Het zou de overheid sieren als ze excuses aanbieden aan de Molukse gemeenschap, aldus Paul Salakory (69) en Wim Latupeirissa (74), voorzitter en secretaris van de Stichting 70 Jaar Molukkers in Overijssel.
De kennis over de Molukse kwestie zakt weg. Dat moet anders, volgens Salakory en Latupeirissa. De Molukse gemeenschap in Overijssel richtte een herdenkingsstichting op. „Het is een geschiedenis waarin de overheid ernstig tekort is geschoten”, zegt Salakory. „De scherpe kantjes zijn er vanaf, maar deze historie zit in ons DNA. Al zijn we dankbaar dat het nu goed gaat met de Molukse gemeenschap.”
Dit jaar is het zeventig jaar geleden dat 12.500 militairen van het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL) naar Nederland kwamen. Het KNIL moest destijds in Nederlands-Indië optreden tegen inheemse tegenstanders en andere mogendheden. Toen in 1949 de Republiek Indonesië werd uitgeroepen, wilde het KNIL een onafhankelijke Molukse staat. In april 1950 werd de Republiek Maluku Selatan opgericht.
Het Indonesische leger viel de republiek binnen om Indonesisch gezag te herstellen. De Molukse KNIL-soldaten konden nergens heen. Indonesië wilde ze niet op de Molukken hebben. Daarom vertrokken de strijders gedwongen naar Nederland. Dat zou voor zes maanden zijn en Nederland zou meehelpen een Molukse staat op te bouwen. Tijdelijk werd voor altijd en de staat kwam er nooit.
Koffers
De Molukkers voelden zich verraden. „De koffers van onze vaders en moeders stonden altijd klaar. Ze zouden immers teruggaan”, zegt Latupeirissa. „Wij willen met respect stilstaan bij de pijnlijke geschiedenis van Molukkers in Overijssel. De vierde generatie groeit nu op.”
„Onze vaders vochten voor Nederland. Ze werden in de kou gezet. Hun pijn is overgegaan op de tweede en derde generatie”, aldus Salakory en Latupeirissa. „Dit onderdeel van onze koloniale historie mag niet worden vergeten. Het zou goed zijn als er excuses zouden komen voor de Molukse kwestie. De pijn van onze ouders dragen wij ook met ons mee.”