Kerk in Libanon: Geen andere keus dan helpen
De kerk in Libanon heeft een metamorfose ondergaan, ziet dr. Alia Abboud. De explosie in de haven van Beiroet heeft die verandering onderstreept. „Veel kerken zien het nu als hun tweede natuur om anderen te helpen.”
Wat doe je als kerk als de samenleving totaal is opgedeeld langs etnische en religieuze scheidslijnen? In veel gevallen is het antwoord niet zo heldhaftig: je gaat mee in dat hokjesdenken. Dat gebeurde in elk geval in Libanon na afloop van de Libanese Burgeroorlog (1975-1990). Het groepsdenken raakte verankerd in de nationale psyche. De ander, dat was de vijand.
Maar zo bleef het niet. Een nieuwe crisis diende zich aan in de vorm van honderdduizenden Syrische vluchtelingen, en ditmaal zou het een crisis zijn die de kerk ten goede zou veranderen. Die crisis begon tien jaar geleden, bij de start van de Syrische Burgeroorlog. Miljoenen Syriërs verlieten huis en haard en het immense aantal van 1,5 miljoen kwam terecht in Libanon – een land dat zelf nauwelijks 4 miljoen inwoners telt.
De impact van die vluchtelingenstroom is nauwelijks te overschatten. De ander was sowieso al de vijand, maar zéker de Syriër. „En het probleem was: ze waren overal”, herinnert dr. Alia Abboud zich. „In sommige andere landen werden Syriërs opgevangen in kampen, maar hier was en is dat geen optie. Er zijn simpelweg te veel Syriërs en te weinig opvangplekken.”Abboud is manager bij de Lebanese Society for Educational and Social Development (LSESD). Dat is een christelijke parapluorganisatie die de lokale kerk wil versterken en daardoor de samenleving wil dienen. De organisatie werkt onder meer samen met het Nederlandse Tear.
Abboud en haar collega’s hadden vanaf het begin van de toestroom van vluchtelingen de handen meer dan vol. „Stel je voor: voorgangers spreken over de liefde van God, de liefde tot onze naaste, de noodzaak van vergeving. En dan word je opeens omringd door vijanden. Dat stelde kerken voor een enorme uitdaging.”
Maar de handschoen werd opgepakt. Doorgaans gebeurde dat niet allereerst door de voorgangers, maar de veranderingen kwamen van onderop. „In veel gevallen klonken de profetische geluiden vanuit de gemeente. Er waren mensen die opstonden en zeiden: We moeten hier iets mee als kerk van Christus.”
Niet klaar
Abboud herinnert zich een kerk vlak bij de Syrische grens. „Mijn mensen zijn hier niet klaar voor”, verontschuldigde een pastor zich destijds. „Te veel gemeenteleden zijn beschadigd door ervaringen met Syriërs. Ik weet wel wat er moet gebeuren: ik moet op mijn knieën en ik zal God vragen of Hij me wil laten zien wanneer we hier iets mee moeten.”
Het antwoord liet niet op zich wachten. Enkele jaren later was de situatie totaal anders: de pastor heeft nu diverse onderwijscentra voor Syrische kinderen opgestart waar honderden vluchtelingen van profiteren.
Of wat te denken van die Libanese kerk die jaren geleden mede tot stand kwam doordat stellen hun trouwringen in de collectezak stopten? De predikant herinnerde zijn gemeente eraan dat ze toen hadden beloofd dat de kerk voor iedereen zou zijn die God tot de kerk zou roepen. Die zondag vormde het startsein voor kerkdiensten voor vluchtelingen.
Wie naar Alia Abboud luistert, hoort verhaal na verhaal. In het kantoor van LSESD in de wijk Mansourieh, even buiten Beiroet, praat ze snel en gepassioneerd, alsof ze de tijd geen kans wil geven om haar boodschap te doen vervluchtigen.
„Voor mij is dit resultaat niet iets wat door menselijke inspanningen tot stand kon komen”, zegt ze meermalen gedecideerd. „Hier zie ik God aan het werk. Iedere kerk heeft haar eigen verhaal, maar in al die verhalen is God bezig. Hij geneest mensen van beschadigingen die ze hebben opgelopen zodat ze kunnen worden ingezet voor Zijn werk.”
Dat werk is trouwens niet alleen preken. Juist niet. „Veel kerken hadden jarenlang het idee dat ze louter moesten evangeliseren. Maar dat is niet onze manier van werken. Wij hameren erop dat iedereen geholpen moet worden ongeacht iemands afkomst en ongeacht of iemand belangstelling heeft voor de boodschap. Het Evangelie is niet alleen proclameren maar ook uitleven. Wees een getuige van het Evangelie en verbind geen voorwaarden aan je hulp.”
Een holistische aanpak, kort gezegd, is waar LSESD voor staat. Een kerk die dat loslaat, versmalt haar taak. „Vergelijk het met een moskee die uitreikt in een arme christelijke buurt. Zou je als christen daarheen komen voor hulp als je verplicht zou worden daarbij de religieuze activiteiten van de moskee te bezoeken? Waarschijnlijk niet. En terecht. Wij willen de waardigheid van de mensen waarborgen.”
Sektarisme
Het gevolg van die aanpak is dat niet alleen de doelgroep is geholpen, maar dat ook de kerken zelf transformeren. „Een pastor zei: Eerder was uitreiken iets wat door drie of vier mensen gebeurde in onze kerk. Nu is iederéén erbij betrokken!”
De verandering is bovendien niet beperkt tot protestantse kerken. LSESD is vanouds verbonden aan baptistengemeenten, maar werkt nadrukkelijk onder en met álle kerken die de Bijbelse missie willen vormgeven om de handen en voeten van Jezus te zijn in hun gemeenschap. Ook een aantal maronitische (die de grootste groep vormen onder christenen in Libanon) en orthodoxe kerken doet mee.
Het sektarisme, waar Libanon berucht om is, is daarmee niet meteen uit de wereld geholpen. „Veel mensen blijven naar hun eigen organisaties gaan”, constateert Abboud. „In plaatsen waar dat wordt doorbroken, zien we vaak dat de leiders van de diverse gemeenschappen lokaal een goede relatie met elkaar hebben. Dat is cruciaal. Maar in elk geval zie ik binnen de evangelicale gemeenschap minder concurrentie en meer samenwerking dan voorheen.”
Tweede natuur
Het resultaat van die metamorfose bleek duidelijk na de laatste crisis: de gigantische ontploffing in de haven die Beiroet trof op 4 augustus. Rond de 200 mensen kwamen om en duizenden raakten gewond. De schade is nog altijd gigantisch. Maar voor veel kerken was dat geen reden om bij de pakken neer te gaan zitten.
„Het is fascinerend om te zien dat de kerken die aan de slag gingen voor Syrische vluchtelingen, nu óók degene zijn die in actie komen voor getroffen Libanezen in Beiroet”, zegt Abboud. „En dan heb ik het echt niet alleen over kerken in de hoofdstad. Ze komen overal vandaan, zelfs uit de Bekaavallei aan de grens met Syrië. Voor hen is een actieve rol in de samenleving een tweede natuur geworden. Ook jongeren doen daar volop aan mee. Jongeren waren de eersten die na de ontploffing op straat gingen opruimen.”
Dat klinkt mooi, maar tegelijk hebben christelijke gemeenschappen de grootste moeite om jongeren in het land te houden, zo blijkt steeds weer in gesprek met pastors en met jongeren zelf. De overgrote meerderheid wil vertrekken.
Abboud herkent dat. „Dit is de grootste uitdaging voor Libanon als geheel, en zeker ook voor de kerken. En het is niet makkelijk om er pasklare antwoorden op te geven, omdat deze situatie nog heel nieuw is. Een pastor in de Bekaavallei gebruikte het beeld dat Libanon nu is als een kar die van een helling af rijdt. Hij gaat steeds harder en we weten niet hoe het eindigt.”
Jongeren veroordelen omdat ze willen vertrekken is in elk geval niet de weg die Abboud op wil. „Iedereen kent zijn eigen situatie het best. Maar we willen in elk geval doen wat we kunnen om een omgeving te creëren waarin jongeren willen blijven.”