Hoe voetbalwedstrijd kan leiden tot goed gesprek over andere afgoden
Het EK biedt aanknopingspunten voor een gesprek over afgoden, stellen een jeugdwerkadviseur en een predikant. Maar blijf dan niet steken bij het balspel alleen. „Het gaat om de vraag wat het belangrijkste is in je leven.”
Nederland kleurt oranje. Ook aan de reformatorische gezindte gaat het Europees Kampioenschap –zondag staat er weer een wedstrijd op het programma– niet voorbij. Jaco Pons, jeugdwerkadviseur bij de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten (JBGG), heeft de indruk dat de wedstrijden door een bepaalde groep jongeren –en volwassenen– goed gevolgd worden. „Het leeft behoorlijk.”
Dat voetbal voor veel mensen aantrekkelijk is, komt volgens Pons doordat het de volksgeest aanspreekt. „Je ziet door het hele land straten oranje kleuren; dat zuigt je mee. Het is leuk om naar het spel te kijken en om na een wedstrijd mee te kunnen praten.”
Er wordt –onder meer in de kerk– in deze tijd geregeld gewaarschuwd tegen ”Koning Voetbal”. Pons begrijpt dat. „Als voetbal op dit moment het belangrijkste is, biedt dat een mooie ingang voor gesprek.” Maar hij vindt dat het gesprek met jongeren breder getrokken moet worden. „Het moet gaan om de vraag: wat is het belangrijkste in je leven? We kunnen waarschuwen tegen dingen als voetbal of mobieltjes, maar er zijn ook jongeren die daar niks mee hebben. Stel hun de vraag welke dingen voor hen belangrijk zijn.”
Voetbal wordt al gauw neergezet als een grote zonde, terwijl alles wat in de plaats van God komt een afgod is, zegt Pons. „Ik spreek jongeren die in de zomervakantie keihard werken met maar één doel: zoveel mogelijk geld verdienen. Onze auto is al snel een heilige koe. En we willen in onze gezindte vaak mooie, dure kleding. Als dat het belangrijkste is in ons leven, is het een afgod.”
Materialisme
Rond voetbaltoernooien stelt hij sport „bewust niet” aan de orde in preken, reageert ds. A. I. Kazen, predikant in de hersteld hervormde gemeente van Hoevelaken-Nijkerkerveen. „Dat vind ik te makkelijk. Het onderwerp staat al volop in de aandacht, en dan komt de dominee ook nog even om de hoek kijken.”
Waarschuwen tegen het fenomeen voetbal vindt ds. Kazen, in het verleden gymdocent op De Swaef in Rotterdam, desondanks „zeker terecht.” Volgens hem past topsport in het rijtje met afgoden. „Aan de andere kant: als dit de enige afgod is die benoemd wordt, dan vergeet je er een aantal. Het is makkelijk om voetbal te veroordelen als je er niks mee hebt. Dan blijf je zelf buiten schot.”
Terwijl afgoden in veel andere dingen te vinden zijn: alles wat je zicht op God belemmert of wegneemt. Dat komt volgens de hersteld hervormde predikant voor veel mensen te dichtbij. „Sport is iets van buiten de kerk, van wij en zij. Het is makkelijk om je daar tegen af te zetten. Gaat het over materialisme en wereldgelijkvormigheid; die zie je dwars door de kerk heen lopen. Het is ongemakkelijker daar de vinger bij te leggen.”
Volgens ds. Kazen weet iedereen heel goed wat zijn of haar afgod is. „Dat is iets of iemand waarmee we onze liefde, tijd en aandacht voor de Heere gaan delen. Iedereen weet zelf wat tussen hem en God in staat.”
Aantrekkingskracht
Zowel Pons als ds. Kazen herkennen de aantrekkingskracht van het EK. Pons: „Als Oranje speelt, ben ik ook nieuwsgierig. Maar hierin ligt doorslaan op de loer. Het beheerst de wereld om je heen en voordat je het weet ook jezelf.” Ds. Kazen noemt de komende sportzomer „een lastige tijd.” „Er blijft aantrekkingskracht vanuit gaan. Ik moet mezelf daartegen beschermen. Door gebed, maar ook praktisch, bijvoorbeeld door tijdens wedstrijden een andere activiteit te plannen.”
Of de voetbalwedstrijden aanknopingspunten kunnen bieden om het gesprek aan te gaan? Ja, vinden beiden, maar dan wel met een bredere uitwerking. Ds. Kazen: „Je kunt voetbal als concrete aanleiding nemen. Maar stel ook de vraag hoe het zit als je niks met voetbal hebt. Wat is dan je afgod?” Pons raadt aan in de wedstrijdperiode avonden voor jongeren te organiseren. „Stel hun dan ook de vraag wat het belangrijkste is in hun leven. Praat daar over zonder meteen te oordelen. Als jeugdwerkers en volwassenen moeten we naast jongeren staan. Door zelf ook onze kwetsbaarheid te laten zien en de worsteling met onze afgoden.”
Ds. Kazen sluit zich daarbij aan. „Als je zo’n gesprek open insteekt, niet veroordelend of vooringenomen, is er altijd wel ruimte voor. Ik stel me dan kwetsbaar op. Ook een predikant is niet immuun voor afgoden.”