Op de Veluwe begonnen steeds meer agrariërs tussen 1950 en 1970 met de productie van vleeskalveren Anno 2021 is de omgekeerde beweging te zien. Twee portretten.
Naam: Herbert Vos (45)
Plaats: Uddel
Aantal: 1250 rosékalveren
Herbert Vos, afkomstig uit een familie van kalverhouders, weet dat alleen al in Uddel zeker acht kalverboeren gebruik willen maken van de opkoopregeling van de provincie Gelderland. Die is bedoeld om de druk op de natuur te verlichten, ruimte te scheppen voor onder meer woningbouw en een financiële uitweg te bieden aan kalverhouders die in de problemen zitten. „Veel kalverboeren zijn er hier wel een beetje klaar mee.” Vos is vooral klaar met de regelgeving van de overheid die iedere keer weer verandert. „Vandaag wil de regering dit en morgen willen ze weer wat anders. Daar kun je een bedrijf niet op bouwen.”
Milieu
Dat zijn kalveren het milieu zwaar belasten, gaat er bij Vos niet in. Hij citeert de Duitse wetenschapper Frank Mitloehner uit Californië, verbonden aan de UC Davis universiteit. „In Californië is de veehouderij goed voor 5 procent van alle broeikasuitstoot. Dat zal in Nederland niet veel anders zijn. De transportsector inclusief het auto- en vliegverkeer zorgt voor 50 procent van de uitstoot, tien keer zoveel als de veehouderij.”
In het kantoortje aan de voorkant van zijn kalverstallen geeft Vos een voorbeeld. „Als ik jou in deze kleine ruimte opsluit met tien forse kalveren, kom je er na 24 uur gewoon gezond uit. Ik zal dat maar niet proberen met een stationair draaiende auto, want dan loopt het heel anders af.”
De kalversterfte is hoog, staat in het maandag uitgelekte rapport. Vos merkt er niets van. Hij wijst om zich heen naar de 637 kalveren die acht weken geleden op zijn bedrijf arriveerden. „Twee waren er bij binnenkomst niet helemaal goed, die zijn ook doodgegaan. Na zes weken ging er nog één dood. Het is levend spul, je hebt dat niet altijd zelf in de hand. Maar Nederland wil alles kunnen uitsluiten. Er mogen geen beesten meer ziek worden of dood gaan. Net zoals de corona: dat willen we ook allemaal in eigen hand kunnen houden.”
Antibiotica
Ook met de stelling in het rapport dat er te veel antibiotica wordt gebruikt, is Vos het niet eens. „Je ontkomt er niet aan om antibiotica te gebruiken. De kalveren komen van allerlei verschillende melkveebedrijven en nemen zo allerlei bacteriën en virussen mee. Geen wonder dat er kalveren ziek worden en een kuur nodig hebben. Maar als je het antibioticagebruik door de jaren heen bekijkt, is dat één doorgaande afnemende lijn.”
Eén van de middelen daarbij is het gebruik van natuurlijke kruiden. „Maar helemaal zonder antibiotica zal het niet gaan. We streven naar een duurzame veehouderij, die voorziet in waardevolle voedselproducten, waarbij dierenwelzijn, innovatie, diergezondheid continu onze aandacht hebben.”
Naam: Adriaan Kuijt (55)
Plaats: Elspeet
Aantal: 800 witvleeskalveren
„Wij zijn als familie rentmeester op de boerderij.” Rentmeester zijn betekent voor Kuijt dat hij goed voor zijn dieren wil zorgen. „Ik moet God om een zegen kunnen vragen voor mijn werk. En dat kan ik nog elke dag. Als er op mijn boerderij zoveel mis zou zijn als in het rapport van het ministerie wordt veronderstelt, zou ik dat niet kunnen doen.”
Kuijt is nuchter en eerlijk. Hij ziet ook wel dat er in de landbouwsector dingen voor verbetering vatbaar zijn. „Pas las ik over een brand in een stal met 9000 varkens. Dan denk ik: is dat nu nodig, zoveel beesten? Anderzijds: wij moesten ook groeien van 400 naar 800 kalveren om de kost te kunnen verdienen.”
Soms lijkt het volgens Kuijt wel alsof de regering terug wil naar de tijden zoals Joh. Veenhof die beschreef: een zeug met tien biggen in de boomgaard, een paar koeien op de stal en een stelletje kippen op het erf. Daar kon je misschien 100 jaar geleden je gezin van onderhouden, maar nu kan dat niet meer.”
Van de 800 kalveren die in zijn stallen rondlopen, komen er 540 uit Letland en Estland, 260 uit Duitsland en nog 100 uit Nederland. „Op basis van het rapport zou je verwachten dat de kalveren die van zo ver weg komen, er het slechtst aan toe zijn. Mijn ervaring is juist dat er sterke kalveren uit die Baltische staten komen. In een dikke laag stro worden ze vervoerd. Onderweg krijgen ze twee of drie keer te eten en te drinken. Ik zie zulke kalveren al herkauwend rustig de vrachtwagen uit wandelen. Dus zo slecht zijn die langeafstandstransporten niet, de uitzonderingen daar gelaten.” Overigens komt gemiddeld 60 procent van de importkalveren uit Duitsland.
Kuijt vindt dat de kalversector veel innoveert om zaken zoals dierenleed en milieuschade te voorkomen. Hij noemt als voorbeeld de MKD Driehoek uit Genemuiden. De letters staan voor melkveehouder, kalverhouder en diergezondheid. „Bij dit project worden kalveren rechtstreeks van de melkveehouders naar de kalverhouder gebracht. Zo worden de verzamelcentra vermeden en daardoor ook een mogelijke infectie-uitwisseling.”
Een ander voorbeeld van innovatie zijn de vier kalvergierbewerkingsinstallaties op de Veluwe. „Ze maken er daar mestkorrels van. Die zijn zeer gewild, onder andere in de akkerbouw. Dus er is helemaal geen sprake van een mestprobleem.”
Kuijt ervaart het maandag verschenen rapport dan ook als „een messteek in de rug. We hebben als sector al behoorlijk wat stappen de goede kant op gemaakt. En juist nu we het vanwege de corona al zwaar hebben, komt er een rapport dat bedacht lijkt te zijn door ambtenaren die nog nooit een kalverstal van binnen hebben gezien. Op basis van oneerlijke feiten wordt er wel veel over ons gepraat, maar niet met ons gepraat. En dat doet best wel pijn, dat mag je gerust weten.”