Gert-Jan van Heugten (35) is met zijn cowboyhoed en blote voeten een bekende verschijning op creationistische symposia en congressen. Ook prijkt zijn naam op een boek en boven tal van artikelen die te maken hebben met de Bijbelse schepping. Maar van afkomst is hij helemaal niet zo christelijk.
Van Heugten groeit op als „rooms-katholiek jongetje” in Noord-Brabant. „Daarvan moet je je niet te veel voorstellen. Ja, ik ben gedoopt, heb communie gedaan en het vormsel ontvangen. Maar we gingen alleen met Kerstmis en Pasen naar de kerk. We waren cultuurkatholieken: praktisch niet kerkelijk, maar wel religieus. Zoals overigens veel van mijn leeftijdsgenoten uit Brabant.”
Was het bestaan van God toen wel realiteit voor u?
„Naar mijn gedachten moest er wel een God zijn. Al kon ik absoluut niet vertellen Wie dat is. Maar op de achtergrond maakte het bestaan van God wel deel uit van mijn opvoeding.”
Een echte atheïst was u dus niet?
„Klopt. In die zin heb ik mezelf ook nooit atheïst genoemd. God was altijd op de achtergrond aanwezig. Maar niet als de God die liefheeft in Jezus, Die aan het kruis is gestorven. Ik was dus om zo te zeggen niet-praktiserend ‘gelovig’: wel ‘geloven’, maar niet aanbidden.”
U ageert geregeld tegen de evolutietheorie. Maar zo bent u niet opgevoed.
„Inderdaad. Ik ben opgegroeid met het idee dat evolutie een feit is. Ik genoot van boekjes over dino’s, waarvan mij verteld werd dat ze miljoenen jaren geleden leefden. Op de rooms-katholieke basisschool werd evolutie ook onderwezen als een vanzelfsprekendheid, net als op de rooms-katholieke middelbare school. Voor mij was evolutie een feit; ik wist niet beter. Voor mijn vrouw, die afkomstig is uit de Gereformeerde Gemeenten, was dat precies omgekeerd: de Bijbel is een feit, en evolutie is een dwaling.”
Horen evolutie en atheïsme bij elkaar?
„Ik denk dat je geen atheïst kunt spreken die niet in evolutie gelooft: als er geen evolutie heeft plaatsgehad, dan moet er een Schepper zijn. Andersom is dat echter geen automatisme: niet iedereen die in evolutie gelooft, is atheïst. Er zijn christenen die geloven dat God Schepper is, en ook in evolutie geloven.
Naar mijn mening zou iedereen die in God gelooft automatisch moeten geloven wat er in de Bijbel staat over de schepping. Christenen die wel in evolutie geloven, beschouw ik als misleid; net zoals ik dat vroeger was.”
Hoe heeft uw studie aan de Technische Universiteit Eindhoven uw denken beïnvloed?
„Ik heb scheikundige technologie gestudeerd. Tijdens mijn studie volgde ik het keuzevak ”wetenschap en religie”, een soort wetenschapsfilosofie. Dat heeft me veel goeds gebracht; ik kon de dingen beter duiden. Ik leerde er dat wetenschap begrensd is. Mensen geloven vaak dat de wetenschap alles kan. Maar dat is niet waar: er zijn gebieden waar de wetenschap niets over kan zeggen. Bijvoorbeeld over de moraal en het menselijk bewustzijn. Hoewel de hoogleraar dat niet zo bedoelde, heb ik er ook van geleerd dat de evolutietheorie niet per se wetenschappelijk hoeft te zijn.”
Hoe raakte u ervan overtuigd dat de evolutietheorie niet klopt?
„Dat is een heel proces geweest. In 2004 had ik voor mijn verjaardag een Bijbel gekregen, de rooms-katholieke variant van de Nieuwe Bijbel Vertaling die toen net uit was, met de apocriefe boeken. Die las ik van voor tot achter door. Ik projecteerde mijn evolutionaire wereldbeeld op de Bijbel. Voor wonderen bedacht ik een aannemelijke naturalistische verklaring: ik probeerde die via natuurlijke processen te duiden. Het pad door de Schelfzee was ontstaan door een meteorietinslag, de reuzen in het beloofde land waren alleen maar beschreven om voor het nageslacht stoer over te komen. Dacht ik. Dingen die niet in mijn wereldbeeld pasten, redeneerde ik weg.
Intussen had ik me aangesloten bij een jeugdvereniging. In de winter van 2005-2006 zei ik daar in mijn onschuld: „Evolutie is allang bewezen.” De leidster zei daarop: „Nou zo bewezen is die niet.” Ze gaf mij een lijstje stellingen mee. Ik ging achter mijn bureau aan de slag met een potloodje. Heel arrogant. Ik zou die stellingen gaan ontkrachten. Maar dat lukte me niet; ik kreeg daar een unheimisch gevoel van.
In 2006 bezocht ik het Flevofestival in Liempde in Noord-Brabant. Daar hield de Britse creationist Philip Bell een lezing. Hij liet zien dat de Bijbelse scheppingsgeschiedenis een allesomvattende kijk geeft op de oorsprong van deze wereld: er is een goede schepping geweest in zes dagen, een zondeval, een zondvloed een toren van Babel en een spraakverwarring. Dat leverde een logische verklaring voor de wereld om me heen. Hij droeg ook tal van argumenten aan om te laten zien dat de evolutietheorie wetenschappelijk gezien helemaal niet zo vaststaat, evenals de veronderstelde ouderdom van de aarde. Zijn aansprekendste argument vond ik afbeeldingen van mensen die samen met dinosauriërs hebben geleefd. Na zijn referaat ben ik de Bijbel met andere ogen gaan lezen.”
U bent ten slotte terechtgekomen bij het jonge-aardecreationisme. Was dat een vanzelfsprekende keus?
„Toen ik begon met de Bijbel te lezen niet. In eerste instantie hing ik een soort theïstisch evolutionisme aan. Ik geloofde wel dat God bestaat, dat de Bijbel waar is; maar ook dat evolutie een bewezen feit is. God zou op de een of andere manier evolutie hebben gebruikt om alles te scheppen, dacht ik.
Die vermeende zekerheid werd helemaal onderuitgeschoffeld door de lezingen van Philip Bell. Hij maakte wetenschappelijk aannemelijk dat God de wereld in zes dagen heeft geschapen, nog helemaal niet zo lang geleden. En dat is Bijbels gezien het enige juiste alternatief.”
Momenteel kerkt u bij de gereformeerde kerk vrijgemaakt in Veenendaal. Speelde het jonge-aardecreationisme ook een rol toen u zich wilde aansluiten bij een kerkelijke gemeente?
„Jazeker. Een van mijn eerste vragen aan onze predikant was hoe hij dacht over de schepping en over Genesis, en hoe hij dat in zijn preken aan de orde stelde. Als hij een dwaling zou verkondigen, ga ik daarover onder de dienst gerust de discussie met hem aan. In Eindhoven was ik eens naar een dienst in een PKN-gemeente geweest. Daar beweerde een predikant dat de Bijbel een platte aarde leerde. Ik ben toen onder de preek opgestaan en heb daar direct commentaar op geleverd. Volgens mij is dat ook hoe het Bijbels gezien zou moeten: de gemeente dient aan de hand van de Bijbel te checken wat de voorganger zegt.”
U bent actief als auteur van creationistische boeken en artikelen in Weet Magazine. Waarom doet u dat?
„De meeste tijd besteed ik aan het redigeren van Weet Magazine. Verder geef ik nogal wat lezingen over schepping en evolutie. Onlangs ben ik nog op de Pieter Zandt Scholengemeenschap geweest. Maar door corona zijn er ook heel wat lezingen gecanceld. En de uurtjes die ik over heb, steek ik in mijn boek.
Ik heb momenteel één boek geschreven voor middelbareschooljeugd. Het tweede komt eraan. Dat wordt: ”Hoe zit het met de evolutietheorie?”.” Een beetje samenzweerderig vervolgt Van Heugten: „Ik zal je een geheim verklappen. We verwachten in juli ons tweede kindje. En dan moet dat boek van mijn vrouw af zijn.
Waarom ik dit allemaal doe? Ik kan er heel slecht tegen als mensen verkeerd worden voorgelicht. Rond evolutie en schepping is dat aan de orde van de dag. Zo herinner ik me een universitair docent die beweerde dat volgens creationisten God of de duivel, dat weet ik niet meer, fossielen in de grond heeft gestopt om je geloof te beproeven. Dat is klinkklare nonsens. Ook wil ik mensen waarschuwen voor de gevaren van het theïstisch evolutionisme. Want als Genesis niet klopt, stort het hele bouwwerk van de Bijbelse dogma’s ineen en is er geen noodzaak voor een Redder.
Tijdens mijn lezingen besteed ik ook altijd aandacht aan het Evangelie: wij hebben ons van God afgekeerd, maar van God uit is die kloof weer te overbruggen. Als ik dat niet doe, had ik beter mijn mond kunnen houden.”
Hoe staat u ten opzichte van het theïstisch evolutionisme?
„Dat stelt de wetenschap boven de Bijbel. Het theïstisch evolutionisme kan een enkeltje zijn naar het atheïsme. Dat was zo bij de Canadese evangelist Charles Templeton. Die schreef op een gegeven moment het boek ”Farewell to God” – vaarwel God. Maar dat hoeft niet met elke theïstisch evolutionist zo te gaan. Voor velen is het een eindpunt in hun denkproces.
Persoonlijk zie ik het als een dwaalleer, een on-Bijbels construct. Sommige verzen uit de Bijbel moet je lezen zoals het er staat, andere niet. Degene die bepaalt hoe je gedeelten uit de Bijbel moet opvatten, ben je uiteindelijk zelf. Het is een combinatie van naturalistische wetenschap plus God. Eigenlijk hetzelfde als wat het volk Israël deed in de tijd van de richters: ze maakten een eigen godsbeeld.” Ronduit: „En dat is afgoderij.”
Waaraan heeft de christelijke achterban van Weet Magazine momenteel de grootste behoefte?
Stellig: „Aan goede voorlichting. Ook aan Nederlandstalige informatie voor de leek. Daarom ben ik ook blij met Weet Magazine en het Logos Instituut. Gelukkig worden er ook kinderboeken vertaald uit het Engels.
Maar ik vind ook dat christenen iets minder passief zouden moeten zijn rond het thema schepping en evolutie, gezien alles wat er op jongeren afkomt. Er zijn boeken beschikbaar. Maar ze moeten deze informatie wel zelf tot zich nemen. Wat mij betreft lezen ze ook boeken uit het kamp van het theïstisch evolutionisme. Dan kunnen ze ook veel beter duiden wat er niet aan deugt.”
U staat in de christelijke achterban van Weet Magazine en Logos Instituut bekend als de man met de hoed en de blote voeten. Welk statement wil u daarmee maken?
Lachend: „Geen. Maar ik vind het dragen van schoenen helemaal niet prettig. Zo’n zeven jaar geleden las ik een boek van een Amerikaanse hoogleraar anatomie. Die schreef dat het gezond is om geregeld op blote voeten te lopen. Ik heb uitgezocht of dat in Nederland ook mag. Het blijkt toegestaan om met blote voeten over straat te gaan. Het enige bezwaar zou kunnen zijn dat het sociaal niet zo geaccepteerd is. Maar daar geef ik niets om. Maar mijn vrouw is er wel gevoelig voor.”
En die hoed?
„Die bevalt me wel. Je zou kunnen denken dat ik me wil identificeren met een soort Indiana Jones (een avonturier-archeoloog uit een film, BvdD), maar dat is niet zo. Ik vind een hoed gewoon wat hebben. Zonder die hoed ga ik de deur niet meer uit.”