Toegespitst: De toekomst van de refozuil
Het Reformatorisch Dagblad, dat deze week vijftig jaar bestaat, geldt als een belangrijk onderdeel van de reformatorische zuil. Waar dagbladen met een christelijke identiteit in de loop der jaren een zeldzaamheid werden, staat het RD nog fier overeind. Wat zegt dat over de refozuil en haar achterban?
In de tweede helft van de vorige eeuw werden tal van identiteitsgebonden instellingen en organisaties die in de honderd jaar daarvoor waren opgebouwd in hoog tempo afgebroken. Dat gold zowel voor de katholieke wereld als voor de protestantse. In de protestantse organisaties gaven leden van de voormalige Gereformeerde Kerken veelal de toon aan.
Na de Vrijmaking organiseerden de vrijgemaakten hun eigen minizuil. Als gevolg van een ingrijpende heroriëntatie van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt zijn deze organisaties inmiddels opgeheven of gefuseerd, of hebben ze hun basis verbreed. In reformatorische kring is van opheffing of fusie nog geen sprake, al is ook wel het een en ander in beweging. Al jaren geleden werd het einde van de refozuil voorspeld. Door sommigen met droefheid, door anderen met al dan niet ingehouden vreugde. Wat valt daarvan te zeggen? Je hebt hier te maken met interne en externe factoren.
Overheid
Om met de laatste te beginnen, daarbij moet vooral gedacht worden aan de rol van de overheid. Van de vier belangrijkste segmenten van de refozuil (onderwijs, zorg, politiek en media) zijn de eerste twee voor hun financiering afhankelijk van de overheid. Dat maakt ze veel kwetsbaarder dan een reformatorische krant of uitgeverij. Die moeten weliswaar op eigen kracht het hoofd boven water houden, maar zijn in hun voortbestaan niet afhankelijk van het politieke klimaat.
Politieke partijen opereren onafhankelijk van de overheid. Weliswaar kan die de partijfinanciering inhouden. Voor de SGP was dat een aantal jaren het geval vanwege haar vrouwenstandpunt. Maar ook zonder subsidie kun je in de politiek functioneren. Wel is een kleine partij als de SGP kwetsbaar voor veranderingen in het kiesstelsel. Bijvoorbeeld door de invoering van een kiesdrempel naar Duits model. Datzelfde geldt van het aanhangige wetsvoorstel om de Eerste Kamer in twee ronden te kiezen.
De reformatorische scholen functioneren op basis van artikel 23 van de Grondwet, maar dat artikel wordt steeds meer aangevochten. In de politiek is duidelijk de tendens zichtbaar om de vrijheid van onderwijs die daarin is vastgelegd krapper te interpreteren. Bovendien moeten we wel bedenken dat, zelfs al zou de achterban bereid zijn om de kosten van de eigen scholen zelf op te brengen, zoals bijvoorbeeld in de VS gebeurt, de overheid ook dan vergaande regels kan stellen die de identiteit van het onderwijs raken. De Bijbelse standpunten over huwelijk en (homo)seksualiteit roepen in de huidige samenleving veel weerstand op. Buiten de eigen kring is daarvoor weinig steun meer te vinden.
Maar hoe sterk is de band tussen de achterban en de verschillende onderdelen van de refozuil? Vijftig jaar geleden kon het RD van de grond komen omdat een aanzienlijke groep mensen bereid was zich op die krant te abonneren, hoewel er een heleboel aan mankeerde. De krant was maar dun, de kwaliteit hield niet over en aanvankelijk was (vanwege de postbezorging) de actualiteit niet het sterkste punt. Maar mensen bleven het RD lezen, want het was hun krant. Die principiële keuze deed alle negatieve punten teniet. Het is de vraag of die principiële binding nu nog zo sterk is dat je een reformatorisch dagblad van de grond zou kunnen krijgen.
In die halve eeuw voltrok zich in onze samenleving een proces van individualisering. Ook onder refo’s. Groepsbindingen namen af. Ook de binding aan kerk en zuilorganisaties. Mensen lieten zich minder leiden door ouders, predikanten of bepaalde voormannen. Zij wilden hun eigen keuzes maken en niet bij voorbaat in een hokje geduwd worden. Dat hing eveneens samen met het sterk gestegen opleidingsniveau en de toegenomen sociale contacten.
Daarbij kwam een verzwakking van de godsdienstige overtuiging. Onder Nederlandse jongeren werd onkerkelijkheid het normale patroon. En voor hen die hun kerk trouw bleven, werden theologische verschillen vaak minder belangrijk. Secularisatie was er ook in de vorm van een verminderde reikwijdte van de godsdienst. Kerkgangers vonden steeds vaker dat hun geloofsovertuiging niet zo veel te maken had met hun partijkeuze of in het algemeen met hun levenspatroon en hun maatschappelijke opstelling.
Dit had natuurlijk gevolgen voor de verzuilde organisaties. Het CDA kon ontstaan toen rooms-katholieken en protestanten hun onderlinge verschillen niet meer zo relevant vonden. Toen de vrijgemaakten hun kerk niet meer zo exclusief zagen als vroeger, verdween de noodzaak van een aparte vrijgemaakte zuil. Als refo’s van mening zijn dat hun kerkgang weinig of niets te maken heeft met hun politieke voorkeuren, is de kans groot dat ze bij de stembus niet meer bij de SGP uitkomen.
Specifieke identiteit
Zuilorganisaties moeten voor hun (potentiële) aanhangers hun specifieke identiteit duidelijk kunnen maken. Hetgeen zij op school aan de orde stellen, in de politiek bepleiten of aan zorg leveren, moet duidelijk verschillen van wat andere aanbieders aanreiken. Niet in alle opzichten, maar wel op een aantal cruciale punten. Vervolgens moet ook duidelijk zijn dat die specifieke identiteit voortvloeit uit de gemeenschappelijke geloofsovertuiging. De SGP beijvert zich op grond van de Bijbel met name voor de zondagsrust en voor de centrale betekenis van huwelijk en gezin en de partij verzet zich tegen abortus en euthanasie. Dat vormt de basis voor een appel op haar kiezers.
Zolang mensen zich verbonden weten met de bevindelijk gereformeerde geloofsovertuiging en het verschil met andere godsdienstige richtingen inzien, zullen zij ook besef hebben van de noodzaak van een eigen subcultuur, in de vorm van zowel organisaties als informele verbanden. Men staat anders in het leven en dat werkt door op allerlei gebied. Worden die verschillen minder beseft, dan zal de behoefte aan een eigen zuil ook minder worden. Vaak blijven allerlei organisaties en verbanden dan nog wel een poos bestaan, al zou men ze in de huidige situatie niet meer oprichten. Geleidelijk aan verliezen ze hun identiteit. Daar zijn in de wereld om ons heen tal van voorbeelden van.