De stelligheid waarmee dr. M. Klaassen over ivf-behandelingen spreekt, roept pijn en verwarring op.
”Ivf-behandeling vraagt een te hoge prijs”, kopt een betoog in de rubriek Toegespitst (RD 5-10) over de dilemma’s van christelijke echtparen die kampen met onvruchtbaarheid. Dr. M. Klaasen biedt in zijn betoog een handreiking door daarin grenzen te duiden.
Twintig jaar geleden zochten mijn man en ik onze weg in deze dilemma’s. We ontdekten al snel dat het een eenzaam pad is; je begint aan een onbekend traject waarin je zoekend je weg probeert te vinden. En dan verkeerden wij nog in de bevoorrechte omstandigheid dat we, door mijn opleiding en werk, bovengemiddeld op de hoogte waren van de behandelmogelijkheden en de daarmee samenhangende ethische vraagstukken. Daardoor konden we al voor we aan het traject begonnen over onze grenzen nadenken in de cruciale vraagstukken die op ons af zouden komen.
Het waren de beschreven dilemma’s die maakten dat wij het traject niet tot dat einde konden doorlopen. Zo bezien zou het betoog van dr. Klaassen me moeten hebben gesterkt en bevestigd in onze beslissing destijds. En toch was dat niet het geval. Het stuk deed pijn. En dat verwarde me, want hoe kan een betoog dat inhoudelijk onze overwegingen verwoordt toch pijn en verwarring oproepen?
Worstelend zoeken
Wat mij allermeest raakt, zijn de zakelijke, stellige formuleringen: echtparen „moeten beslissen”, „moeten kiezen” en „moeten beseffen” dat bepaalde keuzes en mogelijkheden „geen optie” zijn. De gevoelswaarde van deze woorden sluit op geen enkele manier aan bij de wijze waarop we onze weg door dit traject gingen. Die kenmerkte zich vooral door een worstelend en tastend zoeken, en maar zelden door een stellig weten. Juist dit element ontbreekt in Klaassens woordkeus.
Vaak vindt bij ivf, zeker toen de mogelijkheid slechts één embryo te laten ontstaan niet beschikbaar was, selectie plaats door mensen: selectie van de beste embryo’s om de kans op een gezond kind te optimaliseren, selectie van embryo’s om te bewaren voor latere terugplaatsing, en eventueel selectie van embryo’s die ‘goed’ genoeg zijn om alsnog teruggeplaatst te worden. Maar elke embryo is een uniek mensje in wording. Hebben wij het recht om de beslissing of een uniek mensje in wording wel of geen kans krijgt om tot een volwaardig mens uit te groeien in de handen te leggen van mensen? En zelfs deze vraag groeide via een zoekend worstelen uit tot een stellig weten.
Het tweede punt dat mij raakte, is de stelligheid die doorklinkt in de vraag: „Wat blijft er over van het wonder van het ontstaan van menselijk leven, ontstaan uit de liefde en het één vlees worden van man en vrouw?” Zouden kinderloze echtparen niet meer dan wie ook beseffen hoe groot het wonder van nieuw leven is? Zij hebben als geen ander ervaren hoe de vanzelfsprekendheid ervan wegvalt, wanneer nieuw leven door de natuurlijke weg van gemeenschap uitblijft. En zouden echtparen die langs de natuurlijke weg geen kinderen ontvingen, niet des te dieper doordrongen zijn van het wonder van nieuw leven, wanneer zij door de onmogelijkheid heen alsnog kinderen kregen? En anderzijds: staat het oprechte besef van het wonder van het nieuwe leven niet evenzeer onder druk als gemeenschap gepaard gaat met bezorgdheid om een mogelijke nieuwe zwangerschap, wanneer in korte tijd al meerdere kinderen geboren zijn? Kortom, heeft deze vraag niet een veel bredere geldigheid? Wie van ons staat er werkelijk stil bij het wonder dat elk nieuw leven is?
Gebed
Het laatste punt dat me raakte, is de zinsnede dat kinderloosheid „de voedingsbodem mag zijn voor aanhoudend gebed.” Geen enkel advies kregen we vaker dan het advies onze kinderloosheid aan de Heere voor te leggen. En ik wil daar niets van afdoen! Maar ik mis vaak het besef dat zelfs bidden een zoektocht kan worden en met vragen gepaard gaat: Waaruit bestaat een oprecht gebed als het gaat om kinderloosheid? Hoe lang mag je bidden om de kinderzegen? Kan en mag het gebed om de kinderzegen ook ophouden?
Bovendien, is een aanhoudend gebed niet ook een opdracht met een veel grotere reikwijdte dan kinderloosheid? Als onze bede werkelijk is om de Heere te volgen, wat de omstandigheden, inclusief kinderloosheid, ook zijn, dan blijft slechts het gebed over dat ook door mijn leven Zijn Naam verheerlijkt wordt.
De auteur is universitair docent bij de afdeling Verplegingswetenschap van het UMC Utrecht. Zij schreef dit stuk op persoonlijke titel.