Mijn instrument: Eén orgelstem kan Harm Hoeve al ontroeren
Als de muziek in je vingers zit, kun je heerlijk gaan boetseren met klanken, zegt organist Harm Hoeve (56) uit Rouveen. Zijn aanstekelijke orgelspel raakte Ariën Buitink uit Genemuiden dusdanig dat deze ook kerkorganist wil worden en op orgelles ging.
Harm Hoeve: „Hier word ik zó blij van. Deze Dulciaan is toch een juweeltje? Ook de Vox Humana klinkt geweldig. Als ik hier een concert geef, laat ik in elk geval deze twee tongwerken een keer horen. Bij Hollandse koraalkunst komt sowieso de bekende combinatie van een 8-, 4- en 3-voetsregister met de tremulant voorbij.
Sinds een jaar of vijftien organiseer ik op Hemelsvaartsdag een concert op dit drieklaviers Hinszorgel van de Martinikerk in Bolsward. Mede dankzij het derde klavier met pijpwerk van de 19e-eeuwse orgelmaker Van Dam kun je muziek uit veel stijlperioden op dit toporgel kwijt. Het volle werk staat als een huis en maakt indruk. De achtvoetsfluiten van hoofd- en rugwerk en beide tremulanten in bijvoorbeeld een middendeel uit een triosonate van Bach zijn van een ontroerende schoonheid. Luister eens naar die strijkende klank van de Prestant 8’. Hoor je de rust in de klank? Mede daardoor is orgelmaker Hinsz beroemd geworden. Zijn windvoorziening valt te vergelijken met de topklasse van een Rolls-Royce.
Orgelspelen is echt mijn passie. Al kan ik tijdens de vakantie best een paar weken zonder. Niet alle tijd moet opgaan aan orgels en muziek. Ik vind het belangrijk om er voor mijn vrouw en onze vier kinderen te zijn.
Het lag niet echt voor de hand dat ik musicus zou worden. Bij ons thuis stond geen instrument. Nadat een buurjongen op zijn tiende verjaardag een orgel had gekregen, zat ik regelmatig bij de buren in de voorkamer orgel te spelen. Mijn vader en moeder besloten toen mij hetzelfde cadeau te geven voor mijn tiende verjaardag. Drie dagen later had ik de eerste orgelles. Als twaalfjarige speelde ik mijn eerste dienst, een trouwdienst van een nicht.
Ik genoot van het orgelspelen, maar aarzelde wel: word ik arts, ga ik theologie studeren om dominee te worden of kies ik voor een orgelopleiding aan het conservatorium? Op mijn vijftiende besloot ik voor muziek te kiezen.
Om goed te kunnen spelen, moet je hard blijven studeren, maar dat ervaar ik niet als strafwerk. Wie veel geld wil verdienen, moet geen organist worden. Als ik de studietijd, de reiskosten en de vergoeding voor de registranten afzet tegen de inkomsten, dan zijn er veel beroepen die beter betalen.
Spijt van mijn keus heb ik nooit gehad. Ik ben nog altijd enthousiast over het orgel en neem anderen daar graag in mee. Onder andere door op mijn concerten toegankelijke werken af te wisselen met zwaardere kost en door de kleurenpracht van een orgel zo goed mogelijk naar voren te laten komen. Registreren is selecteren. Evenals een orkestdirigent boetseer je met klanken. Daarvoor is een goed gevoel voor klank nodig.
Ik ben organist van de gereformeerde kerk vrijgemaakt in Rouveen, waar een Pelsorgel uit 1966 met achttien stemmen staat. Een prima studieorgel. Maar spelen op instrumenten als die in de Kamper Bovenkerk, de Grote Kerk in Zwolle of de Grote of Stephanuskerk in Hasselt is echt een feest. Niet alleen vanwege de historische orgels, maar ook dankzij de fraaie kerken en de heerlijke akoestiek. En toch: als ik een goed zingende gemeente op een doorsneeorgel begeleid, kan mij dat ook diep raken.”