Gebruik niet de tale Kanaäns maar hedendaags Nederlands
We komen dichter bij het hart van jonge mensen wanneer we in gangbaar Nederlands met hen spreken in plaats van in de bevindelijke, archaïsche taal uit vroeger eeuwen, betoogt I. J. Moret.
„Ben je al gedaagd voor de vierschaar?” „Ik zat onder de preek en het behaagde de Heere mij in mijn schuld en gemis te zetten.” „Gans ontbloot in mijn statelijke schuld en statelijke gemis.”
Wie begrijpt deze uitdrukkingen? Het zijn voorbeelden van bevindelijke taal. Die heeft zijn oorsprong in het taalgebruik van piëtistische theologen uit vroeger eeuwen. Veelal behoren deze theologen tot de stroming van de Nadere Reformatie. Hun taal werd later gemengd met de taal die op gezelschappen gebruikt werd.
Het is opmerkelijk dat vele ouderen en ook sommige jongeren zich nog steeds uitdrukken in zeventiende- en achttiende-eeuwse taal als het over geestelijke zaken gaat. Er wordt in dit verband ook wel gesproken over de ”tale Kanaäns”. Het is een taal die voor buitenstaanders moeilijk te volgen is. Volgens degenen die in bevindelijke taal communiceren is dat begrijpelijk, want je moet echt geestelijk leven hebben om deze taal te verstaan. Het kan dan ook gebeuren dat betrekkelijke buitenstaanders werkelijk niet weten waar het over gaat wanneer ze twee mensen in deze taal horen praten.
De tale Kanaäns is een manier van communiceren en converseren geworden waarbij nogal eens wordt nagepraat wat anderen zeggen. De bevindelijke taal heeft dan zijn eigen werkelijkheid geschapen. Het is eigenlijk niet meer dan een groepstaal, zonder werkelijke inhoud.
Toch wordt bevindelijke taal niet meer breed gedragen. Met name jonge mensen spreken liever op hun eigen manier over geloof en over hun zielenleven. Er ontstaat zo meer en meer afstand tussen wat men van de preekstoel en op de catechisatie hoort, en de uitdrukkingsvaardigheden van jonge mensen. Ouderen, en met name ambtsdragers, zien met argusogen toe hoe jongeren steeds meer op hun eigen manier over geloofszaken spreken. Er kan hierdoor zelfs argwaan en wantrouwen ontstaan bij ouderen over het geloofsleven van jongeren als zij in hedendaagse taal hierover communiceren. Zo dreigt er ook een kloof te groeien tussen generaties die het bemoeilijkt om met elkaar over geestelijke dingen te praten.
Armoede
Hoe moeten we daar nu met zijn allen tegenover staan? Het geeft van enige armoede blijk als we niet meer in gewone en begrijpelijke taal over geloofszaken kunnen praten. We gebruiken die ook wanneer we in het gewone leven met anderen praten op het werk of in andere verbanden. Waarom ons dan bedienen van archaïsch taalgebruik wanneer we met elkaar over geloofszaken en het zielenleven spreken? Het lijkt erop dat we deze taal op een hoger of bijzonder niveau willen houden. Ik denk niet dat dit nodig is. Onze normale hedendaagse spreek- en schrijftaal geeft voldoende mogelijkheden om uit te drukken wat er in ons hart leeft.
Ik ben er daarom voorstander van dat ambtsdragers en met name predikanten zich proberen uit te drukken in normaal gangbaar Nederlands. Gelukkig zijn er predikanten en ambtsdragers die dat doen, maar er zijn er ook die dat minder goed af gaat of die dat misschien niet willen. De idee om jonge mensen de tale Kanaäns te leren en allerlei uitdrukkingen te gaan verklaren en uitleggen lijkt mij niet verstandig. We komen dichter bij het hart van jonge mensen wanneer we in gewoon Nederlands met hen spreken. Dat jongeren de tale Kanaäns nu niet meer goed begrijpen, wil namelijk nog niet zeggen dat ze de geestelijke zaken niet kennen.
Levend instrument
Taal is een levend instrument. Zodra het gaat stollen is het niet goed meer te gebruiken voor een levendig communiceren met anderen. Helaas is er veel gestold taalgebruik dat lang niet altijd meer de echte lading dekt. Het is niet bevorderlijk voor een goed verkeer wanneer we het zeventiende- en achttiende-eeuwse taalgebruik krampachtig willen vasthouden en mummificeren om te communiceren over zaken van eeuwigheidsbelang.
We hebben de Heilige Geest dringend nodig om Gods Woord te leren verstaan. Zonder de leiding van die Geest begrijpen we helemaal niets. Maar we moeten diezelfde Geest ook niet voor de voeten lopen door het Woord van God en de uitleg daarvan en het spreken daarover te laten stollen in een taal die niet meer van deze tijd is.
De auteur is lid van de gereformeerde gemeente te Dordrecht en was actief in het jongerenwerk.