Patiënt is minder angstig dankzij invoelende arts
Gesprekken met een arts blijven een ernstig zieke patiënt vaak lang bij. Zeker als de uitslag minder goed is dan gehoopt. Maar hoe een arts de boodschap overbrengt, maakt wel verschil. Bij een invoelende dokter ervaart de patiënt minder angst en stress. „Als je voelt dat ze om je geven, werkt dat helend.”
Ze weet de datum nog precies: 17 december 2014. Op die dag krijgt Suzan Murre (60) uit Nieuwdorp te horen dat ze kanker heeft. Borstkanker. Ze tobt dan al jaren met een „onrustige borst” en is meerdere keren behandeld voor cystes en kalkspatten. Toch komt de boodschap als een klap.
Suzan ondergaat een operatie, vervolgens bestralingen en chemokuren. Vijf jaar lang krijgt ze medicatie. In augustus mag ze daarmee stoppen. „Fijn, maar ook griezelig. Hoe zal het nu gaan? vraag je je af.”
De Zeeuwse heeft tijdens de periode dat ze ziek is contact met diverse medisch specialisten: de chirurg die haar als eerste de boodschap van de ziekte brengt, een mammacareverpleegkundige –”mamma” is Latijn voor ”borst”–, een oncoloog, een plastisch chirurg. Aan allen bewaart ze goede herinneringen. Met haar oncoloog bouwt ze een goede band op. „Omdat zij zo’n fijne vrouw is, ging –en ga– ik altijd graag naar het ziekenhuis. Ook als de boodschap minder leuk was.”
De houding van een arts heeft veel invloed op de patiënt, ontdekte psycholoog Liesbeth van Vliet na recent onderzoek (zie ”Kleine gedragingen kunnen groot effect hebben”). Bij een empathische arts is een patiënt minder angstig, minder gestrest en meer tevreden. Van Vliet ontdekte dit door het analyseren van uitslaggesprekken tussen oncologen en borstkankerpatiënten. Bovendien onthouden patiënten met een invoelende arts de inhoud van het consult beter.
Zonder aarzeling noemt Suzan haar oncoloog empathisch. Waar hem dat in zit? „Ze liet me altijd mijn verhaal doen, wilde daar zelf wijzer van worden zodat ze mijn ervaringen kon doorgeven aan andere vrouwen. Ze was bijna een soort vriendin voor me.”
Een invoelende houding blijkt niet alleen uit wat gezegd wordt, beseft Suzan. Het non-verbale aspect is minstens zo belangrijk. „Ze typte mee als ik vertelde. Soms stopte ze even. Dan zei ze: Vertel maar. Of ze zei een poosje helemaal niks. Dat was niet beklemmend.”
De aandacht hield niet op bij de behandeling en het voeren van controlegesprekken. In periodes dat het minder goed ging, kon het gebeuren dat Suzan thuis opgebeld werd door haar oncoloog. „Dan had ze bijvoorbeeld vijf minuten de tijd voordat de volgende patiënt kwam en belde ze nog even om te vragen hoe het ging.”
Dat soort kleine gebaren vindt Suzan „heel belangrijk.” Temeer omdat ze beseft ze dat artsen beperkt de tijd hebben. „Daar heb ik nooit iets van ervaren bij het borstkankerteam.”
De wetenschap dat deze mensen om hun patiënten geven, gaf niet alleen een fijn gevoel maar hielp Suzan ook in de strijd die ze voerde tegen kanker. „Misschien komt dat ook doordat ik alleen ben. Je praat niet iedere dag over dat soort diepe dingen. De artsen weten wat er gedaan moet worden en wat je te wachten staat. Als je voelt dat ze om je geven, werkt dat helend.”
Keukentafel
Als dokter heb je soms niet half in de gaten hoe belangrijk je bent voor een patiënt, zegt oncoloog Jan Drooger (38) van het Ikazia Ziekenhuis in Rotterdam. „Je wordt echt onderdeel van het leven van mensen. Iemand die net de diagnose borstkanker had gekregen, zei eens tegen me: Het was die eerste weken alsof u bij ons aan de keukentafel zat.”
Drooger voert bijna dagelijks slechtnieuwsgesprekken. Over een behandeling die niet aanslaat, over uitzaaiingen die zijn geconstateerd of over het feit dat iemand niet meer behandeld kan worden. Om die gesprekken op een goede manier vorm te geven, is de voorbereiding belangrijk. „Probeer ervoor te zorgen dat de dokter die het onderzoek aanvraagt, ook het gesprek doet over de uitslag. In een voorgesprek kun je dan al een duidelijk scenario schetsen over het onderzoek en een patiënt meenemen in de overwegingen die moeten worden gemaakt. Op die manier is een patiënt beter voorbereid op het echte slechtnieuwsgesprek.”
Tijdens zo’n gesprek is het belangrijk om rust te creëren, zegt Drooger. Een van de eerste lessen die hij internisten in opleiding meegeeft over slechtnieuwsgesprekken, is dus altijd: geen telefoon bij je hebben. „Je wilt niet dat die afgaat tijdens het gesprek.”
De oncoloog, die sinds zes jaar in het Ikazia Ziekenhuis werkt, probeert tijdens het consult oog te hebben voor de emoties van een patiënt. Regelmatig checkt hij of de persoon tegenover hem nog echt luistert. Bijvoorbeeld door even een stilte te laten vallen en non-verbaal in contact te blijven. En soms door concreet te vragen wat de boodschap met iemand doet. „Een patiënt heeft meestal de neiging om weer door te gaan en te kijken wat de volgende stap is in de behandeling. Even achterover leunen en de emoties de ruimte geven, is vaak beter. Daarna kun je weer doorpakken en bespreken wat de uitslag voor de patiënt betekent.”
Collega-oncoloog Marloes van Dongen (38), werkzaam bij het Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis in Amsterdam, probeert zich in haar gesprekken zo veel mogelijk in te leven in de patiënt die tegenover haar zit. „Met de meeste mensen heb je een intense band, omdat je hen regelmatig treft in een kwetsbare periode van hun leven. Ernstig zieke mensen zie ik wekelijks. Daardoor leer je hen nog beter kennen. Elk mens is anders. Maar iedereen is zenuwachtig voor een uitslag.”
Veel lastiger vindt Van Dongen het om een slechte boodschap te moeten brengen aan een patiënt die ze niet kent. „Zo’n patiënt laat ik eerst even aarden, al draai ik er geen minuten omheen. Meestal gebruik ik een paar introducerende zinnen, waarin ik benadruk dat we elkaar voor het eerst zien, juist nu er een CT-scan is gemaakt.”
Rollenspel
Ook met een glimlach, knikje of aanraking kan een arts zijn medeleven laten blijken. Corona heeft de mogelijkheden om op een non-verbale manier empathie te tonen erg verkleind, geeft Van Dongen aan. „Op het moment dat iemand slecht nieuws kreeg, legde ik vaak even mijn hand op de arm of gaf ik een steviger handdruk bij het vertrek. Dat kan nu niet en dat maakt het killer.”
Beide oncologen merken dat empathie een groot effect op een patiënt kan hebben. Drooger: „Dat verbaal of non-verbaal uiten, geeft mensen rust.” Toch kan een slechte boodschap, ongeacht of deze invoelend gebracht wordt, er alsnog voor zorgen dat iemand blokkeert, merkt Van Dongen soms. „Onlangs was een vrouw bij mij op de polikliniek die al jaren verschillende palliatieve behandelingen kreeg, maar toch volledig blokkeerde na slecht nieuws. Toen hebben we afgesproken dat ze naar huis zou gaan en dat ik later die week zou bellen. Toen ik haar vrijdag sprak, was ze een heel ander mens en konden we het gesprek voortzetten.”
In de studie geneeskunde en de opleiding tot medisch specialist komt steeds meer aandacht voor het voeren van slechtnieuwsgesprekken, geven beiden aan. „Oudere collega’s hebben soms nagenoeg niets daarover gehad in hun opleiding”, zegt Drooger. „Tijdens mijn studie –meer dan tien jaar geleden– ging het er al over, nu is dat alweer meer. Ik ben er soms van onder de indruk hoe goed arts-assistenten die net uit de opleiding komen, het doen.” In de opleiding worden slechtnieuwsgesprekken onder meer geoefend door middel van rollenspellen met lotuspatiënten, mensen die zich inleven in de rol van iemand die ziek is.
Hoe goed die aandacht in de opleiding ook is, echt leren doe je het pas in de praktijk, zeggen beide artsen. Het verschil tussen een simulatiepatiënt en een echte patiënt is daarvoor volgens Drooger te groot. Ook iemands karakter speelt een rol, denkt Van Dongen. „Invoelingsvermogen kun je niet helemaal aanleren. Hoe empathisch je bent, hangt af van je persoonlijkheid.”
Pieterpad
Nu, na zes jaar ziekte, gaat het goed met Suzan Murre. Via Winst uit Verlies –een reformatorische stichting voor lotgenotencontact tussen mensen met kanker– deed ze nieuwe contacten op die hetzelfde doormaakten als zij. De Zeeuwse is avontuurlijk aangelegd en maakte voor ze ziek werd grote wandeltochten door bijvoorbeeld de Himalaya of Turkije. Zeven jaar geleden begon ze aan het Pieterpad. Dat moest ze onderbreken omdat ze ziek werd. Afgelopen zomer pakte ze haar wandeltocht weer op. Via de bossen van Drenthe is ze nu beland in het Limburgse Gennep. „Dat wandelen doet me heel goed. Het is mijn nieuwe avontuur geworden.”