Wil refovrouw weer handelingsonbekwaam worden?
De vrouw is los, ook in het reformatorische volksdeel, en de mannen krijgen haar niet meer terug in het hok van keuken en kinderen. Hoogopgeleide vrouwen die leidinggeven, gaan een keer vragen: „Waarom mogen wij in de kerk niet meebeslissen?”
Onlangs las ik ”Cécile en Elsa, strijdbare freules” van Elisabeth Leijnse. Prachtig, een boek over twee vrouwen uit ”de hogere kringen” die streden voor gelijke rechten voor man en vrouw. Het is de negentiende eeuw, de tijd dat de vrouw geen stemrecht heeft en geen getuige mag zijn bij een huwelijk. De getrouwde vrouw is handelingsonbekwaam; bij belangrijke beslissingen moet haar man toestemming geven.
Het boek zette mij aan het denken: Waar waren de kerken in dat emancipatieproces? Niet in de voorhoede of achterhoede, maar aan de andere kant van de frontlinie. Voor de verdediging van de mannenrechten. Vooral ”gereformeerde” christenen wezen het emancipatiestreven af. Met een beroep op ”Gods scheppingsordinantiën”. Een vrouw hoorde geen leidinggevende functie te hebben, zeker niet als ze daarbij over de man zou ”heersen”.
Een historische en theologische analyse van het emancipatieproces en de rol van (gereformeerde) christenen daarin lijkt me zinnig. Was het allemaal goddeloos? Willen reformatorische christenen terug naar de positie van honderd jaar geleden? Willen reformatorische vrouwen het actieve kiesrecht nog inleveren? Weer handelingsonbekwaam worden, zoals vóór 1956? Dus alleen met toestemming van haar man een bankrekening mogen openen? Ontslagen worden als ze trouwen? Ik weet vrij zeker van niet.
Zou het SGP-hoofdbestuur ervoor zijn? Of de synode van de Gereformeerde Gemeenten in de twee soorten die er zijn? Ik twijfel. Is dat, gemeten met de maat van de voormannen van toen, Kuyper en Kersten, geen beginselloosheid? Hellend vlak?
Verzet slijt
De discussie over het passief kiesrecht is illustratief. Lilian Janse werd als eerste SGP-vrouw in de gemeenteraad gekozen. Op Europees bevel moest de partij vrouwen op de lijsten toelaten. Maar een beginselvaste partij laat zich daardoor toch niet bepalen? Moet men Gode niet meer gehoorzamen dan de mensen?
Het blijft rond dit item dan ook erg stil binnen de SGP. Fractieleider Van der Staaij hult zich doorgaans in stilzwijgen. Dat betekent altijd wat, namelijk dat het geen principiële kwestie meer is. Het is de wapenstilstand die voorafgaat aan de overgave. Men geeft het vrij en ontwijkt de discussie in een ongemakkelijk besef dat het niet tegengehouden kan worden en misschien ook wel niet tegengehouden hoeft te worden. Innerlijk is de kopgroep al om. Terwille van de achterhoede houdt men het thema stil.
Een aardige parallel is de kwestie van de vrouw in het ambt binnen de Gereformeerde Bondsgemeenten. Na 1957, het jaar waarin de Nederlandse Hervormde Kerk vrouwen tot het ambt toeliet, is het bestreden. Fel en heftig. Sommige afgevaardigden voelden zich op elke kerkelijke vergadering geroepen om ertegen te protesteren. Maar dat houdt niemand vol. Ook verzet slijt. De tijd werkt tegen je. We zien dat de eerste Gereformeerde Bondsgemeenten nu overstag gaan en vrouwen in de kerkenraad hebben.
Piketpaaltjes
De vrouw is los, ook in het reformatorische volksdeel, en de mannen krijgen haar niet meer terug in het hok van keuken en kinderen. Hoogopgeleide vrouwen met een leidinggevende functie gaan een keer vragen: „Waarom mogen wij in de kerk niet meebeslissen?”
Broeders, u had dit kunnen voorzien en deze vrouwen middelbaar en hoger onderwijs moeten ontzeggen. Heeft de kameel eenmaal permissie om zijn neus door de tentopening te steken, dan wil hij meer, zegt men in Arabië.
Mijn punt is dit: Maak de balans op. Zeg tot waar u terug wilt gaan. Terug achter 1956, het jaar waarin de getrouwde vrouw handelingsbekwaam werd? Terug achter 1919, h et jaar van de invoering van algemeen actief kiesrecht voor de vrouw?
Hoe komt het toch dat behoudende christenen zo vaak op de verkeerde momenten hun hakken in het zand hebben gezet? Zoveel piketpaaltjes hebben geslagen, om ze na twintig jaar haastig uit het zand te trekken en ze honderd meter verderop even stevig weer in de grond te slaan? Alles met verwijzing naar Gods Woord, de belijdenisgeschriften, de gereformeerde beginselen. Elke keer weer. En elke keer weer met andere uitkomsten. „Vrouwen mogen niet stemmen.” „Ja, het mag toch wel.” Enzovoort.
Comfortzone
Het onderliggende probleem is dat van het conservatisme. Ik bedoel nu het angstige conservatisme: haal mij niet uit mijn comfortzone! Daar steekt meer psychologie dan theologie in. Die levenshouding is niet onschuldig, zoals men in de reformatorische wereld vaak denkt.
Ik had een keer een gesprek met een pastoor over bijgeloof. „Ach”, zei hij, „daar moet je niet zo zwaar aan tillen, het is gewoon geloof met nog iets erbij.” Daar was ik het als protestant niet mee eens en daarom ben ik het ook niet eens met de vergoelijking van de behoudzucht in reformatorische kringen. Het is geen plus bij het geloof, het is een min. Het vreet het geloof zelf aan. Het concurreert. Het is iets naast het geloof. Naast Christus blijkt er nóg een macht te zijn die heerschappij over mij heeft.
Veel potentieel
Ik voel de tegenwerpingen al komen: Moeten we dan al die nieuwe ontwikkelingen maar accepteren? Nee, maar we moeten ze ook niet allemaal verwerpen. De Geest werkt niet alleen door theologen en synoden, maar ook via geseculariseerde denkers en doeners. Dat denk ik tenminste, als ik in Jesaja 45 lees dat God de heidense koning Kores gebruikt om de Israëlieten weer terug te brengen naar Jeruzalem. De kinderen van het licht lopen wel eens achter bij de kinderen van de duisternis. Het vraagt om een geestelijke instelling om hier te kunnen onderscheiden wat ”des Geestes” is. Wat we nodig hebben, is een besef dat Christus ons in de vrijheid heeft gezet, ook om nieuwe wegen te gaan.
Ik reken mijzelf niet tot de reformatorische gezindte. Ik kom er wel uit, maar ben eruit gegroeid. Er ook een beetje eruit geduwd. Ik kijk er zonder rancune op terug. Soms maak ik me wel boos over wat ik daar hoor, maar vaker voel ik verbondenheid. Ik zie daar velen die met grote ernst en toewijding God willen dienen. Er moet in deze groep veel potentieel zijn. Wat zou er gebeuren als dat nog eens vrijkomt bij de mannen en zeker ook bij de vrouwen in deze kring?
De auteur is emeritus predikant van de Protestantse Kerk in Nederland en Bijbelwetenschapper.