Commentaar: Terug naar de moederkerk
Het is een trend die al wat langer gaande is. Mensen –vaak jongeren– die in reformatorische kring opgroeiden, maken weloverwogen de overstap naar de Rooms-Katholieke Kerk.
In RD Magazine vertelt een aantal van deze ‘nieuwe’ rooms-katholieken wat hen bewoog om over te gaan. Hun beweegredenen zijn divers. De één ontdekte de waarde van de brede christelijke traditie waarin de moederkerk staat; de ander werd geraakt door de gregoriaanse zang en de rituelen rond de sacramenten, waardoor ze sterker dan voorheen de nabijheid van God kon ervaren. Weer iemand anders is van mening dat de meer praktische aanwijzingen uit het Evangelie in de protestantse kerken onderbelicht blijven.
Nu is het gemakkelijk om direct aan te voeren dat wezenlijke punten waar het in de tijd van de Reformatie om ging, nog altijd geldingskracht hebben. Zo wordt de paus nog altijd beschouwd als Christus’ plaatsvervanger op aarde, zijn de sacramenten in de Rooms-Katholieke Kerk het kanaal waardoor God de genade meedeelt, hebben goede werken een verdienstelijk karakter en is er een vagevuur tussen hemel en hel. In minder geseculariseerde landen, Polen bijvoorbeeld, is nog sprake van handel in aflaten en dominante Mariaverering. Wie zulke kwesties als ondergeschikt afdoet, tast de kern van de Bijbelse boodschap aan.
Toch is daarmee niet alles gezegd. Terecht geeft ds. P. D. Teeuw, voorzitter van stichting ”In de Rechte Straat” aan dat de voormalige protestanten de achterblijvers ook een spiegel voorhouden. Er valt een aantal lessen te trekken uit hun overstap.
Allereerst dienen we ervoor te waken om een karikatuur van de Rooms-Katholieke Kerk te schetsen. Dat maakt het weliswaar gemakkelijk om ferme kritiek te uiten, maar zal uiteindelijk tegengesteld effect hebben. Zeker in een tijd van sociale media en open communicatiestructuren zijn onjuiste voorstellingen niet lang houdbaar. Als de tegenstander maar zwart genoeg wordt afgeschilderd, zal de praktijk altijd meevallen.
Een tweede punt is dat reformatorische christenen (om het daar even toe te beperken) zich moeten afvragen in hoeverre zij zelf in het spoor van de Bijbel gaan. Is onze visie op zonde en genade, verbond en sacrament, Schrift en belijdenis nog wel onversneden reformatorisch? Of is die vermengd met menselijke overwegingen, soms zelfs zodanig dat er een eigen traditie van onfeilbaarheid lijkt te ontstaan?
Opvallend is ten slotte dat voor geen van de geïnterviewden de eenheid van Christus’ Kerk een rol lijkt te spelen. Het gaat om het volgen van Jezus, zegt iemand. Binnen welke kerk je dat doet, is kennelijk van de tweede orde. Maar in de Bijbel wordt de Kerk meer dan eens aangeduid als het Lichaam van Christus. Als we dat beeld goed tot ons laten doordringen, beseffen we dat kerkelijke verdeeldheid een ernstige zaak is. „Is Christus gedeeld?” vraagt Paulus aan de gemeente van Korinthe. Ook dat is een nuttige les voor protestanten.