Met kinderen praten over de kloof en het kruis
In een buurthuis in Breda vertelt een vrouw aan een groep kinderen over de intocht van de Heere Jezus in Jeruzalem. Het is spannend. Alsof het gisteren gebeurd is. Buiten komt een meisje op een step langs, ze kijkt naar binnen, en stept weer terug. Heen en weer. De kinderen zwaaien naar haar, elke keer.
Christenen willen de boodschap van Pasen graag met anderen delen. Tegelijk zegt bijna de helft van de Nederlanders nog nooit te zijn benaderd met die boodschap, is een van de uitkomsten van een recent RD-onderzoek. Altijd die weerbarstigheid: een christen is er vol van dat de dood is overwonnen, dat Iemand is opgestaan, maar hij durft daar niet zomaar over te praten. Of het komt er niet van of de mensen die hij moet hebben zijn net niet in de buurt.
Sommigen zorgen juist dat ze in de buurt van die ander komen. Een groepje christenen ging acht jaar geleden wonen in de wijk de Heuvel in Breda. Om daar gewoon te zijn, midden tussen mensen die te maken hadden met werkloosheid, armoede, criminaliteit en drugsgebruik. De groep runde er een winkel met tweedehandsspullen, hield ’s zondags een kerkdienst en organiseerde in de zomer een kinderbijbelclub. Ze luisterden, pasten op kinderen en hielpen mee met verhuizingen als dat zo uitkwam.
Een van de christenen uit die groep is Rozanne van Maaswaal (35). Haar vrienden van de Bijbelschool Filadelfia, met wie ze evangelisatiepost ’t Lichthuis in Breda begon, reisden inmiddels verder; een van hen is overleden. Rozanne en haar man Bert en hun vier kinderen bleven in Breda. Via de zomerse kinderbijbelclub kwamen zij in contact met Marjolein (30) en Folkert van der Horst (39) uit Hilversum – die ook in de Heuvel kwamen wonen als zendingsechtpaar. De kinderclub die één keer per jaar werd gehouden, groeide uit tot een wekelijkse kinderbijbelclub.
Rozanne, Marjolein en Folkert zijn degenen die, zomaar op een middag in maart, in een enkel uur het hele Evangelie meegeven aan een groepje kinderen. Het gaat over Pasen, maar ook over Genesis 3, Kerst en Goede Vrijdag.
Elke brug stortte in
Buurthuis De Brink is een fijn gebouw. In de grote zaal kun je zachtjes voetballen, en dat doen twee kinderen uit een Syrisch gezin dan ook, terwijl de anderen gaan knutselen aan een lange tafel. Je kunt er ook tegen een bokszak aan meppen. Of in de verte aan een tafel gaan zitten en iets voor jezelf doen. Niemand vraagt: Wie is die jongen daarginds? want ze kennen elkaar in deze wijk allemaal zo’n beetje.
Er staan een stuk of vijftien stoeltjes opgesteld, als een minischooltje. Tussen het zingen en het Bijbelverhaal door is het tijd voor actie. „Ga op je stoel staan!” zegt Rozanne. „Wie de laatste is, is af.” „Ga voor je stoel zitten!” Gebons. „Ga naast je stoel staan…” Gelach. „Ga achter je stoel liggen…” Ha!
„Vroeger deed ik dit spelletje met de hele klas, met dertig kinderen”, zegt Rozanne. „Hup staan, hup zitten… Vroeger was ik juf, van groep 4, 5 en 6.”
De kinderbijbelclub kwam voor het laatst bij elkaar met Kerst – dat was thuis bij een van de ouders. „Kom maar bij mij in de woonkamer”, zei een moeder. „En neem alle spullen maar mee.” Dus zaten er daar opeens veertien kinderen in huis, tegenover De Brink, die dicht moest vanwege de coronamaatregelen.
De kinderen weten vandaag nog goed waar het met Kerst over ging: Jezus werd geboren. „In een paleis?” „Neeeee. In een stal, met varkens, dieren en ezels. Hij lag in een kleine kribbe”, zegt een kind.
Rozanne: „Toen Hij groot was, zocht Hij twaalf helpers uit, twaalf vrienden. Hij reisde door het land en vertelde de mensen over Zijn Vader. Hij maakte mensen beter, liet blinden weer zien – „Ik ben niet zomaar iemand, Ik ben God”, zei Hij daarmee. Hij liet zelfs zien dat Hij sterker was dan de dood, want Hij wekte een meisje op uit de dood.
Drie jaar lang deed Hij deze dingen. Sommige mensen zeiden: Jezus is echt God, ik weet het zeker. Anderen: Echt niet! Sommigen kregen steeds meer een hekel aan Hem.”
„Toen de mensen Hem gingen haten, gingen ze een kruis maken en ging Hij dood”, zegt een van de kinderen.
Rozanne laat een plaatje zien van een grote kloof: „Aan deze kant is God, aan de andere kant de mensen; er zit een groot gat tussen. Hij had de mensen mooi gemaakt, maar zij zeiden: Wij weten het beter – en ze luisterden niet meer. Niemand kon dat gat dichtmaken. De mensen hebben van alles geprobeerd, maar elke brug stortte weer in. Er was er maar Eén Die het goed kon maken en dat was Jezus.”
In de kloof verschijnt een rood kruis, als een brug. En hierover gaat het Bijbelverhaal dat ze nu gaat vertellen: dat begint bij Jezus Die naar Jeruzalem reist, en Zijn vrienden de opdracht geeft het veulen van een ezel op te halen. Een man roept: „Hé, wat doen jullie met die ezel?”, maar de discipelen mogen het veulen gewoon meenemen, want de Heere heeft het gezegd. De kinderen knikken.
Amín
Sinds oktober is de Bredase kinderbijbelclub aangesloten bij IKEG, dat kerken en kinderevangelisatieclubs voorziet van Bijbelgetrouwe materialen. IKEG is de Nederlandse tak van de internationale zendingsorganisatie Child Evangelism Fellowship (CEF). Door heel Nederland werken kinderbijbelclubs samen met IKEG. „Er zijn clubs waar om de week 2 of 4 kinderen komen, terwijl dat er op een andere gemiddeld 35 zijn”, aldus directeur Marco Baan. Aan CEF geeft hij door hoeveel kinderen er jaarlijks worden bereikt via IKEG: dan noemt hij er gemiddeld 1000. „Maar God weet hoeveel het er werkelijk zijn.” Laat staan dat hij kan zeggen wat de kinderen er precies van onthouden: „Maar wij geloven dat, wanneer het goede zaad van het Evangelie gezaaid wordt, er altijd iets gebeurt.” Eén concreet bedankje is hem bijgebleven: een meisje gaf aan Marjolein een Mariabeeld cadeau.
Vanmiddag oefent Marjolein een Bijbeltekst met de kinderen. Dat doen ze elke keer, ze beginnen ermee op de club en oefenen thuis verder. Deze week staat Markus 11:9 op het grote vel papier. Ze zeggen de tekst met elkaar op, proberen netjes tegelijk te praten („niet vooruit rennen”), oefenen ermee als Marjolein een gedeelte van de zin afdekt, zeggen ’m op zonder dat Marjolein helpt, en aan het eind probeert Kim (7) het alleen. Haar stem gaat steeds blijer iets de hoogte in, het is gelukt.
Rachel (11) applaudisseert voor Kim. Er zijn twee Rachels in de groep, maar van de ene spreek je de naam uit op z’n Engels. De andere Rachel (9) is de dochter van Rozanne.
Rachel van 11 weet al veel. Zij zit vanaf het begin op de kinderbijbelclub, samen met haar zus Marcella (12). Eigenlijk begon de wekelijkse club met hen, zegt Marjolein: „Zij zijn al drie jaar kind aan huis bij ons. Toen we hier net woonden, worstelden wij ermee dat we de kinderen na de zomerbijbelclub een heel jaar niet zagen; het was alsof we hen in de tussentijd lieten vallen. Op een dag kwam de moeder van Rachel en Marcella aan de deur voor iets heel anders, we raakten aan de praat, en zij zei: „Ik vind het zo jammer dat die meiden op school niks van het geloof meekrijgen.” Toen zeiden we: „Ze mogen gerust elke week bij ons komen, lekker met z’n tweeën, dan leer ik ze een Bijbelverhaal.”
Rachel giechelt. „Ik ging eerst vooral omdat ik Suus en Gijs zo cute vond.” Suus en Gijs zijn de kinderen van Marjolein.
Marjolein lacht: „Gijs is nu 4, was toen dus 1, en Suus is nu 6. Dat is dus stoer, dat Rachel kan zeggen: „Ik weet nog dat jij een baby was.””
„Suus en Gijs zeggen altijd ”amín!” na het bidden aan tafel”, vertelt Marjolein in de groep, als er iemand na het bidden ”amín!” roept. Het is Arabisch voor amen. „Dat hebben ze van jullie geleerd.”
Gaandeweg kwamen er meer kinderen mee naar de club. Zoals Freek (12), een klasgenoot van Rachel en Marcella. Freek houdt van zingen. Met zijn moeder en zijn zus heeft hij gezongen in een koor, maar het koor is opgeheven omdat er te weinig leden waren.
Het kruisje
De vijf kinderen van het Syrische gezin komen ook al jaren naar de club. Zodra het gaat over Jezus als de Zoon van God, schudden ze meestal het hoofd: „Wij geloven dat niet, dat staan niet in de Koran.” Hun moeder stuurt hen naar buiten als ze thuis de Bijbeltekst van de week oefenen: „Ga nu maar even weg, anders blijft die tekst in mijn hoofd hangen.” „Ze zijn altijd heel respectvol”, zegt Marjolein. „Als wij bidden, zijn ze stil. Vandaag deden ze gewoon de ogen dicht!”
Tot nu toe blijven ze komen, en dat heeft ermee te maken dat een van de pioniers van ’t Lichthuis goede vrienden was met de vader van het gezin, zegt Rozanne. Hij sprak Arabisch met hem – en dankzij een goede band, beleefdheid en vertrouwen mogen de kinderen nog steeds naar de club, denkt ze.
Een goede band en vertrouwen bouw je niet in een uurtje op, weet Folkert van der Horst, die zijn baan als hovenier opgaf om evangelist te worden. Hij zit achter in de zaal, zomaar te kijken en te luisteren. Dat is wat hij graag doet, zo hoor je nog eens wat, en zo heb je zomaar een goed gesprek. Hij praat met allerlei mensen, hoort verhalen die hem diep raken, biedt aan om met iemand te bidden. „Ik sprak pas een man van 42, een beer van een kerel, die problemen oplost door te gaan slaan. „Hoe ben je zo geworden?” vroeg ik. En uiteindelijk vertelde hij dat zijn vader vroeger tot twee keer toe zijn been had gebroken door erop te springen en te slaan.”
Als Folkert erover vertelt, springen de tranen in zijn ogen. „Het raakt me zo omdat ik de gebrokenheid zie van mensen die God niet kennen. En omdat ik weet hoe anders het kan zijn als je hoop hebt in het leven, en geloof in God. Een man zei letterlijk tegen me: „Ik heb geen hoop” – en dat lijkt me verschrikkelijk. Ik heb ooit eens gevraagd: Geef me een hart voor verloren zielen. Dat gebed is wel beantwoord. Ik vind het heel zwaar, maar zou niks liever doen dan dit werk. Zolang de Heere voorziet, leven we ontspannen.”
In een week waarin ze van 20 euro moesten rondkomen, stonden er opeens twee volle boodschappentassen voor de deur. Een gift van de rooms-katholieke kerk van Breda: die had het idee dat ze wel zoiets konden gebruiken. Folkert lacht. „Ons dochtertje had juist gezegd: Ik heb zin in citroenthee van Pickwick. Wat denk je? Zit er citroenthee in die tassen. Van Pickwick.”
Hij had gehoopt dat hij binnen vijf jaar Bijbelonderwijs zou kunnen geven aan een aantal volwassen buurtgenoten. „Eerlijk gezegd zie ik dat voorlopig niet gebeuren. Maar het is goed om met de kinderen te beginnen!”
serie Pasen in Nederland
Hoe kijkt de gemiddelde Nederlander aan tegen Goede Vrijdag en Pasen? En hoe vertolkt de kerk de boodschap van deze feesten? Zaterdag deel 4.