We denken dat christenvervolgingen hard en wreed zullen zijn en in de nabije toekomst zullen uitbreken. Maar misschien zijn ze wel zacht en aardig, en zijn ze al lang begonnen.
Het is altijd weer een mooi moment in het kerkelijk jaar. Als de feestdagen zijn herdacht, volgt er steevast een zondag met een preek over het begin van het Handelingenboek. Het is Pasen, Hemelvaart en Pinksteren geweest, en het Evangelie trekt nu vanuit Jeruzalem de wereld in. In en door de prediking komen er tekenen en wonderen van bekering en toebrenging tot stand.
Deze wonderen en tekenen roepen ook verzet en weerstand op. Petrus en Johannes moeten binnen korte tijd tot twee keer toe voor de Grote Raad verschijnen: zij worden gearresteerd, verhoord en gevangengezet. Door goddelijk ingrijpen komen zij weer vrij en worden zij teruggestuurd naar het hol van de leeuw (het tempelplein) om Israël daar al „de woorden dezes levens” te verkondigen (Handelingen 4 en 5).
In een beetje preek gaat het daarom ook over vijandschap en vervolging die de prediking van het Evangelie in deze wereld oproept. Want we moeten wel bedenken dat de Heere Jezus Zelf heeft gezegd dat de wereld ons zal haten en vervolgen, want zij heeft ook Hem gehaat en vervolgd (Johannes 15:18-21). Nu hebben we nog vrijheid van godsdienst en van onderwijs, maar die vrijheden zijn hoogst onzeker bezit en we hoeven er niet gek van op te kijken wanneer ze verder worden begrensd of zelfs geschrapt. En ja, dan kan het weleens zo ver gaan komen dat we vanwege ons geloof zullen worden gearresteerd, verhoord, gevangengezet of erger.
Zo, denk ik, zit het martelaarssentiment van reformatorische christenen ongeveer in elkaar. In de nabije toekomst zal het gaan zoals het altijd is gegaan, en waar we dankzij, bijvoorbeeld, de correspondentie tussen de Romeinse keizer Trajanus en stadhouder Plinius (150 na Christus) alles van weten. Op een dag is er een klop op de deur en word je gearresteerd om het enkele feit dat je christen bent en daarom niet loyaal en niet goed geïntegreerd. Je krijgt de kans om Christus te vervloeken. Als je dat doet, mag je vervolgens mee naar buiten om de goden en de keizer te aanbidden, en dan mag je naar huis. Ben je niet tot verloochening bereid, dan volgt onverbiddelijk de dood.
Schema’s van de wereld
Of we hier vaak aan denken of wakker van liggen, weet ik niet, want we hebben ons natuurlijk aardig genesteld in de schema’s van deze wereld. En dat is misschien precies ook het probleem. Het zal waarschijnlijk heel anders gaan, denk ik weleens. Sterker nog, het gaat al heel lang heel anders. De afval voltrekt zich sluipenderwijs. Alleen hebben we het niet door.
Er is hard despotisme, dat is de tirannie van vorsten en bestuurders van voor de Franse Revolutie. Maar sindsdien is er iets geheel nieuws: het zachte despotisme van moderne bestuurders. De Franse politiek filosoof Alexis de Tocqueville (1805-1859) heeft dat voor het eerst gesignaleerd, zijn grote leerling Groen van Prinsterer heeft het begrepen en overgenomen, maar de gedachte lijkt een beetje in de vergetelheid te zijn geraakt.
In een moderne samenleving, gebaseerd op de gedachte van gelijke mogelijkheden voor iedereen, gaan alle burgers voor hun eigen kansen. Taken en verantwoordelijkheden die ze vroeger zelf deden (zoals de zorg voor familieleden) worden overgedragen aan de overheid. Naastenliefde wordt afgekocht met belastinggeld.
De overheid ontwikkelt zich in die situatie steeds meer tot een goede herder die alle eenzame want geïndividualiseerde schapen onder zijn hoede neemt, van subsidies en uitkeringen voorziet, en van burgers zo ”laatste mensen” maakt: mensen die in alles van de overheid afhankelijk zijn, haar gehoorzaam zijn, en zelfs tot de overheid opkijken om te weten te komen hoe ze moeten denken en wat ze moeten vinden.
Zacht geweld
Zo’n overheid neemt de toevlucht tot zachte vormen van geweld, tot financiële en juridische druk. Verlicht paternalisme heet dat ook wel. De overheid is niet boos maar een beetje verdrietig als je maar aan oude opvattingen blijft vasthouden. Ze wil ook nog wel tolereren dat je een tijdje tegen het homohuwelijk blijft of tegen de gender-agenda, maar op een gegeven moment houdt het op. Je kunt immers niet alle groepen dezelfde mate van vrijheid gunnen.
De overheid gaat je dan niet arresteren of opsluiten of pijn doen, maar zal, teleurgesteld als zij is, er helaas toe over moeten gaan om subsidie in te trekken. Of een ANBI-status. Of je inhoudelijke vrijheid wat verder begrenzen. Bijvoorbeeld door te verbieden dat je het beroep van gemeenteambtenaar blijft uitoefenen. Het zijn de zachte, maar effectieve ingrepen van vadertje staat.
We staan dus niet tegenover een dictator wiens naam wij kennen en wiens geweld wij vrezen. Maar we staan tegenover een zacht despoot zonder naam en zonder gezicht. En we zijn van hem gaan houden. Daarom passen we ons graag aan. Door wat omfloerster te gaan praten. Door alle schema’s en ‘vernieuwingen’ te accepteren, en net te doen alsof we nog een klein beetje ruimte overhouden om onze identiteit in te vullen.
En dan zien we ineens dat we tot zo veel concessies bereid zijn (geweest) dat we eigenlijk al heel veel van onze identiteit hebben opgegeven. Oude programma’s waarbinnen we onze tradities doorgaven, blijken ineens weg. We vertellen verhalen over burgerschap die niets meer met het hemels burgerschap (Filippenzen 3) te maken hebben. De dwang van het on- en tegennatuurlijke vermurwt ons, want het is zo vervelend om liefdeloos over te komen.
Maar het maakt ze niet uit, de harde of de zachte despoot. Als alle bedreigingen en maatregelen, wreed en gewelddadig of lief en welwillend, maar leiden tot het grote doel: afval en verloochening. Nu met behoud van baan en subsidie.