Nee, artikel 23 van de grondwet afschaffen, zal in Nederland niet zomaar gebeuren. Wel dreigt, door herdefiniëring, een inperking van de aloude onderwijsvrijheid. Sleutelwoord: sociale veiligheid.
Mooie dingen zei VVD-fractievoorzitter Klaas Dijkhoff een week geleden in het Reformatorisch Dagblad. Mooie liberale waarheden over de vrijheid van godsdienst en van onderwijs.
Zo stelde hij, sprekend over het recht van christelijke scholen om hun leerlingen voor te houden dat de Bijbel geen ruimte laat voor homoseksuele relaties: „Ik zou liever hebben dat deze opvatting niet bestond. Maar ik wil hem ook niet verbieden.”
Dat uitgangspunt verdient waardering, omdat het blijk geeft van een goed inzicht in de essentie van tolerantie.
Spannend wordt het echter als de VVD’er aan zijn uitgangspunt andere overwegingen toevoegt. Leerlingen moeten zich, ook op gereformeerde, evangelische of reformatorische scholen „vrij voelen om uit de kast te komen”, vindt hij. „Als zo’n mening (namelijk dat de Bijbel homoseksuele relaties zondig noemt, AdJ) ertoe leidt dat kinderen daar schade van ondervinden, zou ik dát wél willen tegengaan.”
Hier raken we de kern van het debat. Alle scholen behoren volgens Dijkhoff een dusdanig veilig sociaal klimaat te scheppen dat homoseksuele jongeren zich er thuis en geaccepteerd voelen.
Het is een stelling die politici als Segers (CU) en Van der Staaij (SGP) geheel zullen onderschrijven. Toch passen hier twee kanttekeningen.
De eerste is dat het nog niet een-twee-drie duidelijk is hoever dat veilige klimaat in de visie van Dijkhoff strekt. Wie er bij de koffieautomaat met hem over doorpraat, zou zomaar te horen kunnen krijgen dat ook op een refoschool twee meisjes openlijk een liefdesrelatie met elkaar moeten kunnen hebben. En dat een schoolleiding die met deze leerlingen op betrokken wijze in gesprek gaat, eigenlijk al in de fout gaat.
De tweede kanttekening is dat het maar een klein stapje is van de mening: „Een christelijke school behoort een veilig klimaat te bieden aan homoseksuele jongeren”, naar de opvatting: „Een school die uitdraagt dat het aangaan van homoseksuele relaties zondig is, kán per definitie geen veilig klimaat bieden aan homo’s en lesbiennes.”
Dat je deze grens gemakkelijk overschrijdt, laat het publieke debat over Siriz en VBOK zien. Daarin zagen we immers dat politieke partijen aanvankelijk nog op het standpunt stonden: „De verwevenheid van Siriz met de levensbeschouwelijk sterk geprofileerde VBOK draagt risico’s in zich voor onafhankelijke hulpverlening.” Maar dat zij niet veel later betoogden: „Een organisatie die banden heeft met de VBOK kán gewoon geen onpartijdige adviezen verstrekken aan onbedoeld zwangere vrouwen. Punt uit.”
Wordt dat straks de denklijn die meerdere partijen in de Tweede Kamer in zijn greep krijgt, dan gaat het voor Bijbelgetrouwe christelijke scholen lastig worden om hun gedachtegoed over relaties en seksualiteit aan leerlingen over te dragen.
En gaat een politieke meerderheid op dit punt inderdaad de duimschroeven aandraaien, dan betekent dat in feite een nieuwe stap in een ontwikkeling die al langer gaande is.
Welke? Dat een overheid die jarenlang de beschermer van godsdienstige vrijheden was, nu gaat optreden als een ‘bevrijder’ van door religie geïnspireerde waarden en normen.