Het leek dé perfecte gezinsactiviteit in deze tijd van beperkingen: surfen. Gezellig, uitdagend én… toegestaan! Maar nu mijn plank de golven in mag, zakt de moed me toch een beetje in mijn wet-suit. Kan ik dit eigenlijk wel?
Het begint allemaal met een brainstorm over de vraag: wat gaan we doen op de verjaardag van ons oudste gezinslid? Drie puberzonen kijken verbaasd op van hun schermpjes: „Doen?! We kunnen toch gewoon thuis taart eten? Is dat niet genoeg dan?” De jarige in spe vindt dat inderdaad „niet genoeg” en aangezien die het mag bepalen, wordt het „iets leuks in de buitenlucht wat we met z’n allen kunnen doen en wat is toegestaan volgens de coronaregels.”
Veel valt af: museumbezoek –„niet leuk en verboden”–, een terras van een pannenkoekenhuis –„verboden”–, wandelen aan de Noordzee –„saai en te ver”– en dus wordt het iets wat wél met water te maken heeft, maar wat niet zo ver en evenmin saai is: windsurfen.
Aangezien niemand van ons ervaring met balanceren op een board heeft, besluiten we een proefles voor vijf personen te regelen. De dichtstbijzijnde surfschool bevindt zich volgens Google Maps op familiecamping Veluwe Strandbad in Elburg. Eerst maar eens bellen. „Gutentag, womit kann ich Ihnen helfen?” vraagt de man aan de andere kant van de lijn. „Eh… ich belle für surfen. Eine lesse. Ist das möglich?” reageer ik ad rem in mijn beste Duits. Even is het stil –best lang eigenlijk…–, maar dan reageert de surfleider in zíjn beste Nederlands: „Das kann, ja. Welche datum und tijd? En für hoeveel personen?”
We prikken een middag in het voorjaar: 19 euro voor anderhalf uur. Tja, per persoon valt het mee, maar als je met z’n vijven komt, is het totaalbedrag natuurlijk bijna 100 euro. Ach, we trekken de kosten van de taart ervan af. Plus de prijs van de inkopen voor alle gasten die dit jaar niet (mogen) komen… Bij nader inzien hebben we nog nooit zo’n goedkope verjaardag gehad.
Laveertechnieken
Als we op dé dag, na wat stoere verhalen in de auto over schuimsporen en laveertechnieken, bij surfschool Lifetime-Sport aankomen, laat cursusleider Thomas ons allereerst zien welke pakken en schoenen we moeten aantrekken en waar de ‘pashokjes’ zijn. „Ga maar ruhig umkleiden, dan zien we elkaar hier für de instructie”, zegt hij. Dat „ruhig umkleiden” valt tegen. Horen die wetsuits echt zo strak te zitten of zijn er coronakilo’s bij gekomen? Misschien dat Duitse maten anders uitpakken dan Nederlandse? Tijdens de inspectie na de omkleedsessie vertelt Thomas dat de pakken strak horen te zitten. Ik hoop dat ik straks op het water niet in ademnood kom: nu snap ik waarom vrouwen in de 19e eeuw soms flauwvielen als ze een poos in een korset rondliepen.
Als we alle vijf strak in het gelid voor Thomas staan, blijken de voorbereidingen op het echte werk nog steeds niet afgerond: we moeten nog ‘even’ de planken en de zeilen naar de ‘branding’ slepen. De cursusleider laat zijn blik keurend over onze lichamen glijden –zit mijn pak nou toch te strak?– en wijst ons dan één voor één passende exemplaren aan.
Zodra alle planken en zeilen bij de ‘branding’ liggen, steekt Thomas van wal. Met zijn instructie. Normaal gesproken heeft hij vooral leerlingen van Duitse middelbare scholen als klant, vertelt hij. Vandaar dat hij en de andere medewerkers van het bedrijf uit Duitsland komen. Hij legt uit dat wij zogenoemde longboards hebben gekregen: grote, brede, dikke planken met veel volume, ideaal voor beginners, omdat ze heel stabiel zijn. De planken hebben een vin, vertelt hij verder. Hij wijst op een soort uitsteeksel onder zijn plank. „Die geeft opwaartse druk en voorkomt dat het surfboard zijwaarts wegglijdt.”
Grote vin
In het midden van het board prijkt een wel heel grote vin. „Dat is het zwaard”, lacht Thomas. „Die maakt de plank stabieler en voorkomt dat je afdrijft. Als je op je plank wilt stappen, kun je je voeten het best in de buurt van dat zwaard plaatsen. Daar sta je het meest stabiel. Let wel op hoe de wind staat en leg je zeil van de wind af in het water. Anders slaat het meteen over je heen, wanneer je opstapt.”
Wat betreft dat zeil: dat mogen we nu in de mastvoet klikken, instrueert Thomas. Dan komt hij vervolgens wel even kijken of de giek op de juiste hoogte prijkt. De giek? „Dat is die gebogen stang aan het zeil, waaraan je je als zeiler vasthoudt”, legt hij uit.
Na een beetje prutsen hebben we even later allemaal onze zeilen aan de plank bevestigd. Thomas schuift de giek bij de een wat omhoog en bij de ander wat omlaag. Het ding blijkt op borsthoogte te moeten zitten. Dan is het eindelijk tijd om te gaan. Een voor een waden we door de blubber van de inham bij de surfschool naar open water. De planken met de zeilen sleuren we als onwillige hondjes achter ons aan.
De wetsuit beschermt inderdaad een beetje tegen de kou, maar nat word je hoe dan ook. Het mooie van het Veluwemeer is dat je er overal kunt staan. Veel dieper dan 1,5 meter wordt het nergens. Behalve in de vaargeul, maar daar hopen we niet te belanden.
Na 100 meter waden is dan eindelijk het moment van de waarheid aangebroken. Thomas doet het één keer voor: hij legt zijn plank dwars op de wind –„kijk naar het riet, de vlaggen of de golven om te zien waar die vandaan komt”–, plaatst het zeil van de wind af in het water, zet zijn rechtervoet bij het zwaard en trekt het zeil én zichzelf met behulp van een lijn aan het zeil omhoog. Daar staat hij. En daar gaat hij. Fluitje van een cent. Denken we.
Als hoofd van het gezin wil ik het goede voorbeeld geven. Net zoals Thomas leg ik mijn board en zeil in het water. Net zoals hij plaats ik mijn voet bij het zwaard. En net zoals hij trek ik me soepel en elegant ‘aan boord’. Plons, daar lig ik, achterover gevallen, weer in het water. Helaas ziet iedereen het. En lacht. Dan is het de beurt aan mijn jongste zoon. Zonder een spier te vertrekken hijst hij zich binnen tien seconden op zijn plank en zeilt weg. Alsof het niks is. Ik lach en juich naar hem, maar vanbinnen ben ik jaloers.
Hogere wiskunde
Na een uurtje vallen en opstaan kan iedereen van onze groep redelijk soepel uit het water op de plank klimmen en eventjes in balans blijven staan. De meesten zijn zelfs in staat om een paar meters te maken. Alleen keren, dat blijft lastig. Vóór de wind gaat het redelijk, maar om niet in Harderwijk te belanden, zul je toch een keer moeten omdraaien. Thomas deed wel voor hoe dat moest, maar voor mij blijft het hogere wiskunde. Het heeft iets te maken met voeten die een rondje rond de mast dansen en met het omgooien van het zeil. Maar het enige wat er bij mij omgegooid wordt, ben ikzelf. Gelukkig is het Veluwemeer, zoals gezegd, niet al te diep, dus afstappen, de plank en het zeil handmatig omturnen, opstappen en terugzeilen is goed te doen. Wel apart dat ik vervolgens op een heel ander punt beland dan waar ik begon.
Vanaf dat eindpunt naar het startpunt zeilen blijkt onmogelijk. Thomas had het tijdens de instructie al gezegd: „Recht tegen de wind in gaan, kan niet; je zult moeten laveren.” Dat lijkt me echt iets voor de cursus voor gevorderden. Ik ga wel weer waden. Jammer dat ik mijn mobiel niet heb meegenomen, want die 10.000 stappen in de Ommetjes-app zou ik vandaag met gemak hebben gehaald.
Vervolgles
Als we na de les uiteindelijk weer met z’n vijven aan vaste wal staan, kijken we elkaar even aan. Geven we een vervolg aan de stoere verhalen van de heenreis? Het lastige is dat we elkaar allemaal wel een keer of tien, twintig in het water hebben zien vallen. „Het was erg leuk”, besluit de jarige. „Misschien dat we binnenkort terugkomen voor een vervolgles.” Niemand durft te zeggen dat dat niet nodig is „omdat we het al ontzettend goed onder de knie hebben.”
Voor die vervolgles nodigen we enkele ooms en nichtjes uit die nog nooit hebben gesurft, bedenken we. Kunnen we toch nog indruk maken. Al is het alleen maar doordat we het juiste jargon gebruiken.
Lifetime-Sport is geopend van 1 april t/m 15 oktober van 10.00 tot 18.30 uur. Elke dinsdag en zaterdag om 10.30 uur bestaat de mogelijkheid om een proefles windsurfen van anderhalf uur voor 19 euro per persoon mee te maken.