Bekeerling kiest radicaal voor scheppingsleer
Drie gewezen aanhangers van de evolutietheorie lieten afgelopen weken iets zien van de zoektocht die hen naar de Bijbelse scheppingsleer bracht. Prof. dr. Mart-Jan Paul doet een poging om deze reis te duiden.
In hun verhalen zat een opvallende overeenkomst. De drie geïnterviewden wisselden hun evolutiestandpunt niet zomaar in voor de Bijbelse scheppingsleer. Hun zoektocht kostte tijd en moeite. Alle drie hingen ze enige tijd een vorm van theïstische evolutie aan –God zou geschapen kunnen hebben door evolutieprocessen– voordat ze terechtkwamen bij de klassiek Bijbelse scheppingsleer.
Mart-Jan Paul is hoogleraar Oude Testament aan de Evangelische Theologische Faculteit (ETF) te Leuven en auteur van het boek ”Oorspronkelijk” (2017) over schepping en evolutie.
Hoe komt het dat de geïnterviewden aanvankelijk de Bijbelse scheppingsleer ontkenden?
„Dat verbaast me niets. Op bijna elke wetenschappelijke opleiding wordt studenten geleerd natuurverschijnselen te verklaren vanuit natuurlijke oorzaken. Dat methodisch naturalisme is vanzelfsprekend. De hedendaagse wetenschap beantwoordt de oorsprongsvraag met de evolutietheorie.
Als je christen wordt, ga je onderzoeken wat er in de Bijbel staat. Daarin valt veel te ontdekken. En dan is het begrijpelijk dat je niet op alle terreinen tegelijk je consequenties trekt. Zo’n grote verandering kost nu eenmaal tijd. Neem bijvoorbeeld de persoonlijke ethiek. Voor een christen is Christus Koning. Maar Christus steeds meer gelijkvormig worden, duurt een leven lang. Dat geldt voor het werk, voor de omgang met geld, voor persoonlijke relaties.”
Hoe komt het dat een vorm van het theïstisch evolutiedenken een tussenstap is geweest voor alle drie de geïnterviewden?
„Het lijkt mij logisch dat als je wetenschappelijk getraind bent, en de hele maatschappij is doortrokken van het evolutiedenken, je daar niet zomaar van af kunt stappen. Ga maar eens naar een museum, lees seculiere wetenschappelijke publicaties; daarin gaat het standaard over een aarde van miljarden jaren oud en over evolutie die miljoenen jaren heeft geduurd. Het is heel begrijpelijk dat ze dat in eerste instantie probeerden te combineren met de Bijbel.”
Ze zijn momenteel unaniem in hun oordeel dat het theïstisch evolutionisme niet Bijbels is. Opmerkelijk?
„Ik heb in de loop der jaren allerlei mensen ontmoet die van niet-christen christen zijn geworden. Het viel mij op dat zij daar heel bewust mee bezig waren. Het is een grote verandering geweest in hun leven. En ze waren bereid radicaal en resoluut daaruit de consequenties te trekken.
Ook bleek mij in die gesprekken dat zij grote moeite hebben met halfslachtige christenen. Zij kunnen vaak niet uit de voeten met hun slappe keuzes op het gebied van persoonlijke ethiek, de politieke partij waar ze op stemmen, de boeken, tijdschriften en kranten die ze lezen. Een bepaald gewoontechristendom dat slechts naar de kerk gaat en de kinderen naar een christelijke school stuurt, bekoort hen niet.
Ze missen daarin de doordenking en de radicaliteit van de keuzes die een christen in hun optiek behoort te maken. Ze zijn minder bereid om compromissen te sluiten. Die radicaliteit, die geestelijke houding komt terug wanneer ze zich verdiepen in de oorsprongsvraag. Een groot deel van de christenen maakt het niet uit of er een schepping of een evolutieproces is geweest; maar voor hen is het geloof in de schepping een van de vele consequenties die ze trekken uit het christelijk geloof.”
Uiteindelijk komen ze uit bij het klassieke scheppingsgeloof. Dat verbaast u dus ook niets?
„Inderdaad. Ze zijn op zoek naar een Bijbels fundament. De kernvraag is voortdurend: wat zegt de Bijbel? Dan kom je bij onbevangen lezen vanzelf uit bij het klassieke scheppingsgeloof: een schepping in zes dagen, die enkele duizenden jaren geleden heeft plaatsgehad.
Hun wetenschappelijke achtergrond verloochenen ze daarmee natuurlijk niet. Maar ze gaan op zoek naar literatuur die behulpzaam kan zijn om een jonge aarde wetenschappelijk te onderbouwen. Zo komen ze als wetenschapper ten slotte terecht bij het jongeaardecreationisme.”
Met nadruk: „Het jongeaardecreationisme is een wetenschappelijk standpunt met zijn eigen theorieën. Dat is iets anders dan het Bijbelse scheppingsgeloof dat de Bijbel zelf leert. Sommige theorieën van het jongeaardecreationisme kunnen uiteindelijk fout zijn. Dat is in het verleden genoeg gebleken. Maar het Bijbelse scheppingsgeloof volgt een-op-een uit Gods Woord.”
Mensen in de kerk maken soms de omgekeerde beweging: van het Bijbelse scheppingsgeloof naar het theïstisch evolutionisme. Verliest de Bijbel voor hen aan gezag?
„Ik zou dit punt wat scherper willen stellen. Een christen die openstaat voor het theïstische evolutiedenken erkent het gezag van de Bijbel wel, maar hij ontkent de helderheid of duidelijkheid van de Bijbel zoals de christelijke kerk die altijd heeft beleden. Dat betekent niet dat alles voor elke lezer altijd glashelder is, maar over de hoofdzaak van de Bijbelse boodschap kan geen twijfel bestaan.
In verschillende Bijbelboeken staan tientallen teksten die refereren aan de schepping. Daarop is het klassieke scheppingsgeloof gegrond. Zo hebben kerkvaders, middeleeuwse theologen en reformatoren de Bijbel opgevat.
Toen eind achttiende eeuw in de wetenschap de oude aarde in zwang kwam, begonnen theologen compromissen te sluiten. Sommigen wilden lange tijdperken inlezen in Genesis 1. Bijvoorbeeld door „de aarde wás woest en ledig” te lezen als: „de aarde wérd woest en ledig.” Of door de scheppingsdagen op te vatten als tijdperken. Dat had niet te maken met het lezen van de Bijbel op zich, maar met het combineren van de Bijbel met de seculiere wetenschap. Een externe kenbron, de wetenschap, ging mede de uitleg van de Bijbel bepalen.
Datzelfde zien we bij het theïstische evolutiedenken. We kunnen dan nog wel geloven dat er een ‘Adam’ en een ‘Eva’ zijn geweest, maar uit de wetenschap zou blijken dat er een populatie van 10.000 mensachtigen bedoeld is. Hier is de duidelijkheid van de Schrift in het geding.
Dat is een fundamenteel punt. Het gaat hier om Gods spreken. Hoe spreekt God? Hoe weten we dat God heeft gesproken? Is dat een openbaring van God of een vormgeving door Israëlitische redacteuren die dat met de beste bedoelingen aan God hebben toegeschreven? Momenteel ben ik bezig met de afronding van een boek over dit onderwerp. Dat zal uitkomen bij uitgeverij Labarum.”
Hoe komt het dat mensen in de kerk de beweging naar het theïstische evolutiedenken maken?
„Sommigen zijn overtuigd christen, maar zien geen mogelijkheid om hun wetenschappelijk denken te combineren met de klassieke Bijbelse scheppingsleer. Waarom? Omdat ze jarenlang zijn getraind in seculiere wetenschapsbeoefening.
Daarbij zou ik het methodisch naturalisme een seculariserende factor willen noemen. Dat naturalisme –alles wordt verklaard vanuit natuurlijke processen– wordt er zó ingestampt op de universiteiten. Ook in de theologiebeoefening van het Oude Testament. Alles wordt op een afstandelijke manier beschreven, op een natuurlijke wijze verklaard vanuit economische, literaire, politieke en andere factoren. Verder zijn de medische wetenschappen, de aard- en de geschiedwetenschappen doordrenkt met dit denken.
Sommigen zouden wel vast willen houden aan de klassieke opvatting, maar ze kunnen dat niet. Ze komen tot een compromis uit overmacht, vanuit de vaste overtuiging dat die ‘miljoenen jaren’ toch zijn aangetoond. Ik sprak pas een reformatorische wetenschapper die zo onder de indruk was van de gangbare wetenschapsbeoefening dat hij zei: „Ten aanzien van Genesis 1 tot 3 weet ik het niet meer.””
Waar zit dan feitelijk het probleem?
„Studenten moeten vandaag de dag te snel door hun opleiding heen, ze moeten studiepunten scoren. Daardoor doen ze te weinig kennis op van de wetenschapsfilosofie. Ze denken meestal te weinig na over de vooronderstellingen van hun vak. Die kennen ze daardoor ook niet genoeg.
Dit geldt voor een deel ook voor de leraren die voor de klas staan. Die zijn bijvoorbeeld in de reformatorische traditie opgegroeid, maar hebben meestal een seculiere opleiding gevolgd. Al doen ze hun best om hier en daar een correctie aan te brengen op de gangbare wetenschap; die is vaak niet fundamenteel genoeg.
Hierdoor ontstaat het probleem dat er voor leraren en leerlingen twee werelden zijn: die van het geloof en die van de wetenschap. Er ligt hier nog een forse taak voor het christelijk onderwijs en voor de christelijke media. Dat geldt niet alleen biologie, maar ook verpleegkunde, psychologie en het onderwijs in de talen. Zelfs wiskunde is niet neutraal.”
Is dat dan ook een verklaring voor de opkomst van het theïstisch evolutiedenken vandaag de dag?
„Ik heb meer dan eens gemerkt dat christelijke wetenschappers in gewetensnood komen. Ze hebben het gevoel te moeten kiezen. Sommigen kiezen ook, maar dan voor de wetenschap, en keren de kerk de rug toe. In zo’n geval kan het theïstisch evolutionisme een aantrekkelijke tussenvorm zijn. Dan hoef je niet te kiezen en kun je toch christen blijven.
Voor de korte termijn kan dat inderdaad een oplossing zijn, maar voor de lange termijn niet. Als mensen zich grondiger in de Bijbel verdiepen, blijkt dat ze veel passages anders moeten gaan lezen wanneer ze de evolutietheorie aanvaarden.
Voor veel wetenschappers buiten de kerk is het theïstisch evolutionisme evenmin een serieuze optie. Als je een oude aarde accepteert en het leven ziet als toevalsproduct van evolutie, dan is het inconsequent om het te hebben over een Adam en een Eva die verbondshoofden waren over 10.000 anderen.
Theïstische evolutie is daardoor een compromis dat slechts tijdelijk rust geeft. Het bevredigt op de lange termijn niet, noch ten opzichte van de wetenschap, noch ten opzichte van de Bijbel. Je kunt theïstische evolutie blijven aanhangen zolang je er bepaalde consequenties niet uit trekt.
Wat dat betreft heeft de radicaliteit van de drie geïnterviewden iets aantrekkelijks: ze komen tot een radicale keuze. Ze kiezen onomwonden voor de Bijbel van kaft tot kaft, en accepteren daarbij een andere vorm van wetenschapsbeoefening, een die niet meer uitgaat van het methodisch naturalisme.”
In hoeverre is theïstische evolutie een belemmering voor de natuurlijke Godskennis (Rom. 1:20)?
„De theïstisch evolutionisten onderschrijven de apostolische geloofsbelijdenis: „Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, schepper van hemel en aarde.” Maar voor velen van hen is de schepping geen kenbron meer van God. Zij laten los dat er in de schepping sporen te zien zijn van een ontwerp, en dus van een Ontwerper. Vanuit wat je ziet in de schepping is dan geen conclusie meer mogelijk over de Schepper.
Ik vind het heel zorgelijk dat veel theïstisch evolutionisten negatief zijn over de intelligentdesignbeweging. Daarmee nemen ze ook afstand van de manier waarop christenen in de loop van de kerkgeschiedenis altijd naar de schepping hebben gekeken; de schepping verwijst naar de Schepper: „De hemelen vertellen Gods eer en het uitspansel verkondigt Zijner handen werk.” Want het methodisch naturalisme laat die conclusie niet toe.”