Gedwongen coming-outs, gescheld en gespuug, een docent die nare reacties over homo’s negeert. Volgens acht oud-leerlingen met een homoseksuele geaardheid is de sociale veiligheid op de reformatorische Gomarus scholengemeenschap in Gorinchem in het geding, schrijft NRC. Bestuursvoorzitter Chris Flikweert reageert.
Het NRC-verhaal begint met een angstig tafereel in het najaar van 2016. Een 16-jarig meisje kruipt, happend naar adem, onder de tafel in een kamertje waarvan de deur op slot zit. De vertrouwenspersoon en de zorgcoördinator halen op dat moment haar ouders op die in de hal van de school staan. Zometeen zullen zij te horen krijgen dat ze lesbisch is, wordt haar vlak daarvoor verteld. Terwijl ze er zelf nog niet aan toe is om met haar geaardheid naar buiten te komen.
Een dag later overkomt haar vriendin, Mace de With, hetzelfde. Beide meisjes krijgen later psychologische hulp om de gebeurtenis te verwerken. Ook zeggen de oud-leerlingen –grotendeels anoniem– dat het uitschelden en uitlachen van homo’s geregeld voorkwam op de Gomarus.
Wat dacht u toen u het verhaal las?
Flikweert: „Het doet me pijn dat er leerlingen zijn die negatief terugkijken op hun schoolperiode. Hun verhalen raken me diep.”
Er zijn leerlingen die zich bij u op school onveilig hebben gevoeld.
„Ik betreur dat en stel daarbij de vraag: hoe kunnen wij zulke ervaringen voorkomen? Tegelijk weet ik dat we niet alles 100 procent goed kunnen doen.”
Bent u verrast door de verhalen die nu naar buiten komen?
„Ik hoor weleens meer dat oud-leerlingen ontevreden terugkijken, al is dat niet vaak. Met Mace heb ik anderhalf jaar geleden uitgebreid gesproken, omdat ze me een brief had gestuurd.”
Klopt het wat zij zegt over de gedwongen coming-out van haar en haar vriendin?
„Dat kan ik niet zeggen, omdat ik alleen Mace gesproken heb. De elementen kloppen, maar de situatie was veel ingewikkelder. Vanwege de privacy kan ik niet ingaan op alle details. Maar soms is het nodig vertrouwelijke informatie met ouders te delen, bijvoorbeeld als de fysieke veiligheid gevaar loopt. In ieder geval zijn de ouders van Mace niet speciaal voor een coming-out naar school geroepen. Wel is toen haar geaardheid openbaar gekomen. Dat laat onverlet dat de leerling jaren later nog last heeft van deze ervaring.”
En de andere twee meisjes, van wie school ook in diezelfde week aan hun ouders zou hebben verteld dat ze op meiden vallen?
„Daar weet ik weinig van, omdat ik deze leerlingen zelf niet heb gesproken. En de vertrouwenspersoon mag vanuit zijn functie uiteraard de details niet delen.”
In een verklaring op de website schrijft u: „Het schoolbeleid is om nooit zonder overleg en instemming van de leerlingen met ouders over hun geaardheid te spreken.” Beleid en praktijk lijken hier te botsen.
„Er staat nog een zinnetje bij. Dat de zorgplicht van de school ons verplicht om ouders te informeren als de veiligheid van hun kind in het geding is. Daar moeten we uiterst zorgvuldig mee omgaan. Het moet een uiterste uitzondering zijn.”
NRC schrijft over een schikking tussen de Gomarus en Mace. Dat klinkt alsof de school ook schuld heeft.
„In een gesprek met haar hebben we zaken op een rijtje gezet, afspraken gemaakt en er een streep onder gezet. Over de details hebben zij en wij beloofd niet naar buiten te treden. De schikking is niet een soort schuldbekentenis. Wel hadden achteraf gezien dingen anders gemoeten. Het was een hectische situatie, waarin de vertrouwenspersoon snel beslissingen moest nemen.”
Wat had de school anders moeten doen?
„Die gedwongen situatie hadden we niet moeten laten ontstaan. Leerlingen hadden zelf de vrijheid moeten krijgen om met hun verhaal naar buiten te komen. We hadden kunnen kijken of we de leerling op een andere manier tot rust konden brengen.”
Hoe probeert uw school de sociale veiligheid voor homoseksuele jongeren te waarborgen?
„Mentoren en vertrouwenspersonen bieden een veilige plek voor mensen die met hun geaardheid worstelen. Als een leerling dat zelf ziet zitten, kan daar in de klas onder leiding van een mentor of deskundige over gesproken worden. Een open en eerlijk gesprek voorkomt veel narigheid.”
Het verhaal van homoseksuele leerlingen bleek volgens NRC juist bij de zorgcoördinator en vertrouwenspersoon niet veilig te zijn. Hoe legt u dit uit aan scholieren op de Gomarus die nu worstelen met hun geaardheid?
„In de lessen willen we, via methodes en speciale themadagen, duidelijk maken dat we voor iedereen een veilige omgeving creëren. Ik besef heel goed dat het NRC-verhaal daar niet bij helpt. In onafhankelijke metingen scoort onze sociale veiligheid wel hoog. Maar die is niet 100 procent, en dus moeten we nog meer ons best doen om elke leerling een goede schooltijd te geven.”
Zijn er dingen veranderd sinds u Mace anderhalf jaar geleden sprak?
„Ja. Vertrouwenspersonen en teamleiders vroegen zich af hoe ze in zo’n complexe situatie op een goede manier beslissingen nemen. We hebben toen een bezinning georganiseerd met ervaringsdeskundigen.”
U schrijft in uw verklaring dat er op de Gomarus ruimte is om uit de kast te komen. Gebeurt dat ook?
„Ja, al gaat dat niet om grote aantallen. Maar af en toe vertelt een leerling aan vrienden of een mentor over zijn homoseksuele geaardheid. Ook weleens aan de hele klas. En die ruimte is er.”
Voor seksueel getinte grappen en intimidatie is geen ruimte, stelt u. Toch tekende NRC verhalen op over schelden en bespuugd worden.
„Daar is maar één woord voor: afschuwelijk. Dat gedrag tolereren we niet en pakken we aan. Het antipestbeleid is er duidelijk over. Dat is achteraf; preventie is belangrijker. In gesprekken proberen we leerlingen het besef bij te brengen: weet je wat het met iemand doet als je hem uitscheldt voor homo? Juist als je weet dat je het bent of nog op zoek bent naar wie je bent. Ook vanuit onze christelijke identiteit dienen we de naaste te behandelen als onszelf. Helaas gebeurt niet alles in de klas of op het schoolplein binnen ons zicht.”
Een docent zou volgens een leerling gezegd hebben dat homoseksuelen naar de gevangenis moeten, schrijft NRC. Een ander vertelt dat een leraar reacties als „bah” en „iew” over homo’s negeerde. Hoe ziet u de rol van de docent?
„Hij is de gids in de klas. Als een docent een dergelijk ongepaste opmerking maakt gaan we met hem in gesprek. Hij moet het goede voorbeeld geven. En bij negatieve reacties moet hij ingrijpen. Die opmerkingen vormen een gelegenheid om niet naar de volgende vraag over te stappen, maar het gesprek aan te gaan. „Waarom zeg je dat?””
Kaart u dat ook aan bij het personeel?
„Zeker. De sessie die we met de vertrouwenspersonen en teamleiders hadden wilden we breder binnen de school organiseren. Corona kwam daar tussen. De publicatie in NRC zal de bezinning in ieder geval stimuleren.”
In lesboeken zou staan dat homoseksualiteit kan worden genezen, maar tegelijk is dit volgens u niet iets wat de school uitdraagt. Waarom gebruikt de school zo’n methode dan?
„Dat stond inderdaad ergens in een katern dat al een tijdje geleden geschreven is. Niet in officiële methodes dus. Nadat we dit ontdekten hebben we het meteen laten wijzigen, want dit is absoluut niet onze visie.”
Hoe zou een reformatorische school wat u betreft moeten omgaan met leerlingen die openlijk een homoseksuele relatie hebben?
„Leerlingen met een homoseksuele geaardheid zijn op onze school welkom en worden volledig geaccepteerd. Tegelijk is Gods Woord voor ons de leidraad. Dat betekent dat ons gedrag in lijn moet zijn met de Bijbel. In alle liefde moet je dan ook duidelijk maken dat het praktiseren van homoseksualiteit daarmee niet in lijn is.”
Geeft het artikel huiswerk aan refoscholen?
„Wij zijn al jaren intensief met dit thema bezig. De ervaringen van deze oud-leerlingen maken ons alert om daarin niet te verslappen en te zorgen dat we daadwerkelijk zijn wie we willen zijn: een veilige school. Zonder het uitgangspunt te verloochenen dat de Bijbel de leidraad voor ons leven is en dat we willen leven zoals God van ons vraagt.”