Klaas Hendrikse had gevoel voor cultuur
Klaas Hendrikse was gevoelig voor cultuur. Maar die gevoeligheid moet wel in dienst staan van het evangelie, stelt prof. dr. Barend Kamphuis.
Op 28 juni was ik samen met een aantal andere leden van de stuurgroep Nationale Synode op bezoek bij de Remonstranten, in hun statige pand aan de Nieuwegracht in Utrecht. Het was een van de vele gesprekken die wij in deze maanden voeren met het oog op het voorgenomen ‘verbond van kerken’. Daar hoorden we dat ds. Klaas Hendrikse was overleden. Hij was indertijd als predikant van de Koorkerk in Middelburg verbonden aan een samenwerkingsgemeente van Vrijzinnig Hervormden en Remonstranten, dus de laatsten zagen hem ook als een van hen. In hun woorden klonk verbondenheid door en waardering.
Ik zat er een beetje ongemakkelijk bij. Tien jaar geleden heb ik behoorlijk kritisch geschreven over het boek van Hendrikse ”Geloven in een God die niet bestaat. Manifest van een atheïstische dominee”. Inmiddels heb ik bij verschillende gelegenheden de overtuiging uitgesproken dat gereformeerden het nodige van vrijzinnigen kunnen leren. Eerlijk gezegd dacht ik daarbij niet zozeer aan Hendrikse. Zou er toch geen reden zijn om nog weer eens terug te kijken op de discussie over zijn boek?
De kracht van de vrijzinnigheid is de gevoeligheid voor de eigen tijd en cultuur en de moed om met het oog daarop de boodschap van het evangelie opnieuw te doordenken en te verwoorden. Die gevoeligheid en moed kon Hendrikse niet ontzegd worden. Opgegroeid in een niet-gelovig gezin in de Alblasserwaard raakte hij gefascineerd door het geloof van de boeren en boerinnen daar, door hun aanvaarding van het leven. Maar zijn afkomst bleef hem altijd bij: inderdaad een atheïstische dominee, die een heel goed gevoel had voor wat leefde in een geseculariseerde wereld. De hype die rondom zijn boek ontstond liet zien dat hij daarbij gevoelige snaren wist aan te raken.
Tegelijk blijft de vraag: was dit inderdaad een doordenking en verwoording van het evangelie? Dietrich Bonhoeffer heeft zich tot het laatst van zijn leven verplicht gevoeld aan de erfenis van de liberale theologie, ondanks alle kritiek die hij ook op die theologie had gekregen. Tegelijk kon hij schrijven: „Aan God, aan Christus, moet ik voortdurend denken”. Voor hem was God een realiteit, omdat hij Hem kende in Christus. Hendrikse echter schreef, al in het begin van zijn boek: „De kerkelijke fixatie op Jezus zie ik als een dwaalspoor”. Hendrikses ontkenning van het bestaan van God hing onlosmakelijk samen met zijn relativering van de betekenis van Jezus Christus.
De PKN heeft de moeizame procedurele discussie rond Hendrikse inhoudelijk afgesloten met de pastorale handreiking „Spreken over God” uit 2010. Kern daarvan is de overtuiging dat we alleen kunnen spreken over God, omdat God zichzelf ter sprake heeft gebracht in Jezus. Dat lijkt me inderdaad onopgeefbaar.
Graag leer ik van Hendrikses gevoeligheid voor de cultuur, zijn intellectuele moed, zijn bereidheid om helemaal naast de mensen van vandaag te gaan staan. Maar dat alles heeft voor mij alleen maar betekenis als het in dienst staat van het evangelie van Jezus Christus. Navolging van Christus kan nooit een dwaalspoor zijn.
De auteur is emeritus-hoogleraar systematische theologie aan de Theologische Universiteit Kampen. Hij schrijft dit blog als lid van de onderzoeksgroep BEST.