„Laten we maar gaan slapen, dan merken we niet dat we verdrinken”, zei het meisje op de zolder in Kruiningen. Maar haar vader ging met het gezin op de knieën en smeekte om redding. Intussen steeg het water hoger. Steeds hoger. Tot bijna op de zolder.
Op ooggetuige M. Janse-van der Hart –zus van het meisje in Kruiningen– maakte het een onuitwisbare indruk. Ze vertelde het maandagavond tijdens de herdenking van de watersnood die Zuidwest-Nederland 68 jaar geleden teisterde.
De herdenking in de Johanneskerk in Kruiningen was alleen online te volgen. Voor de mensen die meemaakten hoe Zuid-Beveland door nietsontziend watergeweld overspoeld werd. En voor hun nageslacht, dat zich de gebeurtenissen probeert in te denken. „Geen enkele gebeurtenis is ooit te lang geleden om erbij stil te staan”, zegt Hanneke Jansen in haar welkomswoord.
Steeds hoger
Janse-van der Hart leest het verslag voor dat haar moeder schreef over ”Een bange nacht”. De nacht waarin moeder op tijd wakker werd. Boven het bulderen van de wind uit hoorde ze het alarmerende klokgelui. De dorpsomroeper kwam door de straat: „Water in de polder!”
Vader was dijkwerker, ging met andere mannen op pad, maar kwam al snel terugrennen. De dijk was op meerdere plaatsen doorgebroken en het water stortte zich op het land. Moeder bonsde de buren wakker, die nog nietsvermoedend in de bedstee lagen. Het water stroomde de huizen al binnen.
De kinderen Van der Hart vluchtten de trap op. Hun ouders probeerden nog wat spullen veilig te stellen, maar moesten ook al snel naar boven. Steeds hoger kwam het water. Op de zolder knielde het gezin en er steeg een bange schreeuw om redding op.
Via een gat in het dak wisten ze de buren van twee huizen verder te bereiken. De huisjes in de buurtschap Nazareth bleven staan, het water daalde, mannen in een bootje kwamen de bewoners uit hun benarde positie bevrijden.
Enkele familieleden bleken omgekomen te zijn. Net als zo veel anderen. In een bijna lege Johanneskerk lezen nu leerlingen van de basisscholen De Bornput in Oostdijk en Dr. A. Comrieschool in Kruiningen de namen voor van de 77 slachtoffers uit de gemeente Reimerswaal. En hun leeftijd. Bastiaan Blok was 88 jaar. Jacobus Steven van de Parel was een baby van nog maar zestien dagen. Ouders kwamen om, kinderen, soms een heel gezin. Mensen uit Kruiningen, uit Oostdijk, uit Waarde, uit Rilland-Bath. Verdronken toen de zee bezit nam van het land. Ze worden met enkele minuten stilte herdacht. Dan klinkt Gezang 247: „Blijf mij nabij…”
Burgemeester Van Egmond wijst op het herdenken in coronatijd: „Een virus dat stukje bij beetje bezit nam van onze vrije ruimte, van onze gedachten. Na de ramp zochten inwoners troost bij elkaar. Dat is wat we nu ook willen, maar door de maatregelen kan dat niet. Wat wel kan: er zíjn voor elkaar, op gepaste afstand.”
Ook in de huidige omstandigheden is er een herdenking, „samen met degenen die deze onbeschrijfelijke gebeurtenis meemaakten. Als een dief in de nacht kwam het water. Ons land werd in rouw gedompeld, families uit elkaar getrokken, huizen verloren. Woorden kunnen de omvang en intensiteit van het menselijk leed niet echt weergeven.”
Slik- en sopploeg
De burgemeester noemt de hulp die kwam, uit binnen- en buitenland. Zoals van de Nederlandse Federatie van Vrouwelijke Vrijwillige Hulpverlening, die slik- en sopploegen en kookploegen stuurde. Lichamelijk en geestelijk was het werk zwaar. De vrouwen stuitten tijdens de schoonmaak soms op een lichaam. Ook van een klein kind.
Kinderen uit Kruiningen kwamen in het buitenland op verhaal. Op 11 augustus 1953 bezocht koningin Juliana het rampgebied. Tegen de gereformeerde ds. J. Koolstra zei ze dat de geloofsmoed van de inwoners haar het meest trof.
Nu is het 68 jaar later en opnieuw zijn de 77 namen voorgelezen. „Achter elke naam schuilt een verhaal van een kwetsbaar leven dat zo plotseling eindigde”, zegt Van Egmond. „Die kwetsbaarheid delen we, ook nu. De geschiedenis blijven we vertellen.”
Dan klinkt het Zeeuwse volkslied: „…Ik worstel moedig en ontzwem!” Eer- dere jaren volgde dan de kranslegging bij het monument naast de kerk. Die is er nu maandagmorgen al geweest, zonder publiek. De beelden worden getoond: een krans van de burgemeester, een krans van het Rode Kruis, een krans van de dorpsraad. Bloemen van de protestantse gemeente, bloemen van het comité herdenkingen.
Altijd over de ramp
De ruim 1800 slachtoffers –preciezere aantallen die worden genoemd, kloppen niet– werden deze eerste februari op meerdere plaatsen herdacht. Maandagmorgen gebeurde dat ook al bij het Watersnoodmuseum bij Ouwerkerk, eveneens zonder publiek. Burgemeester Van der Hoek en zijn vrouw leggen een krans. Kinderburgemeester Josefien van der Meer legt een witte roos.
Bij het monument liggen dan al 226 witte rozen, besteld door mensen die de herdenking op afstand meemaken. Ter gedachtenis aan de velen die vielen toen het water het land besprong. „De betrokkenheid bij en de invloed van de ramp op ons eiland heb ik als nieuwe burgemeester op Schouwen-Duiveland in mijn eerste acht maanden volop mogen ervaren”, zegt Van der Hoek. „Met name bij mijn bezoek aan jubilerende bruidsparen en honderdjarigen zijn er twee onderwerpen die in de gesprekken bijna steevast aan de orde komen: de oorlog, maar vooral de ramp.”
Nu wordt de watersnood van 1953 opnieuw herdacht. Met het publiek op afstand. Over het lege veld klinkt het taptoesignaal. In stilte wordt er teruggedacht aan de velen die werden weggerukt toen de zee door de dijken brak.