De vijfdaagse beraadtermijn voor onbedoeld zwangere vrouwen die een abortus overwegen, moet worden geschrapt uit de abortuswet.
Dat stelden PvdA en GroenLinks donderdagochtend voor.
Donderdagavond debatteert de Tweede Kamer over een scala aan medisch-ethische thema’s. Daarbij komt ook het eind juni gepresenteerde evaluatieonderzoek over de abortuswet aan bod.
In dat rapport staat dat de minister van Volksgezondheid opnieuw zou moeten bezien of de voordelen van de termijn nog opwegen tegen de nadelen ervan. Er zijn, zo stellen de onderzoekers, geen signalen dat een vaste beraadtermijn nodig is als waarborg voor zorgvuldige besluitvorming, „terwijl zij wel knelpunten oplevert.” Als voorbeelden worden onder meer genoemd dat vrouwen de termijn als belastend kunnen ervaren en dat ze erdoor onder tijdsdruk kunnen worden geplaatst.
In het reageerakkoord spraken VVD, CDA, D66 en CU af dat de huidige wetgeving in deze kabinetsperiode leidend zou zijn. Dat sluit echter niet uit dat VVD en D66 zich aan de zijde van de twee oppositiepartijen scharen. Beide hebben er nooit een geheim van gemaakt dat de termijn ook wat hen betreft mag verdwijnen. Voor het schrappen ervan moet bovendien de wet worden gewijzigd. Dat biedt de liberale regeringspartijen ruimte voor de toezegging om na de verkiezing te zullen meewerken aan een dergelijk initiatief.
De drie christelijke partijen willen vasthouden aan de wettelijke denkpauze. „Een abortus is een ingrijpende behandeling en een moeilijke afweging. Je wilt er achteraf geen spijt van hebben en je moet niet onder druk van anderen staan. Er zijn ook alternatieven voor abortus om af te wegen. Als CDA houden we daarom vast aan de vijf dagen bedenktijd in de wet”, aldus CDA-Kamerlid Harry van der Molen woensdagochtend.
CU-Kamerlid Carla Dik-Faber noemt het afschaffen van de termijn onverstandig. „Juist als het gaat om dit soort afwegingen rond het begin van het leven is bedachtzaamheid en zorgvuldigheid op zijn plaats.” De CU wil er ook op aandringen bij het kabinet dat onbedoeld zwangere vrouwen tijdens de beraadtermijn altijd worden gewezen op alternatieven voor een abortus.