijdragen aan (verdere) traumatisering van gezinsleden. De ervaringsverhalen van betrokkenen liegen er niet om.
Reflecteren
De kunst voor een jeugdhulpverlener is om in het optreden compassie en controle hand in hand te laten gaan. Het handelen van de professional wordt dan gekenmerkt door zowel begrijpen (compassie) als ingrijpen (controle). Of Bijbels gezegd: barmhartigheid en rechtvaardigheid. Hulpverleners dienen voortdurend te reflecteren op de eigen angsten en de eigen waarden in het handelen. Waar op het continuüm van compassie en controle zit je? Door wie laat je je hierin bijsturen?
Een andere belangrijke wetmatigheid is dat een professional of professionele organisatie niet in staat is om de veiligheid binnen een gezin te waarborgen. Eenvoudig omdat je passant bent. Als professioneel betrokkene sta je per definitie meer op afstand dan een buurvrouw, tuinman of tante. Dit betekent dat je nooit op alleen je eigen oordeel, observaties en deskundigheid moet afgaan.
Vanuit deze wetmatigheden kom ik tot een oproep aan alle betrokkenen.
Ouders wil ik ertoe oproepen om de schaamte voorbij te gaan, als het hen niet lukt om de ouder te zijn die ze willen zijn. Een slechte gezinssituatie is niet de schuld van de ouder, maar het is wel zijn of haar verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de situatie verandert. Neem iemand in vertrouwen die het beste met het gezin voorheeft. Laat diegene meedenken over de gezinssituatie.
Professionals roep ik ertoe op zich bewust te zijn van de eigen beperkte blik en angst. Besef dat je je beperkte blik kunt vergroten door intensief samen te werken met alle(!) gezinsleden en informeel betrokkenen. Zoek naar een gezamenlijk besluitvormingsproces over wat er moet gebeuren voor het borgen van actuele en duurzame veiligheid. Zorg voor methodisch gefundeerd werken vanuit het paradigma dat professionals in dienst staan van de direct betrokkenen, inclusief de eigen vrienden en familie, en niet andersom.
Organisaties kunnen meer doen aan verwachtingsmanagement. Zij zijn niet in staat om veiligheid binnen gezinnen te waarborgen. Roep deze verwachting dan ook niet op.
Buffer
De overheid dient nog meer te investeren in de bouw van een pedagogische ”civil society”. We weten uit ervaring en wetenschappelijk onderzoek dat een solidaire gemeenschap om gezinnen heen een belangrijke buffer is tegen het ontstaan van onveiligheid. Familieleden, buurtgenoten en vrienden kijken dan niet weg maar bieden een helpende hand. Het versterken van deze buffer dient een van de speerpunten te zijn van de overheid.
De enige ‘partij’ waar we geen oproep aan kunnen doen zijn de betrokken jeugdigen zelf. Zij zijn de kwetsbare groep die op onze bescherming is aangewezen! Laat de schrijnende ervaringen van de zusjes uit Den Haag een wake-upcall zijn voor ons allemaal.
De auteur is moeder van vijf kinderen en eigenaar van trainingsbureau Salouz – ieder kind veilig.