‘Getreuzel’ van informateur Hamer roept vragen op
Het is een bonte stoet van instanties die dezer dagen bij informateur Hamer langs mag komen. Naast gebruikelijke organen zoals het CPB, het SCP en het PBL, krijgen ook tal van andere organisaties gelegenheid hun zegje te doen: natuur- en milieuclubs, diverse ouderenbonden, Alzheimer Nederland, organisaties die zich richten op wetenschap en technologie, jongerenclubs, verenigingen uit de hoek van kunst en cultuur en zelfs de directeur van de Efteling. Geen wonder dat iemand zich onlangs schertsend afvroeg of de ambassadeur van Saudi-Arabië soms ook al in de Stadhouderskamer was gesignaleerd.
Nu valt bij bijna elke klus een grondige aanpak te verkiezen boven een oppervlakkige. Maar déze werkwijze van Hamer gaat wel erg ver en roept tal van vragen op. Wat blijft er op deze manier over van het zogeheten primaat van de politiek? Is de burger op 17 maart dan voor niets wezen stemmen? We kozen toen toch politici van wie we verwachtten dat zij, grotendeels op eigen kracht, een crisis- en herstelplan kunnen fabriceren? Waarom dan zoveel inspraak voor niet democratisch gekozen organen?
Die vraag klemt te meer nu politiek Den Haag na de Omtzigtgate tot de brede consensus kwam dat er snel een einde moet komen aan de onder Rutte II en III zo bloeiende akkoordenpolitiek en aan allerlei ondoorzichtig gepolder. De optocht van instanties die nu bij de politiek langs trekt, lijkt daarmee niet erg in lijn.
Een tweede kritiekpunt is dat zoveel gesprekken met zoveel clubs de vaart uit het proces haalt. Twee maanden na de verkiezingsdag is er nog geen begin van een nieuwe coalitie.
Erg? Voor een deel van de Haagse politiek waarschijnlijk niet. Een beetje treuzelen is voor Hamer, Rutte, Kaag, Hoekstra en anderen vermoedelijk niet het grootste probleem. Althans, zolang het formatieproces trekken blijft vertonen van een Gordiaanse knoop.
Tot nu toe is dat laatste zonder meer het geval. Voor een werkbaar meerderheidskabinet zijn VVD, D66 en CDA onmisbaar, een trio dat bovendien aangevuld moet worden met tenminste één andere partij. Probleem één is dat het CDA helemaal niet lijkt te willen onderhandelen. Probleem twee dat D66 zwaar inzet op een centrumlinks kabinet; iets waar VVD en CDA weinig van moeten hebben. Probleem drie dat zowel CDA en D66 intern spanningen kennen.
Die binnen het CDA zijn inmiddels genoegzaam bekend. Dat het ook in D66 rommelt, bleek deze week, toen kritische partijleden een manifest naar buiten brachten waarin zij Kaag herinneren aan haar hoge ambities met betrekking tot nieuw leiderschap. Zij vinden het eigenlijk ongeloofwaardig als hun partij nu wéér in een kabinet zou stappen dat geleid wordt door Rutte, „het boegbeeld van de oude bestuursstijl.”
Geen wonder dat diverse partijen, met zoveel leeuwen en beren op de weg, geen haast maken met formeren, maar behoedzaam voortschuifelen; misschien tegen beter weten in hopend dat de tijd uiteindelijk alle problemen oplost.
Hoewel, tegen beter weten in? Bewijst de geschiedenis niet dat er, als de nood maar hoog genoeg stijgt, altijd een nieuw kabinet komt, is het niet linksom, dan rechtsom? Inzake formaties geven in het verleden behaalde resultaten wél garanties voor de toekomst.